ECLI:NL:RBOVE:2024:5738

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
08.336001.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en bedreiging met vuurwapen in Zwolle

Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het steken van twee slachtoffers met een mes tijdens een vechtpartij die plaatsvond op 17 december 2023. De verdachte heeft de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met een mes gestoken, wat resulteerde in levensbedreigend letsel voor [slachtoffer 1] en ernstig letsel voor [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van beide slachtoffers. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het bedreigen van een groep mensen met een balletjespistool. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, waardoor zij hun schadevergoeding alleen via de civiele rechter konden vorderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.336001.23 (P)
Datum vonnis: 5 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. C.R.J. van Assen is aangevoerd, en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] door mr. L.V.S. Cassese is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 22 oktober 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich al dan niet samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1 primair: poging tot moord op dan wel doodslag van [slachtoffer 1];
feit 1 subsidiair: zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer 1];
feit 2 primair: poging tot moord op dan wel doodslag van [slachtoffer 2];
feit 2 subsidiair: zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer 2];
feit 2 meer subsidiair: poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer 2];
feit 3: bedreiging met de dood dan wel zware mishandeling van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] door dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hen te richten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] voornoemd, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in de buik, althans het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade, aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een scheur in de milt en/of
- een scheur in een nier en/of
- onherstelbare schade aan de dikke darm (in verband waarmee operatief ingrijpen noodzakelijk was), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] voornoemd met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in de buik, althans het (boven)lichaam te steken;
2.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2],
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] voornoemd met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in de borststreek, althans het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade, aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
-een geperforeerde long (in verband waarmee medisch ingrijpen noodzakelijk was), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 2] voornoemd met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in de borststreek, althans het
(boven)lichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] voornoemd met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in de borststreek, althans het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, in ieder geval in Nederland, een of meerdere perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend, op korte afstand van voornoemde perso(o)n(en), een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (enige tijd) op voornoemde perso(o)n(en) te richten, althans zichtbaar bij zich te hebben.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder 1 primair en 2 primair (telkens impliciet primair) ten laste gelegde poging tot moord, omdat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 primair (telkens impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de onder 3 ten laste gelegde bedreiging van de groep personen wel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot moord.
Door de raadsman is betoogd dat evenmin sprake is geweest van een poging tot doodslag. Daartoe heeft hij gewezen op het proces-verbaal onderzoek wapen, waaruit volgens de raadsman blijkt dat het om een relatief klein mes ging. Verder heeft de raadsman gewezen op de letselrapportages waaruit blijkt dat ten aanzien van beide aangevers sprake was van een relatief laag risico op overlijden. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangevers heeft gehad. In dat verband heeft de raadsman onder meer gewezen op de verklaring van verdachte dat hij aangever [slachtoffer 2] per ongeluk heeft geraakt.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt, met dien verstande dat hij zich op het standpunt stelt dat niet bewezen verklaard kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad en dat verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 16 op 17 december 2023 is na sluitingstijd, buiten bij discotheek [bedrijf 1] in [plaats], ruzie ontstaan. De aanleiding van deze ruzie is niet precies duidelijk geworden. Vervolgens is een groep personen, waaronder aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de getuigen [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6], achter één of twee personen aangerend. Allen renden de naastgelegen [straat] in. Daar heeft verdachte een balletjespistool uit zijn jaszak gepakt en dit pistool op deze groep gericht (feit 3). Hierna is een vechtpartij ontstaan waarbij het pistool van verdachte is afgepakt. Verdachte is op de grond terecht gekomen en door verschillende personen uit de groep geslagen en geschopt. Verdachte is kort hierop de voortuin van een woning gelegen aan de [straat] in gelopen. Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn achter hem aangelopen. Verdachte heeft toen een mes aan medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) gevraagd. [medeverdachte] heeft het mes aan verdachte gegeven. Vervolgens heeft verdachte aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met dit mes gestoken (feiten 1 en 2).
Verdachte heeft [slachtoffer 2] één keer gestoken, waarbij [slachtoffer 2] aan de linkerzijde van de borstkas, een aantal centimeter onder de linker oksel, een steekwond heeft opgelopen. Hierbij is de linker onderkwab van de long aangeprikt waardoor [slachtoffer 2] een klaplong heeft opgelopen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] ook één keer gestoken, waarbij [slachtoffer 1] aan de linkerzijde van de buik, in verticale lijn van de oksel, ter hoogte ven de achtste rib, een steekwond heeft opgelopen. [slachtoffer 1] heeft hierdoor orgaanschade van de dikke darm, linker nier en milt opgelopen.
3.3.2
Feiten 1 primair en 2 primair.
Poging tot moord, voorbedachte raad
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat voor handelen van verdachte met voorbedachte raad. De rechtbank acht poging tot moord daarom niet bewezen.
Poging tot doodslag, voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte vol opzet had op de dood van beide aangevers. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van beide aangevers en daarmee van poging tot doodslag.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van aangevers – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan die kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
De rechtbank is van oordeel dat het in de linkerzijde van de buik steken naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans geeft op de dood van het slachtoffer. Op deze plek in het lichaam bevinden zich immers meerdere kwetsbare en vitale organen. Een verwonding aan deze vitale organen kan levensbedreigend zijn en tot de dood leiden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het steken niet met chirurgische precisie is verricht, maar heeft plaatsgevonden in een hectische dynamische situatie. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat het letsel aan de buik van [slachtoffer 1], blijkens de letselrapportage van 15 oktober 2024, ook daadwerkelijk levensbedreigend is geweest.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten: het doelbewust met een mes met een lemmet van 8,5 centimeter uithalen in de richting van [slachtoffer 1] en hem daarbij in de buik steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij één of meer vitale delen van het lichaam van [slachtoffer 1] zou raken en dat hij aldus dit slachtoffer van het leven zou beroven. Dat verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van deze aanmerkelijke kans op de dood is niet aannemelijk geworden. Daarmee heeft verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
De rechtbank kwalificeert dit handelen van verdachte dan ook als een poging tot doodslag, zoals (impliciet) primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] (feit 2 primair)
De rechtbank is van oordeel dat het in de linkerzijde van de borstkas, een aantal centimeter onder de linker oksel, steken eveneens naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans geeft op de dood van het slachtoffer. In het bovenlichaam bevinden zich immers meerdere kwetsbare en vitale organen. Een verwonding aan deze vitale organen kan levensbedreigend zijn en tot de dood leiden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het steken niet met chirurgische precisie is verricht, maar heeft plaatsgevonden in een hectische dynamische situatie. Dat het geconstateerde letsel uiteindelijk geen risico op overlijden heeft opgeleverd, staat het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood niet in de weg. Het gaat immers om de vraag of sprake is geweest van zodanig gevaarzettend handelen dat daarmee een aanmerkelijke - en reële - kans in het leven is geroepen dat het slachtoffer daardoor zou komen te overlijden. Hiervan was in dit geval sprake. Hierbij neemt de rechtbank de inhoud van de letselrapportage van 21 mei 2024 in aanmerking waarin staat dat steekletsel in de borst met name dodelijk is wanneer de long, het hart of een groot bloedvat is geraakt.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten: het met een mes met een lemmet van 8,5 centimeter in de linkerkant van de borstkas steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij één of meer vitale delen van het lichaam van [slachtoffer 2] zou raken en dat hij aldus dit slachtoffer van het leven zou beroven.
Bij het voorgaande heeft de rechtbank verder betrokken dat uit de letselrapportage van 21 mei 2024 blijkt dat het steekletsel in ieder geval tot in de borstholte kwam en de linker onderkwab van de long is aangeprikt, met een klaplong als gevolg. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit erop dat verdachte [slachtoffer 2] krachtig met het mes heeft geraakt. Dat verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van deze aanmerkelijke kans op de dood is niet aannemelijk geworden. Daarmee heeft verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] gehad. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
De rechtbank kwalificeert dit handelen van verdachte dan ook als een poging tot doodslag, zoals (impliciet) primair ten laste is gelegd.
De onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag is daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.3.4
Feit 3
De rechtbank acht op basis van de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de getuige [slachtoffer 4] en het onderzoek naar het wapen door de politie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen met het balletjespistool heeft bedreigd. De verklaring van verdachte dat hij het pistool wilde pakken, maar dat het uit zijn zak op de grond viel en dat hij dit pistool dus op niemand heeft gericht, wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Gelet hierop is ook het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] voornoemd, met een mes, eenmaal met kracht in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij op 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] voornoemd met een mes eenmaal met kracht in de borststreek, althans het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 17 december 2023 te [plaats], in de gemeente Ommen, meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigend, op korte afstand van voornoemde personen, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde personen te richten, althans zichtbaar bij zich te hebben.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich overeenkomstig de door hem overgelegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. De raadsman heeft hiertoe gesteld dat verdachte door de groep hevig in elkaar is getrapt, dat hij aan deze groep wist te ontkomen, dat hij gedesoriënteerd in een tuin terecht is gekomen, dat hem daar een mes is gegeven en dat hij toen opnieuw door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is belaagd en toen het mes heeft gebruikt. Op dat moment was op zijn minst sprake van een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir, op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt omdat zijn gedraging niet kan worden aangemerkt als verdediging, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Een beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Bestendige rechtspraak brengt mee dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich hierop beroept, op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als verdediging, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht (vgl. HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, rov. 3.3).
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, geen beroep op noodweer rechtvaardigen.
Uit onderzoek aan de in beslag genomen telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte op 17 december 2023 verschillende Snapchat-berichten naar (het account van) [medeverdachte] heeft gestuurd waaruit af te leiden valt dat verdachte al eerder die nacht op een gewelddadige confrontatie met iemand uit was. Zo schrijft verdachte om 01:59 uur: “
ik heb rozie”, “
haal die ganu”, “
snel”, “
Nog miss der bij”, “
Ik ga hem kkr hard schieten”, “
ik ga hem kkr hard pakken”. De rechtbank leidt hieruit af de verdachte al voor 2:00 uur ruzie met iemand in [bedrijf 1] heeft gehad, dat hij toen al vroeg om een pistool te halen en dat hij de persoon met wie hij ruzie had ‘hard’ wilde pakken. Dat verdachte met deze berichten slechts stoer wilde doen voor een meisje, acht de rechtbank, in het licht van de gebeurtenissen die hierna zijn gevolgd, niet aannemelijk.
Om 02:58 uur schrijft verdachte aan [medeverdachte]: “
ik ben buiten kom snel” en ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij na sluitingstijd naar de auto is gegaan en dat hij daar een balletjespistool en een mes in zijn zak heeft gedaan. Verdachte heeft ter zitting verder verklaard dat hij op dat moment een groep mensen voorbij zag rennen, dat hij uit nieuwsgierigheid wilde kijken wat er aan de hand was, dat hij toen het mes aan [medeverdachte] heeft gegeven en dat hij hierna met het balletjespistool nog in zijn broek achter de groep is aangerend. Dat hij vergeten was dat hij het balletjespistool op dat moment nog in zijn zak, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen is genoegzaam af te leiden dat verdachte toen willens en wetens een confrontatie heeft opgezocht. Hij heeft zich voorzien van een wapen en wist dat hij daarmee in een netelige situatie terecht zou komen. In de explosieve situatie die daarop volgde, en waarvan de precieze feitelijke toedracht, gelet op de verschillende verklaringen die hierover zijn afgelegd, niet duidelijk is geworden, heeft verdachte het balletjespistool uit zijn jaszak gepakt en heeft hij de groep daarmee bedreigd.
Nadat vanuit de groep in reactie hierop het vuurwapen van hem is afgepakt en verdachte door de groep hardhandig is geslagen en geschopt, heeft verdachte zich niet aan de situatie onttrokken. Integendeel. Eerst heeft hij gezegd: “kom één op één” en nadat de vechtpartij al enige minuten voorbij was, bleef hij de confrontatie met personen uit de groep zoeken en hen provoceren.
Volgens getuige [getuige], die in de betreffende straat woont, heeft verdachte bij het opstaan na de vechtpartij zijn bovenkleding uitgetrokken en heeft verdachte hierna met ontbloot bovenlijf door de straat gelopen. [getuige] heeft ook verklaard dat hij heeft gezien dat de groep na het vechten weer in de richting van [bedrijf 1] is gelopen, dat verdachte ook in die richting liep en dat hij daarbij heeft geschreeuwd.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte hem toen heeft uitgedaagd en dat verdachte daarbij heeft gescholden en geschreeuwd: “Kom dan, kom dan”.
Ook getuige [slachtoffer 6] heeft verklaard dat verdachte aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de tuin opnieuw heeft uitgedaagd en dat hij daarbij iets zei in de trant van “kom dan!”.
Verdachte heeft vervolgens op enig moment in de tuin het mes aan [medeverdachte] gevraagd en die heeft het mes aan verdachte gegeven. Vervolgens heeft hij achtereenvolgens aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met dat mes gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde gedragingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm - naar de kern bezien - aan te merken als aanvallend van aard. Verdachte was van meet af aan gericht op een confrontatie en heeft deze, voorzien van een wapen, ook opgezocht.
Het vorenstaande brengt mee dat het beroep op noodweer reeds om die reden niet slaagt. Het verweer wordt verworpen.
Ook voor het overige zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 287 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2 primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft verder een beroep gedaan op noodweerexces.
Nu geen sprake is geweest van een situatie waarin verdachte het recht toekwam zich te verdedigen tegenover de slachtoffers, komt verdachte evenmin een beroep op
noodweerexces toe. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij een eventuele veroordeling een fors voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd. De raadsman geeft in overweging een gevangenisstraf op te leggen van 48 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, dan wel een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag waarbij hij twee jongens met een mes heeft gestoken. Daarbij heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] levensbedreigend letsel opgelopen en heeft ook het slachtoffer [slachtoffer 2] zeer ernstig letsel opgelopen. Zonder medisch ingrijpen had het nog erger af kunnen lopen. Daarnaast heeft verdachte een groep personen met een op een vuurwapen gelijkend balletjespistool bedreigd.
Verdachte heeft hiermee niet alleen op een flagrante wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers, maar hij heeft ook een gevoel van onveiligheid bij hen teweeggebracht. De gebeurtenis heeft een enorme impact op de slachtoffers gehad. Zij kampen nog steeds met de lichamelijke en psychische gevolgen van het voorval.
De rechtbank rekent verdacht zijn handelen zwaar aan, ook vanwege de omstandigheid dat deze feiten zich ‘s nachts op straat in een woonwijk hebben voorgedaan waar op dat moment veel omstanders aanwezig waren. Het behoeft geen betoog dat dit ook bij hen en de bewoners gevoelens van onveiligheid teweeg heeft gebracht. Ook voor de samenleving in het algemeen geldt dat dergelijke misdrijven gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat een langdurige gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 26 september 2024, waaruit onder meer blijkt dat verdachte bij strafbeschikking van 6 maart 2023 een werkstraf van 24 uren is opgelegd wegens uitgaansgeweld gepleegd op 18 september 2022 in Stadskanaal.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een pro Justitia rapportage van 15 juli 2024 opgemaakt door drs. A.J. van den Dorpel, GZ-psycholoog en drs. D.C.W.H. Naus, psychiater, beiden verbonden aan de Observatieafdeling van Forensisch Centrum Teylingereind.
Beide deskundigen hebben geen psychische stoornis bij verdachte geconstateerd en zij adviseren om verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen. Verder schrijven zij dat uit hun onderzoek geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies over verdachte van 10 oktober 2024. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Omdat er zorgen zijn over het toenemende grensoverschrijdende gedrag van verdachte adviseert de reclassering om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling door de Evenaar (centrum voor culturele psychiatrie), het volgen van een opleiding, en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering ziet, net als de pro Justitia rapporteurs, geen aanwijzingen om het jeugdstrafrecht toe te passen en adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen om verdachte de ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen en om het volwassenenstrafrecht toe te passen over.
Alles afwegende zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf op leggen dan is geëist. Daarvoor acht de rechtbank van belang de zeer jonge leeftijd van verdachte (toen hij de feiten pleegde was hij 18 jaar en dus net meerderjarig), dat verdachte zelf ook geschopt en geslagen is, waaronder ook tegen zijn hoofd toen hij op de grond lag, en het relatief beperkte strafblad van verdachte.
De rechtbank ziet aanleiding om verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren op te leggen. Nu deze gevangenisstraf langer is dan vier jaar is het niet mogelijk om te bepalen dat een gedeelte van de straf niet zal worden ten uitvoer gelegd en om daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De schade van benadeelden

7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens [slachtoffer 1] is mr. C.R.J. van Assen ter zitting opgetreden. [slachtoffer 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 126.739,87 (honderdzesentwintig duizend zevenhonderdnegenendertig euro en zevenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- verlies aan verdienvermogen wegens het missen van stage ten bedrage van € 1.635,08;
- studievertraging ten bedrage van € 20.275,00;
- extra studiekosten ten bedrage van € 1.357,00;
- verlies aan verdienvermogen bij [bedrijf 2] B.V. ten bedrage van
€ 1.170,00;
- verlies aan verdienvermogen bij [bedrijf 3] ten bedrage van € 864,00;
- aanvullend verlies aan verdienvermogen bij [bedrijf 3] ten bedrage van € 288,00;
- kledingschade ten bedrage van € 93,20, € 132,98, € 68,07, € 80,98 en € 30,00;
- medische kosten, zijnde het eigen risico van 2023 en 2024 ten bedrage van € 863,35 en € 385,00;
- hogere premie zorgverzekering ten bedrage van € 408,00;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding ten bedrage van € 455,00, € 70,00 en € 210,00 (subsidiair wordt gevorderd kosten van aanschaf ziekenhuiskleding ten bedrage van € 59,14 en
€ 256,15);
- reiskosten ten bedrage van € 837,54 en € 118,80;
- parkeerkosten Isala ten bedrage van € 25,00, € 13,80 en € 12,50;
- aanloopkosten ten bedrage van € 210,00 en € 360,00;
- huishoudelijke hulp ten bedrage van € 920,50 en € 299,00;
- verlies van zelfwerkzaamheid ten bedrage van € 135,40;
- mantelzorg en missen ORT door moeder ten bedrage van € 421,67;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 30.000,00 gevorderd.
Namens [slachtoffer 1] is voor zijn ouders [naam 1] (moeder) en [naam 2] (vader) affectieschade gevorderd ten bedrage van € 35.000,00 (twee keer € 17.500,00) en shockschade ten bedrage van € 30.000,00.
Als kosten voor rechtsbijstand van mr. C.R.J. van Assen wordt primair een bedrag van
€ 10.742,91 gevorderd. Subsidiair wordt een bedrag van € 1.200,01 gevorderd.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens [slachtoffer 2] is mr. L. Cassese ter zitting opgetreden. [slachtoffer 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.901,53 (vijfduizend negenhonderd en één euro en drieënvijftig eurocent, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ziektekosten ten bedrage van € 140,00;
- reiskosten Isala ziekenhuis ten bedrage van € 199,07;
- stukgegane kleding (jas, T-shirt, broek en schoenen) ten bedrage van € 446,96;
- pasfoto's ten behoeve van aanvragen van een nieuw rijbewijs ten bedrage van € 11,00;
- kosten nieuw rijbewijs ten bedrage van € 48,15;
- kosten vervangende bankpas ten bedrage van € 4,95;
- kosten vervangend kentekenbewijs ten bedrage van € 31,40;
- kosten zoekgeraakte lenzen ten bedrage van € 20,00;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onthouden van een inhoudelijk standpunt ten aanzien van de vorderingen. De officier van justitie heeft gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen in het geval de rechtbank tot toewijzing van (een deel van) de vordering(en) komt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting een schriftelijk standpunt ingediend waarin hij gemotiveerd op de vorderingen heeft gereageerd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering omdat dit een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. Dit omdat de vordering substantieel en complex van aard is en de vordering zich gelet daarop niet leent voor behandeling in het strafrecht.
Subsidiair heeft de raadsman met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] een standpunt ingenomen ten aanzien van de afzonderlijke posten.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich voor wat betreft de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in deze post dan wel dat deze post dient te worden gematigd.
Daarnaast heeft de raadsman zich ten aanzien van beide vorderingen op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot toewijzing van enige schadepost komt, er eerst een nader onderzoek moet worden uitgevoerd naar de mate van eigen schuld van de benadeelde partijen als bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een dergelijk onderzoek leent zich niet voor de strafrechtelijke procedure en ook daarom moeten de benadeelde partijen in hun vorderingen geheel niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht aannemelijk dat benadeelde partijen schade hebben opgelopen door het bewezen verklaarde handelen en dat dit bewezen verklaarde handelen jegens benadeelden onrechtmatig was. Daarmee is een grondslag voor schadevergoeding in beginsel gegeven.
Voordat de rechtbank echter toekomt aan het geven van een oordeel over de verschillende individuele schadeposten, moet zij, in het licht van het (impliciete) beroep van de verdediging op de rechtsgevolgen van artikel 6:101 BW een oordeel geven of sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partijen.
De rechtbank sluit niet uit dat ook benadeelde partijen een aandeel hadden in het ontstaan van en het voortduren van de vechtpartij met verdachte en daarmee in het ontstaan van de schade. Als de rechtbank een oordeel geeft over of en zo ja de mate waarin de aan benadeelde partijen toe te rekenen omstandigheden en anderzijds de aan verdachte toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen aan de ontstane schade, dan dient zij daarbij onder meer rekening te houden met een eventuele billijkheidscorrectie. Dit vanwege de aard en ernst van het letsel van benadeelde partijen en de (blijvende) gevolgen daarvan voor hen. De rechtbank ziet zich echter op het punt van dat letsel onvoldoende geïnformeerd. Zo is niet duidelijk wat de blijvende gevolgen daarvan voor benadeelde partijen zullen zijn en mogelijk dienen daarvoor deskundigen te worden gehoord. Een nader onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De vorderingen van [naam 1] en [naam 2] zijn ingesteld namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] en niet namens zijn ouders. Gelet hierop zal de benadeelde partij ook voor dit onderdeel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2, het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 3,het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], (feit 1 primair): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] (feit 2 primair): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R023090 (onderzoek Zeehond). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feiten 1 primair en 2 primair:
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 22 oktober 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op een gegeven moment belandde ik in een voortuin. Er kwamen twee jongens op mij af. Ik vroeg [medeverdachte] om het mes. [medeverdachte] gaf mij het mes. Ik heb één van de jongens gestoken. Ik heb de andere jongen geduwd waarbij hij blijkbaar is gestoken. Beide jongens zijn geraakt door mij.

2. Het proces-verbaal aangifte van 27 december 2023, pagina’s 60 tot en met 63, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring:

Pleegdatum/tijd: Op zondag 17 december 2023 om 03:14 uur. Ik was vanavond met mijn vriend [naam 3] bij de [bedrijf 1] in [plaats]. (…) We stonden in een voortuin van een aldaar gelegen woning. (...) Ik zag dat de jongen een mes pakte en dat voor zich hield en de punt in onze richting hield. Ik zag dat hij het mes in zijn rechter hand had. Ik begon naar achter te lopen omdat ik niet gestoken wilde worden. Ik bleef hierbij steeds in de richting van de jongen kijken. Om het moment dat ik iets bij draaide om te kijken waar ik liep, zag ik hem een steekbeweging in mijn richting maken.

3. Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 3 oktober 2024, inhoudende de door [slachtoffer 2] als getuige afgelegde verklaring:

Wij wilden teruglopen naar [bedrijf 1], maar ik ben weer teruggelopen naar de jongen omdat hij begon te schelden.(…) Hij begon met ‘kanker’ te schelden en dat wij moesten komen naar hem en toen ben ik er heen gelopen (…) Ik was toen alleen. Hij stond in de tuin. Ik liep naar hem toe (…) Op het moment dat ik de tuin inliep stond hij met zijn handen in zijn zakken. (…) Toen begon hij te steken. (...) Ik dacht dat ik een klap in mijn ribben had gekregen. Zo heb ik het gevoeld. (….)

4. Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 3 oktober 2024, inhoudende de door [slachtoffer 1] als getuige afgelegde verklaring:

We liepen weer een eindje terug richting [bedrijf 1]. [slachtoffer 2] had nog ruzie met hem en stond nog ergens achter in de straat. Ik ben teruggelopen naar [slachtoffer 2] en die persoon. (…) Hij stond ergens in een tuintje achter in de straat. (…) Wij stonden toen in de tuin.(…) Ik probeerde die jongen weg te drukken (…). Op het moment dat ik hem drukte heeft hij mij gestoken. (…) Ik weet dat, omdat ik voor die tijd nog geen bloed had gezien en na die tijd wel. (...)

5. Het (aanvullende) proces-verbaal onderzoek wapen van 17 oktober 2023, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1]:

(…) Het inbeslaggenomen mes betreft een inklapbaar zakmes. Dit zakmes kan men met de hand uitklappen. Ik zag een groen ingelegd heft met zilveren omlijning en een zilverkleurig lemmet. In zag dat het zakmes in totaal een lengte heeft van 20 centimeter en het lemmet een lengte heeft van 8,5 centimeter. (...)

Ten aanzien van feit 1 primair:
6. een schriftelijk stuk, te weten een forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige, opgemaakt door L. Dijkhuize, forensisch arts op 15 oktober 2024 (aanvullend stuk).
Betrokkene: [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum 2]-2004 (...) (foto)
Beschrijving van de letsels afkomstig uit de ontvangen letselbeschrijving.
Uitwendig letsel 1: Aan de linkerzijde van de buik, in verticale lijn van de oksel, ter hoogte van de 8e rib bevindt zich een scherp begrensde ovale huiddoorbreking door alle lagen van de huid met een lengte van circa 1,5 cm. De wondranden wijken circa 1 cm en zijn glad. Er zijn geen weefselbruggen zichtbaar. (...)
Inwendig werden de volgende letsels beschreven gekoppeld aan uitwendig letsel 1:
Inwendig letsel 1: Darmbeschadiging van het omlaag lopende deel van de dikke darm links in de buik, waarvoor 17-12-2023 operatief het beschadigde deel verwijderd is. Op 18-12-2023 zijn de darmdelen operatief aan elkaar gezet.
Inwendig letsel 2: scheur in linker nier van ruim 5cm (graad 3 a 4) met bloeding die 17-12-2023 operatief gestelpt is (overhecht). Bij de operatie van 18-12-2024 was de bloeding gestopt.
Inwendig letsel 3: Milt scheur van maximaal 2cm (graad 2). (…)
Uitwendig Letsel 1 betreft een huiddoorklieving. Een huiddoorklieving kan snijdend of stekend ontstaan door scherprandige of puntige voorwerpen. Bij een steekwond is de diepte groter dan de wondlengte en zijn de wondranden scherp.16,17 In casu is er sprake van onderliggend orgaanschade van dikke darm, linker nier en milt (inwendig letsel 1, 2 en 3) waardoor het letsel geduid kan worden als een steekwond. Orgaanscheuren kunnen ontstaan door penetrerend of stomp botsend geweld. In casu betreft het penetrerend letsel. (...)
Uitwendig letsel 1: Het huidletsel is gekoppeld aan inwendig letsel, hierdoor wordt alleen het inwendige letsel met een AIS gescoord.
- Inwendig letsel 1 (darmbeschadiging) betreft een AIS van 3 (ernstig)

Onderliggend letsel 1 (darmbeschadiging) behoefde tweemaal medische interventie (operatie) met verwijderen van een deel van de darm en later het weer aaneenzetten van de darm. Een later opgelopen complicatie betreft een stilliggende darm (ileus), mogelijk ten gevolge van de operatie aan de darm, de buikoperatie op zich of het bloedverlies.

- Inwendig letsel 2 (nierbeschadiging) betreft een AIS van 3-4 (ernstig).

Het letsel behoefde medische interventie om het bloeden te stelpen. Er zijn geen verdere complicaties opgetreden. Restletsel wordt niet verwacht.

- Inwendig letsel 3 (miltscheur) betreft een AIS van 3 (ernstig-levensbedreigend) (…)
- BE heeft fors bloedverlies gehad van minimaal >20% van het eigen bloedvolume, dit wordt in casu niet apart met een AIS gescoord omdat het gekoppeld is aan inwendig letsel 1-3. BE is hierbij even hemodynamisch instabiel geweest, waarvoor hij geopereerd is om het bloeden te stelpen en tegelijkertijd bloedtransfusies heeft ontvangen. Er zijn geen complicaties opgetreden. (...)
De totale AIS van de buik betreft een 3-4 (ernstig-levensbedreigend).
De kans op overlijden wordt berekend aan de hand van de Injury Severity Score (...) Voor de berekening zijn de gebieden huid en buik meegenomen. De ISS score bij BE betreft (32 of 42) +12 = 10-17. Hieruit volgt een sterftekans van bij benadering 0-5%. Dit komt overeen met de sterftekans uit de literatuur (penetrerend buikletsel met snelle medische interventie).
Indien geen tijdige medische interventie opgetreden was, zou de sterftekans aanzienlijk hoger liggen. Zonder medische interventie zou het inwendig bloeden niet gestopt zijn, zou het bloedverlies van >20% van het totale bloedvolume hebben geleid tot (hypovolemische) shock en overlijden.
Het grootste risico in de nabij gelegen structuren zou zijn indien de grote bloedvaten in de buik (aorta en vena cava) beschadigd zouden zijn, betreft dit een AIS van 4-5 (levensbedreigend-kritiek) met een bijbehorende sterftekans van geschat 5-20%. Fors bloedverlies kan tot shock leiden en eventueel tot beschadiging van organen, hersenen of zelfs tot de dood. Zonder tijdige medische interventie is dit letsel dodelijk. (...)
Ten aanzien van feit 2 primair:
7. een (aanvullend) schriftelijk stuk, te weten een forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige, opgemaakt door T. Gelderman, forensisch arts op 21 mei 2024, inhoudende:
Betrokkene; [slachtoffer 2] (...)
5A. Letselbeschrijving
1) Op de zijkant van de linkerzijde van de borstkas, geschat een aantal centimeter onder de linker oksel, bevindt zich een scherp begrensde donkere huidverkleuring dan wel huiddoorbreking van geschat 1,3x0,8cm. Direct boven dit letsel bevindt zich een scherp begrensde lijnvormige donkere huidverkleuring dan wel huiddoorbreking van geschat 0,6x0,2cm. (…)
De röntgenfoto van de borst toonde een klaplong links waarvoor een thorax-drain werd geplaatst (...)
• Letsel 1 betreft een steekletsel. Bij een steekletsel is de diepte groter dan de lengte. In casu kwam het steekletsel in ieder geval tot in de borstholte. De borstholte is aan de binnenzijde bekleed met het borstvlies. De longen zijn aan de buitenzijde bekleed met het longvlies. De ruimte tussen deze twee vliezen is minimaal (<1mm). Een scherp penetrerend voorwerp raakt vaak de long, zodat niet alleen lucht van buiten de borstholte naar binnen wordt gezogen maar ook lucht uit de luchtwegen de borstholte wordt ingezogen. In casu was er sprake van een bijna volledig samengevallen linker onderkwab waardoor gezegd kan worden dat de onderkwab is aangeprikt. Er was geen sprake van een actieve bloeding van de borstwand of de long. (...)
Beantwoording van de vraagstelling:
Het letsel op de linkerzijde van de borst betreft een steekletsel met aanprikken van de linker onderkwab met een klaplong. Steekletsel ontstaat door een puntig of scherprandig voorwerp. De klaplong is in casu ontstaan door penetrerend letsel in de linker onderkwab, waardoor lucht tussen de long en de wand van de borstkast is gekomen. Het letsel op de rechter wijsvinger betreft een snijletsel. Snijletsel ontstaat door een scherprandig voorwerp. (...)
Het letsel van de borst resulteert in een AIS van 3 (ernstig). (…)
Het letsel dat daadwerkelijk is opgetreden heeft een ISS van 10 (ISS = AIS(borst) 2 + AIS(ledemaat) 2 = 32 + 12 = 10). Een ISS van 10 heeft een mortaliteit (kans op overlijden) van bij benadering 0%. (...)
In casu was er sprake van een klaplong waarvoor een thoraxdrain werd geplaatst. Een risico van een klaplong, dat niet medisch behandeld wordt, is het ontstaan van een spanningsklaplong. Hierbij wordt er door de ademhaling wel lucht de borstholte ingezogen, maar gaat deze lucht tijdens de uitademing niet naar buiten. Het gevolg hiervan is een opbouwende spanning in de borstholte met als risico verdrukking van de longen, het hart, de grote vaten en de luchtwegen.
Kenmerken van een spanningsklaplong zijn o.a. een verlaagde bloeddruk, een verhoogde hartslag en forse kortademigheid. In casu wordt alleen een verhoogde hartslag beschreven in de brief van de SEH. Er wordt niet beschreven dat een spanningsklaplong is gediagnosticeerd.
Steekletsel in de borst is volgens de literatuur met name dodelijk wanneer ook daadwerkelijk de long, het hart of een groot bloedvat is geraakt. Op basis van de literatuur ligt de mortaliteit tussen de 3,4 en 9,7%. Bij het raken van een orgaan of een groot bloedvat gaat de AIS omhoog.
Ten aanzien van feit 3
8. Het proces-verbaal vaan aanvullend verhoor aangever van 5 januari 2024, pagina’s 65 tot en met 72, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring:

Een jongen is weggelopen en toen zijn wij, [naam 4], [naam 3], [naam 5], [slachtoffer 5], [naam 6] en [slachtoffer 6], naar de andere jongen gelopen. Toen wij dichterbij kwamen zagen wij dat hij een pistool in zijn handen had en in onze richting wees. Dit was buiten, van [bedrijf 1] links.

9. Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 3 oktober 2024, inhoudende de door [slachtoffer 1] als getuige afgelegde verklaring:

Toen stond degene die mij later heeft gestoken voor ons en die bedreigde ons met een pistool. Het leek op een echt pistool. Daarmee werden wij bedreigd. Met ‘wij’ bedoel ik [slachtoffer 2], [naam 3] en ik (…) Ik dacht dat het een echt pistool was. Ik schrok wel een beetje, toch wel erg.

10. Het proces-verbaal verhoor getuige van 17 december 2023, pagina’s 136 tot en met 139, inhoudende de door [slachtoffer 4] afgelegde verklaring:

Ik zag dat de 2e jongen, met de gewatteerde jas een pistool richtte. Hij richtte op ons allemaal, maar vooral op [naam 3].

11. Het proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2023, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2], paginas’155 tot en met 158:
Onderzoek wapen
Het wapen betreft een zogenaamde bb-gun of balletjespistool. Met dit wapen kunnen plastic balletjes worden verschoten. Het wapen is zilverkleurig met een zwartkleurig handvat. (...) Ik vond een wapen dat, voor wat betreft vorm een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk: Colt, type: Double Eagle, kaliber: .45 ACP / 10mm Auto.(...) Hij wapen is niet voorzien van een CE-keurmerk en valt daarom niet onder de uitzonderingsbepalingen met betrekking tot de speelgoedrichtlijn 2009/48/EG.(...) Daarom is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling Wapens en Munitie. (...)