In deze civiele zaak heeft de vrouw in incident verzocht om doorverwijzing van de zaak naar de rechtbank. De kantonrechter, mr. A.M. van Diggele, heeft dit verzoek afgewezen op grond van artikel 93 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat hij bevoegd is om in deze zaak te beslissen. De man en vrouw zijn in gemeenschap van goederen getrouwd geweest en hebben in 2022 de echtscheiding uitgesproken. De man vordert betaling van de vrouw van de helft van de schulden, die gezamenlijk zijn ontstaan tijdens het huwelijk, ter hoogte van € 18.158,30, inclusief wettelijke rente. De vrouw stelt dat de rechtbank onbevoegd is, omdat het gaat om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, en verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag. De kantonrechter overweegt echter dat er geen sprake is van een verdeling van een huwelijksgemeenschap in de zin van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien schulden niet verdeeld kunnen worden zonder medewerking van de schuldeiser. De kantonrechter wijst het verzoek van de vrouw af en veroordeelt haar in de proceskosten van het incident, terwijl de man niet inhoudelijk op het verzoek heeft gereageerd. De zaak zal op 19 november 2024 weer op de rol komen voor het bepalen van een mondelinge behandeling.