[partij A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij B] zal gebieden om na betekening van het vonnis de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst [concurrentiebeding en relatiebeding] na te leven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500 per overtreding en € 350, -- voor elke dag dat [partij B] met dit gebod in gebreke blijft;
II. [partij B] zal gebieden om na betekening van dit vonnis de op haar rustende verplichting uit hoofde van artikel 14 [geheimhoudingsbeding], na te leven onder oplegging van een dwangsom van € 350, -- voor elke dag dat [partij B] met dit gebod in gebreke blijft;
III. [partij B] zal verbieden voor de duur van de periode dat het concurrentiebeding- en relatiebeding hun geldigheid behouden, om na betekening van dit vonnis bij [bedrijf 1] in dienst te treden en/of te zijn onder oplegging van een dwangsom van € 350,00 voor elke dag dat [partij B] met dit verbod in gebreke blijft;
IV. zal bepalen, dat uit hoofde van dit vonnis maximaal een bedrag van € 50.000,- aan dwangsommen zal kunnen worden verbeurd;
V. [partij B] zal veroordelen om aan [partij A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 11.000, -, (zegge: elfduizend euro) wegens een voorschot op de verbeurde boete, te vermeerderen met de wettelijke rente over het ter zake van deze toegewezen bedrag vanaf de datum van betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. [partij B] zal veroordelen tot betaling na het te dezen te wijzen vonnis van een bedrag aan nasalaris van € 67,50, -- in geval van niet-betekening van het vonnis en van € 216,28, -- in het geval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. [partij B] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.