ECLI:NL:RBOVE:2024:5704

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
C/08/321091 / KG ZA 24-194
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging samenwerking en provisiebetaling tussen Bronco B.V. en Intergas Verwarming B.V.

In deze zaak hebben Bronco B.V. en Intergas Verwarming B.V. jarenlang samengewerkt in de verkoop en distributie van cv-ketels in Spanje. Intergas heeft deze samenwerking beëindigd, wat Bronco en IC als een tekortkoming beschouwen. In afwachting van een bodemprocedure hebben zij in kort geding vorderingen ingesteld, waaronder een verbod op verkoop van cv-ketels onder een andere naam en nakoming van leveringsverplichtingen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Bronco en IC afgewezen, o.a. omdat Intergas de samenwerking rechtsgeldig heeft beëindigd en geen agentuurovereenkomst bestaat. De rechter oordeelt dat Intergas voldoende redenen had om de overeenkomst op te zeggen en dat Bronco en IC onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De proceskosten worden aan Bronco en IC opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/321091 / KG ZA 24-194
Vonnis in kort geding van 4 november 2024
in de zaak van
1.
BRONCO B.V.,
te Amersfoort,
hierna te noemen: Bronco,
2.
INTERGAS CALDERAS DE CALEFACCIÓN S.L.U.,
te San Pedro de Alcátara (29670) Marbella (Málaga), Spanje,
hierna te noemen: IC,
eisende partijen,
advocaat: mr. J.R. Gal,
tegen
INTERGAS VERWARMING B.V.,
te Coevorden,
hierna te noemen: Intergas,
gedaagde partij,
advocaten: mrs. M. Chatelin, M.G. van de Langemheen en S. Kort.

1. De zaak in het kort

1.1. Partijen hebben jarenlang intensief samengewerkt op het gebied van de verkoop en distributie van cv-ketels van Intergas in Spanje. Intergas heeft deze samenwerking beëindigd. Volgens Bronco en IC is Intergas daardoor tekortgeschoten en heeft zij ook onrechtmatig gehandeld. In afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure vorderen Bronco en IC in dit kort geding als voorlopige voorzieningen (i) een verbod, (ii) nakoming van de verplichtingen van Intergas tot levering van producten en betaling van provisie en (iii) verstrekking van order- en leveringsgegevens ten aanzien van Saltoki, een en ander op verbeurte van een boete. Intergas verweert zich met succes tegen deze vorderingen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de vorderingen van Bronco en IC moeten worden afgewezen.

2. De procedure

2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 september 2024 met 30 producties;
- de brief van Bronco en IC van 3 oktober 2024 met de processtukken die in de voorgaande procedures zijn ingediend;
- de (aangepaste) conclusie van antwoord in kort geding met 19 producties;
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2024, ter gelegenheid waarvan partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de aanhouding ten behoeve van minnelijk overleg;
- de brief van Bronco en IC van 21 oktober 2024 met het verzoek om vonnis te wijzen;
- de brief van Intergas van 21 oktober 2024 met het verzoek om vonnis te wijzen.
2.2. Tot slot is vonnis bepaald.

3. De feiten

3.1. Bronco is een groothandel in machines en apparaten voor de warmte-, koel- en vriestechniek. De heren [naam 1] en [naam 2] en mevrouw [naam 3] vormen samen het bestuur van Bronco.
IC is onderdeel van Bronco en een Spaanse onderneming die de door Bronco van Intergas gekochte cv-ketels inkoopt en distribueert op de Spaanse markt (zie hierna).
3.2. Intergas houdt zich onder meer bezig met het vervaardigen van ketels en radiatoren voor centrale verwarming en verkoopt haar producten in Europa direct aan groothandels of via distributeurs. Daarnaast is Intergas ook fabrikant voor private labels, in welk geval Intergas cv-ketels aan afnemers verkoopt die het product onder hun eigen merknaam op de markt zetten, zoals Hoval, MHG (voorheen: MAN), ACV en Daikan.
3.3. Op 25 februari 2005 hebben Bronco als koper en Intergas als verkoper een leveringsovereenkomst gesloten. Deze leveringsovereenkomst luidt, voor zover hier van belang als volgt:

1.Contractuele toestellen:

1.1
Het onderwerp van deze overeenkomst is de levering aan BRONCO door INTERGAS van het INTERGAS leveringsprogramma condenserende cv-ketels.
1.2
De producten zijn condenserende cv-ketels. De benaming en capaciteiten zijn als volgt:
Benaming:
  • Kombi Kompakt HR28/18
  • Kombi Kompakt HR36/30
  • Intergas Prestige CW6
1.3
BRONCO zal gedurende de looptijd van onderhavig contract geen gelijksoortige producten, dat wil zeggen condenserende cv-wandketels van een ander merk zelf of via derden verkopen.

2.Contractueel gebied:

2.1
BRONCO ontvangt de niet exclusieve verkooprechten voor de INTERGAS producten conform § 1.2 voor het contractuele gebied Spanje. De verkoop- en serviceactiviteiten in het contractueel gebied zullen uitsluitend via de BRONCO organisatie (BroncoSol) in Spanje plaatsvinden.
2.2
BRONCO zal de contractuele toestellen conform § 1.2 onder de naam INTERGAS in het contractuele gebied conform § 2.1 distribueren.

3.Duur van het contract:

3.2
Het contract zal automatisch verlengd worden met een periode van 12 maanden mits het niet schriftelijk per aangetekend schrijven opgezegd wordt met in acht name van een opzegtermijn van 6 maanden. Indien de aantallen conform § 5.1 gerealiseerd worden is een opzegtermijn van 12 maanden van toepassing.
3.3
Orders die voorliggen op het tijdstip van aflopen of opzeggen van het contract zullen uitgevoerd worden.
3.4
INTERGAS zal de verkrijgbaarheid van originele onderdelen of acceptabele alternatieven voor een periode van minimaal 10 jaar na het beëindigen van de levering van productserie zeker stellen."
3.4.
Na een initiële looptijd van de leveringsovereenkomst tot 1 januari 2007 hebben partijen de samenwerking stilzwijgend voortgezet.
3.5.
Op 7 mei 2009 hebben partijen de leveringsovereenkomst aangepast. De tekst van artikel 2.1 luidt vanaf dat moment als volgt:
“BRONCO ontvangt de exclusieve verkooprechten voor de Intergas producten onder de merknaam Intergas conform § 1.2 voor het contractuele gebied Spanje. De verkoop- en serviceactiviteiten in het contractueel gebied zullen uitsluitend via de BRONCO organisatie (BroncoSol*) in Spanje plaatsvinden. Gedurende de contractperiode zal Intergas zelf geen ketels onder de merknaam Intergas in het contractuele gebied Spanje verkopen. Dit betekent dat wel andere Intergas producten met een private label, zoals MAN, Hoval, ACV etc. kunnen worden verkocht in het contractuele gebied.”
*thans IC
Voorts zijn partijen een looptijd van de aangepaste leveringsovereenkomst tot 1 januari 2013 overeengekomen en hebben zij inkoopaantallen gedefinieerd. Partijen hebben hun samenwerking na 1 januari 2013 stilzwijgend voortgezet.
3.6.
In 2012 verwierf IC haar grootste klant op de Spaanse markt, Saltoki Logística Zaragoza, S.A. (hierna: Saltoki). Na verloop van tijd hebben partijen de (gewijzigde) werkwijze afgesproken dat Saltoki haar (grote) orders rechtstreeks bij Intergas zal plaatsen, dat Intergas rechtstreeks aan Saltoki zal leveren en factureren en dat Bronco via een creditfactuur een “provisie” per verkochte cv-ketel aan Saltoki zal ontvangen.
3.7.
Op 1 januari 2013 hebben IC en Saltoki een exclusiviteitsovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan Saltoki het exclusieve recht kreeg om de cv-ketels van Intergas in Noord-Spanje te verkopen. Deze exclusiviteitsovereenkomst had een initiële looptijd van 18 maanden en is daarna stilzwijgend voortgezet.
3.8.
In 2019 heeft Intergas de wens geuit om de leveringsovereenkomst met daarin opgenomen de “orders and deliveries” te actualiseren. Van een ondertekening door Bronco en Intergas van een nieuwe leveringsovereenkomst is het echter niet gekomen.
3.9.
Op 1 september 2022 hebben Bronco en Saltoki hun exclusiviteitsovereenkomst geactualiseerd, ingaande op 1 mei 2022 tot 1 mei 2023. Bronco heeft deze overeenkomst daarna niet verlengd.
3.10.
Bij brief van 19 juni 2023 heeft Intergas de leveringsovereenkomst met Bronco per 31 december 2023 opgezegd.
3.11.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft Bronco de opzegging van de leveringsovereenkomst niet geaccepteerd en heeft zij Intergas verzocht om met haar in gesprek te gaan over voortzetting van de samenwerking.
3.12.
Bij brief van 30 juni 2023 heeft Intergas de opzegging van de leveringsovereenkomst bevestigd. Wel heeft Intergas later bij brief van 19 juli 2023 de opzegtermijn verlengd tot 12 maanden, eindigend op 30 juni 2024.
3.13.
Op 12 september 2023 hebben partijen een bespreking gehad, waarna zij nog schriftelijk verder hebben gecommuniceerd. Partijen zijn echter niet tot een oplossing gekomen.
3.14.
Op 17 januari 2024 hebben Bronco en IC bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland een bodemprocedure tegen Intergas aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 25 juni 2024 heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard van de vorderingen van Bronco en IC kennis te nemen en de zaak verwezen naar de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Zwolle. Deze zaak is geregistreerd onder zaaknummer: 11328790 CV EXPL 24-3517 en stond op 29 oktober 2024 voor vonnis in het bevoegdheidsincident.
3.15.
Bij brief van 23 januari 2024 hebben Bronco en IC Intergas gesommeerd om te bevestigen dat zij aan Bronco een provisie zal afdragen voor elke cv-ketel die zij verkoopt aan Saltoki en iedere andere klant die door Bronco bij Intergas is aangebracht. Daarbij hebben Bronco en IC Intergas ook gesommeerd om in dat kader de nodige informatie aan Bronco te verstrekken. Aan deze sommaties heeft Intergas geen gehoor gegeven.
3.16.
Nadat Bronco en IC op 9 februari 2024 Intergas ook in kort geding hadden gedagvaard bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland en zij dit kort geding daarna hadden ingetrokken, hebben Bronco en IC het kort geding opnieuw aanhangig gemaakt bij de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Almelo. Bij vonnis in kort geding van 24 mei 2024 heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van Bronco en IC en de zaak verwezen naar de rolzitting van de kamer voor handelszaken van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op woensdag 19 juni 2024. Tegen dit vonnis hebben Bronco en IC hoger beroep ingesteld. Bronco en IC hebben de appèldagvaarding echter niet aangebracht bij het hof op de datum waartegen Intergas was opgeroepen. Bronco en IC hebben vervolgens het onderhavige kort geding geëntameerd.
4. Het geschil
4.1.
Bronco en IC vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( a) Intergas zal verbieden, voor de duur van de tussen partijen aanhangige bodemprocedure, om:
( i) dezelfde cv-ketels die zij voorheen via Bronco en IC verkocht, thans onder een andere naam op de Spaanse markt te verkopen;
(ii) de Kosner cv-ketels te verkopen binnen het werkgebied waarvoor zij aan Bronco de exclusieve rechten heeft verleend;
(iii) de Kosner cv-ketels te verkopen aan een klant van Bronco, met wie Intergas dankzij de tussenkomst van Bronco zaken is gaan doen;
(iv) de Kosner cv-ketels aan te bieden tegen een lagere prijs dan de prijs die zij Bronco rekent voor de cv-ketels van haar eigen merk;
( v) de cv-ketels met haar eigen merknaam onverkoopbaar te maken, en door Bronco nog vóór de beëindiging van hun contractuele relatie volledig uit de markt te drukken;
met bepaling dat Intergas ten gunste van Bronco een boete zal verbeuren van € 50.000,00 per overtreding van een of meer van de bovenstaande verboden, vermeerderd met een boete van € 5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
( b) Intergas zal veroordelen tot nakoming van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de tussen partijen bestaande leveringsovereenkomst en agentuurovereenkomst, waaronder in het bijzonder:
( i) de verplichting tot levering aan Bronco van door Bronco bestelde cv-toestellen en reserve-onderdelen;
(ii) de verplichting tot betaling aan Bronco van een provisie voor elke cv-ketel die zij verkoopt aan Saltoki en iedere andere klant die door Bronco bij Intergas is aangebracht, met voorlopige vaststelling van de af te dragen provisie op een bedrag van € 124,00;
zulks tot 1 januari 2026, althans voor de duur van de tussen partijen aanhangige bodemprocedure;
met bepaling dat Intergas ten gunste van Bronco een boete zal verbeuren van € 50.000,00 per overtreding van deze veroordeling, vermeerderd met een boete van € 5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
( c) Intergas zal veroordelen tot verstrekking aan Bronco en IC – binnen 10 dagen na betekening van het vonnis – van een opgave van (i) de orders die Saltoki sinds 1 januari 2023 bij Intergas heeft geplaatst, en (ii) de leveringen die Intergas sinds dezelfde datum aan Saltoki heeft gedaan, met vermelding van de aantallen bestelde en/of geleverde producten en de prijzen die Intergas daarvoor in rekening heeft gebracht;
met bepaling dat Intergas ten gunste van Bronco een boete zal verbeuren van € 10.000,00 per dag dat zij in strijd handelt met deze veroordeling;
( d) Intergas zal veroordelen in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente.
4.2.
Aan hun vorderingen leggen Bronco en IC, samengevat, ten grondslag dat Intergas jegens Bronco toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de leverings- en agentuurovereenkomst en jegens Bronco en IC onrechtmatig heeft gehandeld door vanaf september 2023 zelf haar cv-ketels onder een andere merknaam (Kosner) aan Saltoki te verkopen waardoor zij met Bronco is gaan concurreren. Volgens Bronco en IC was het nadrukkelijk niet de bedoeling dat Intergas dat zou doen en hebben partijen dat met artikel 2.1 van de (gewijzigde) leveringsovereenkomst beoogd. Daarnaast stellen Bronco en IC dat Intergas de tussen partijen gemaakte afspraak niet is nagekomen dat Intergas aan Bronco provisie zal betalen voor elke cv-ketel die zij aan Saltoki verkoopt en iedere andere klant die door Bronco bij Intergas is aangebracht, onder vermelding van de gegevens waarop de berekening berust.
4.3.
Intergas voert als verweer dat Bronco en IC geen (spoedeisend) belang hebben bij hun vorderingen en dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding. Voorts stelt Intergas dat zij haar verplichtingen uit de leveringsovereenkomst tot de datum van beëindiging volledig is nagekomen en dat zij de leveringsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. Intergas betwist dat tussen haar en Bronco een agentuurrelatie bestaat. Intergas concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Bronco, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Bronco in de (na)kosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de voorzieningenrechter hierna ingaan, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.
5. De beoordeling
5.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Bronco en IC ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Heeft IC belang bij het gevorderde?
5.2.
Als meest verstrekkend verweer voert Intergas dat IC geen belang heeft bij haar vorderingen, omdat alle vorderingen zijn gebaseerd op de contractuele relatie tussen Bronco en Intergas uit hoofde van de leveringsovereenkomst (ongeacht de kwalificatie daarvan als distributie of agentuur), waarbij IC geen partij is. Voorts wijst Intergas erop dat Bronco en IC in hun dagvaarding onder randnummers 5.1 en 5.6 stellen dat Bronco (en slechts zij) als handelsagent aanspraak maakt op provisie en recht heeft op informatie met betrekking tot de gegevens waarop de berekening van de provisie berust, terwijl vordering sub (c) zonder nadere onderbouwing mede namens IC is ingesteld. Intergas stelt dat IC daarom niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Ter zitting hebben Bronco en IC hiertegen ingebracht dat IC weliswaar geen partij is bij de leveringsovereenkomst maar als verlengstuk van Bronco instrumenteel voor de uitvoering en voor haar voortbestaan afhankelijk is van de nakoming van de leveringsovereenkomst door Intergas en dat om dezelfde reden de handelwijze van Intergas niet alleen onrechtmatig is jegens Bronco maar ook jegens IC.
Nu Intergas daarop niet meer heeft gereageerd, heeft zij haar stellingen wat dat betreft onvoldoende gehandhaafd. Het verweer van Intergas slaagt dus niet. De voorzieningenrechter zal daarom IC in haar vorderingen ontvangen.
Spoedeisend belang
5.3.
Anders dan Intergas betoogt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Bronco en IC voldoende spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Bronco en IC stellen zich immers op het standpunt dat Intergas, ondanks de toezegging in haar e-mail van 6 oktober 2023 dat zij tot 1 juli 2024 aan haar verplichtingen zou blijven voldoen, is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en voorts onrechtmatig heeft gehandeld en dat deze tekortkoming en onrechtmatige daad van Intergas tot op heden voortduurt, omdat Intergas een opzegtermijn van minimaal drie jaar in acht had moeten nemen. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter het gevorderde inhoudelijk beoordelen.
Rechtsgeldige opzegging?
5.4.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen van Bronco en IC en de opzegging van de leveringsovereenkomst zal de voorzieningenrechter eerst beoordelen of Intergas de leveringsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 1 juli 2024.
5.5.
In artikel 3.2 van de leveringsovereenkomst zijn partijen een opzegtermijn van 12 maanden overeengekomen als de aantallen conform § 5.1 gerealiseerd worden. Vast staat dat deze aantallen (ruimschoots) zijn gehaald en dat Intergas aanvankelijk een opzegtermijn van 6 maanden heeft gehanteerd die zij later met 6 maanden heeft verlengd tot 1 juli 2024. Maar ook als een overeenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, zoals in dit geval, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval in de weg staan aan respectievelijk opzegging, opzegging zonder zwaarwegende grond, opzegging op een bepaald moment of opzegging zonder aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Het antwoord op de vraag of de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van een leveringsovereenkomst als de onderhavige in de weg staan aan opzegging zonder betaling van een (schade)vergoeding, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1134). Deze vraag zal in de bodemprocedure moeten worden beantwoord.
5.6.
Hoewel Intergas op zichzelf terecht heeft aangevoerd dat het opnemen van opzeggingsgronden in de opzeggingsbrief geen contractueel vereiste is, volgt naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter uit de duur van de handelsrelatie van partijen (ruim 18 jaar) en de aard en inhoud van de leveringsovereenkomst dat Intergas voor de opzegging een voldoende zwaarwegende grond moet hebben. In dat verband heeft Intergas toegelicht dat na een lange tijd van goede samenwerking tussen partijen een vertrouwensbreuk is ontstaan. Daartoe voert Intergas aan dat Bronco zich zou voordoen als onderdeel van het bedrijf van Intergas in Nederland en dat [naam 1] zich zelfs als directeur van Intergas presenteerde. Daarnaast kwam Intergas via een derde partij en ontwikkelpartner van Bronco op een internationale beurs ter ore dat Bronco bezig was met het ontwikkelen van een elektrische waterpomp onder het eigen merk 'Inter-E' waarvoor IC een aanvraag voor een beeldmerk had ingediend. Volgens Intergas was dat voor haar problematisch, omdat Bronco hiermee opnieuw naar buiten trad als ware zij Intergas, terwijl deze warmtepomp geen Intergas product is en Bronco en IC geen onderdeel van Intergas zijn. Tijdens een gesprek op 11 juli 2022 is vervolgens gebleken dat partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden wat betreft de marktstrategie. Vanaf 2022 is binnen Rheem, het moederbedrijf van Intergas, namelijk bewust besloten om niet 'all-electric' (Xource) te gaan en zich als concern te richten op hybride toestellen, aldus Intergas. Dat Bronco en IC een andere toekomstvisie voor ogen hadden blijkt uit de door Intergas als productie 7 overgelegde e-mailcorrespondentie tussen partijen en wordt door Bronco en IC ook niet betwist. Voorts wijst Intergas erop dat het begin 2023 genomen besluit van Bronco (en IC) om de exclusiviteitsovereenkomst met Saltoki na 1 mei 2023 niet meer te verlengen, waarvan Intergas tijdens de ISH beurs in maart 2023 via (een verbolgen) Saltoki kennis had gekregen, opnieuw een teken was dat Bronco voor haar niet langer een geschikte distributeur voor de Spaanse markt was en dat het vertrouwen weg was. Bronco en IC hebben hiertegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de werkelijke reden voor de opzegging van de 18-jarige samenwerking is geweest dat Intergas en Saltoki hebben ingezien dat zij meer kunnen verdienen door rechtstreeks zaken met elkaar te doen.
5.7.
In het licht van deze omstandigheden is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Intergas een voldoende zwaarwegende grond had om de leveringsovereenkomst op te zeggen. Bronco en IC hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in dit geval de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat Intergas een langere opzegtermijn dan 12 maanden in acht had moeten nemen. Dit betekent dat Intergas de leveringsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd per 1 juli 2024. De stelling van Bronco en IC dat Bronco zich compleet heeft toegewijd aan Intergas en als gevolg daarvan ook compleet afhankelijk is geworden van Intergas, wat daar ook van zij, betreft een eigen bedrijfskeuze van Bronco en behoort dus tot haar ondernemersrisico.
5.8.
Vervolgens is de vraag of Intergas tegenover Bronco is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de leveringsovereenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Bronco en IC tot de opzegging per 1 juli 2024. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Geen agentuur
5.9.
Allereerst overweegt de voorzieningenrechter dat de kantonrechter bij vonnis van 24 mei 2024 voorshands heeft geoordeeld dat de rechtsverhouding tussen Bronco en Intergas niet gekwalificeerd kan worden als een agentuurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:428 lid 1 BW. In hetgeen Bronco en IC hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat Bronco en IC nagenoeg dezelfde argumenten hebben opgevoerd die zij ook al in de procedure bij de kantonrechter naar voren hadden gebracht. Het voorgaande betekent dat het gevorderde niet kan worden gebaseerd op een tekortkoming van Intergas (als principaal) in de nakoming van de beweerdelijke agentuurovereenkomst.
Verbod tot verkoop aan Saltoki e.a.
5.10.
Bronco en IC stellen dat Intergas, ondanks haar toezegging dat zij tot 1 juli 2024 aan haar verplichtingen zou voldoen, toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar wettelijke en contractuele verplichtingen en onrechtmatig heeft gehandeld door:
( i) dezelfde cv-ketels die zij voorheen via Bronco en IC verkocht, thans onder een andere naam op de Spaanse markt te verkopen;
(ii) de Kosner cv-ketels te verkopen binnen het werkgebied waarvoor zij aan Bronco de exclusieve rechten heeft verleend;
(iii) de Kosner cv-ketels te verkopen aan een klant van Bronco (Saltoki), met wie Intergas dankzij de tussenkomst van Bronco zaken is gaan doen (en van wiens omzet Bronco voor gemiddeld 70% afhankelijk is);
(iv) de Kosner cv-ketels aan te bieden tegen een aanmerkelijk lagere prijs dan de prijs die zij Bronco rekent voor de cv-ketels van haar eigen merk;
( v) de cv-ketels met haar eigen merknaam onverkoopbaar te maken, en door Bronco nog vóór de beëindiging van hun contractuele relatie volledig uit de markt te drukken.
Volgens Bronco en IC zijn de Kosner-ketels identiek aan de ketels die Intergas aan Bronco levert, zodat de Kosner-ketels niet kunnen worden aangemerkt als “
andere Intergas producten”. Bronco en IC stellen dat zij schade lijden in de vorm van misgelopen winst doordat Intergas de cv-ketels nu rechtstreeks aan haar klant Saltoki levert zonder daarvoor aan Bronco provisie te betalen. Ter voorkoming van verdere schade vorderen Bronco en IC dat het Intergas voor de duur van de bodemprocedure zal worden verboden om nog langer cv-ketels aan Saltoki en andere door Bronco aangebrachte klanten te leveren. Intergas is het daar niet mee eens.
5.11.
Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter heeft Intergas voldoende gemotiveerd betwist dat zij de leveringsovereenkomst niet is nagekomen door vanaf september 2023, dus na het beëindigen van de exclusiviteitsovereenkomst tussen Bronco en Saltoki per 1 mei 2023, rechtstreeks cv-ketels onder de merknaam Kosner te leveren aan Saltoki. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat Intergas genoegzaam heeft toegelicht dat Bronco weliswaar vanaf 2009 ten aanzien van de contractproducten (zie 3.3) het exclusieve distributierecht in Spanje had met exclusieve gebruikmaking van de merknaam Intergas en dat Saltoki een grote klant van Bronco was, maar dat deze privileges van Bronco onverlet laten dat Intergas vanuit haar verkoopstrategie (“maximale verkoop door maximale concurrentie”), waarmee Bronco en IC vanaf het begin van de samenwerking met Intergas bekend waren, dezelfde producten voor private labels aan Saltoki of enige andere klant van Bronco mag verkopen en leveren zonder enige contractuele beperking wat betreft specificaties, prijsstelling, gebied of klantengroep. Volgens Intergas ziet de exclusiviteit van Bronco slechts op de verkoop en distributie van cv-ketels van Intergas onder de merknaam Intergas in Spanje. Daarbij wijst Intergas op artikel 2.1 van de (gewijzigde) leveringsovereenkomst waarin expliciet is bepaald dat Intergas gedurende de contractperiode zelf geen ketels onder de merknaam Intergas in het contractuele gebied Spanje zal verkopen en dat dit betekent dat wel andere Intergas producten met een private label, zoals MAN, Hoval, etc. kunnen worden verkocht in het contractuele gebied. Dat Intergas niet zelf onder een andere merknaam met Bronco zou gaan concurreren, kan daaruit zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden afgeleid. Daarbij is van belang dat Bronco en Intergas in het kader van de leveringsovereenkomst niet hebben afgesproken dat Saltoki (of enige andere afnemer) als klant exclusief aan Bronco is toegewezen en dat uit de exclusiviteitsovereenkomst niet volgt dat Saltoki verplicht was om (alleen) met Bronco zaken te doen. Hieruit volgt dat de sub (a) gevorderde verboden alle moeten worden afgewezen.
Levering van cv-ketels en reserve-onderdelen
5.12.
Tegen de door Bronco en IC gevorderde nakoming van de verplichting van Intergas tot levering aan Bronco van door Bronco bestelde cv-ketels en reserve-onderdelen heeft Intergas ingebracht dat zij in november 2023 de laatste cv-ketels aan Bronco heeft geleverd en dat Bronco en IC sindsdien – dus al geruime tijd voor het aflopen van de leveringsovereenkomst – geen bestellingen meer hebben geplaatst, zodat ook Bronco en IC hebben gehandeld conform de nieuwe situatie. Intergas betwist ook dat zij haar verplichting tot het leveren van reserve-onderdelen niet zou nakomen. Volgens Intergas worden door IC nog reserve-onderdelen besteld, waarbij de meest recente order dateert van 3 oktober 2023, en worden deze orders door Intergas ook netjes uitgeleverd en zal zij dat conform artikel 3.4 van de leveringsovereenkomst de komende 10 jaar blijven doen. Bronco en IC hebben dit niet weersproken. Hieruit volgt dat het sub (b) (i) gevorderde (bij gebrek aan belang) moet worden afgewezen.
Betaling provisie en verstrekking van informatie
5.13.
Bronco en IC hebben ter zitting nader toegelicht dat partijen hebben afgesproken dat het recht van Bronco op provisie niet alleen geldt voor overeenkomsten die door haar tussenkomst tot stand zijn gekomen, maar ook voor overeenkomsten die Intergas rechtstreeks heeft gesloten met Saltoki, nu dat een partij is die Bronco bij Intergas had aangebracht en gevestigd is in het gebied dat exclusief aan Bronco als distributeur was toegewezen. Volgens Bronco en IC geldt het recht op provisie ongeacht de merknaam waaronder Intergas haar cv-ketels op de markt brengt. Bronco en IC vinden dat zij op basis van een viertal facturen van Intergas aan Saltoki (zie productie 24 bij dagvaarding) recht hebben op een provisie van minimaal € 122.940,96 (984 x € 124,94). Over 2023 en 2024 bedraagt de misgelopen provisie minimaal € 632.137,50 (4.314 + 5.025 ketels x € 124,94), aldus Bronco en IC. Bronco en IC vorderen dat Intergas haar verplichting tot betaling van provisie nakomt, waarbij de af te dragen provisie voorlopig op een bedrag van € 124,00 per ketel wordt vastgesteld. Ter bepaling van de omvang van de provisie die Intergas aan Bronco verschuldigd is, vorderen Bronco en IC ook dat Intergas vanaf 2023 na afloop van iedere maand aan Bronco een schriftelijke opgave verstrekt van de over die maand verschuldigde provisie, onder vermelding van de gegevens waarop de berekening berust. Volgens Bronco en IC hebben zij deze informatie nodig om haar vordering in de bodemprocedure te kunnen preciseren. Intergas betwist dit alles.
5.14.
Zoals hiervoor is overwogen, is van een agentuurrelatie tussen Bronco en Intergas geen sprake. De gevorderde betaling van de provisie kan daarom niet op artikel 7:428 e.v. BW worden gegrond. Van een provisie is bovendien geen sprake. Met Intergas is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de werkwijze die partijen ten aanzien van Saltoki destijds hebben gehanteerd erop neer komt dat Bronco voor iedere verkochte cv-ketel die Intergas rechtstreeks aan Saltoki levert en factureert een winstmarge ontvangt, namelijk het verschil tussen de in- en verkoopprijs van Bronco. Dat partijen deze vergoeding voor Bronco in de praktijk “provisie” of “commissie” hebben genoemd, betekent niet dat daarmee hun relatie als agentuur moet worden gezien. Daarvoor is meer nodig en de kantonrechter heeft hierover voorshands geoordeeld dat de (leverings-) overeenkomst tussen partijen niet onder het bereik van afdeling 4, titel 7, Boek 7 BW valt. Uit het voorgaande vloeit voort dat Intergas niet is gehouden tot opgave en berekening van de provisie als bedoeld in artikel 7:433 BW en dat Bronco en IC ter zake geen inzagerecht hebben, nog los van de vraag of de gevorderde gegevens bedrijfsgevoelige informatie bevat. De bodemprocedure is de aangewezen weg om te beoordelen of en, zo ja, welke afspraken partijen in dit verband hebben gemaakt. Daarbij komt dat de overeengekomen winstmarge geen vast bedrag is, zoals Bronco en IC kennelijk ingang willen doen vinden, maar blijkens randnummer 6.22 van de conclusie van antwoord per productsoort kan verschillen. Het voorgaande betekent dat het gevorderde sub (b) (ii) en sub (c) moet worden afgewezen.
Conclusie
5.15.
Al met al komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat alle vorderingen van Bronco en IC moeten worden afgewezen.
Proceskosten
5.16.
Bronco en IC zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Intergas worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Bronco en IC af;
6.2.
veroordeelt Bronco en IC in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Bronco en IC niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt Bronco en IC tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart 6.2 en 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024. (PS)