ECLI:NL:RBOVE:2024:5642

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
11324408 \ CV EXPL 24-1895
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [partij A] B.V. en [partij B]. De kern van het geschil betreft de vraag of [partij B] zich moet houden aan het concurrentie- en relatiebeding dat is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst met [partij A]. De kantonrechter oordeelt dat het handhaven van het concurrentiebeding onbillijk zou zijn voor [partij B], die inmiddels in dienst is getreden bij [bedrijf 1]. Het concurrentiebeding wordt geschorst, zodat [partij B] haar werkzaamheden bij [bedrijf 1] kan voortzetten. Echter, het relatiebeding blijft van kracht, omdat [partij A] een zwaarwegend belang heeft bij de bescherming van haar relaties. De kantonrechter legt een dwangsom op voor het niet naleven van het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding, maar maximaliseert de dwangsommen tot € 25.000. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11324408 \ CV EXPL 24-1895
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2024
in de zaak van
[partij A] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. P.J.G. van der Donck,
tegen
[partij B],
te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
gemachtigde: mr. G.K. Fraterman.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat om de vraag of [partij B] zich moet houden aan het met [partij A] overeengekomen concurrentie- en relatiebeding. De kantonrechter oordeelt voorlopig dat met het handhaving van het concurrentiebeding [partij B] onbillijk wordt benadeeld. Het concurrentiebeding zal worden geschorst totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist, zodat [partij B] bij [bedrijf 1] in dienst kan treden. [partij B] moet zich wel houden aan het relatiebeding omdat [partij A] hierbij een zwaarwegend belang heeft.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de producties 1 t/m 46 van [partij A];
  • de voorwaardelijke eis in reconventie met productie 1 van [partij B];
  • de mondelinge behandeling van 16 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • de pleitnota van [partij A] en de pleitnota van [partij B].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
3. De feiten
3.1.
[partij A] is een uitzendonderneming, die zich bezighoudt met het uitzenden, detacheren en in- en uitlenen van personeel. [partij A] is gevestigd in [vestigingsplaats].
3.2.
Op 11 maart 2019 is [partij B] in dienst getreden bij [partij A]. Met ingang van
2 maart 2021 is [partij B] voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van assistent planner in [plaats 1] en [plaats 2]. Bij de arbeidsovereenkomst hoort een functieomschrijving, waarin de functie van [partij B] is beschreven. In de arbeidsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
‘‘Artikel 13 concurrentiebeding/relatiebeding
13.1.
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om zowel tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst met [partij A], als ook gedurende een tijdvak van 12 maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst binnen een straal van 30 km rond een vestiging van [partij A] als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins, direct of indirect, om niet of tegen betaling, werkzaam te zijn bij een onderneming, persoon of organisatie, al dan niet binnen de genoemde straal van 30 kilometer gevestigd of woonachtig, op een wijze, waarbij binnen die straal van 30 kilometer dezelfde werkzaamheden, zaken en/of diensten worden verricht of geleverd als door of bij [partij A] (en/of de gehele [partij A] Groep), dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij een dergelijke onderneming, persoon of organisatie. De werknemer mag binnen de genoemde periode zonder voorafgaande toestemming geen directe of indirecte (werk)relaties en geen directe of indirecte commerciële relaties onderhouden met concurrerende bedrijven en medewerkers van [partij A] (en/of de [partij A] Groep) binnen de genoemde straal van 30 kilometer. Voorts mag de werknemer binnen de genoemde periode niet op enigerlei wijze wervend optreden binnen de genoemde straal van 30 kilometer bijvoorbeeld door het plaatsen van concurrerende advertenties in huis-aan-huisbladen en/of op internet voor zover gericht op een doelgroep binnen deze straal van 30 kilometer.
13.2.
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om zowel tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst met [partij A], als gedurende een tijdvak van 12 maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins, direct of indirect, om niet of tegen betaling, zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van de werkgever (en/of de [partij A] Groep) zich toelegt, te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dergelijke zaken of diensten van de werkgever (en/of de [partij A] Groep) betrokken, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering van zulke zaken of diensten aan de genoemde derden, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard te onderhouden, dan wel om gedurende genoemde tijdvak personeel of uitzendkrachten die gedurende de laatste 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij [partij A] (en/of de [partij A] Groep) op de loonlijst hebben gestaan te benaderen voor (uitzend)werk, behalve voor zover het uitzendkrachten aangaat, als die in die periode van 12 maanden ook bij andere uitzendbureaus binnen een straal van 30 kilometers van een vestiging van [partij A] op de loonlijst hebben gestaan.
13.3.
Bij vragen over de naleving van het concurrentiebeding en relatiebeding verschaft de werknemer zonder enig voorbehoud binnen een termijn van twee weken na een daartoe strekkend verzoek van de werkgever alle relevante informatie, waar de werkgever dan om vraagt, behoudens voor zover de wet zich daartegen verzet.
13.4.
Bij overtreding van één of meer van de in dit artikel vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) per overtreding en € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor elke dag dat de overtreding voortduurt zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.
13.5.
De werknemer verklaart met de ondertekening van deze overeenkomst, dat hij met de werkgever overleg heeft gevoerd over dit concurrentiebeding en relatiebeding en de werknemer verklaart, dat hij van de werkgever een toelichting heeft gekregen over de uitleg daarvan en gaat daarmee met ondertekening van de overeenkomst akkoord.
Artikel 14: Geheimhouding
14.1.
De werknemer erkent, dat aan hem door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden het bedrijf van de werkgever en de cliënten van de werkgever betreffende, of daarmee verband houdende.
14.2.
Het is aan de werknemer verboden om hetzij tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, hetzij erna op enigerlei wijze, direct of indirect in welke vorm ook, mededelingen te doen van of aangaande het bedrijf van de werkgever alsmede van of aangaande de cliënten van de werkgever.
14.3.
Bij overtreding van de in 14.1. en 14.2. vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ad € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) per overtreding zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft’’
3.3.
Bij brief van 26 februari 2024 heeft [partij B] haar ontslag ingediend per 28 maart 2024.
3.4.
Begin september 2024 is [partij B] in dienst getreden bij [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1]) in [plaats 3] als vestigingsmanager. [bedrijf 1] is een uitzendbureau, die zich bezighoudt met werving, selectie, uitzending en detachering van personeel.
3.5.
Bij schrijven van 13 september 2024 heeft de gemachtigde van [partij A] [partij B] gesommeerd om haar werkzaamheden voor [bedrijf 1] te staken en gestaakt te houden en het contact met relaties/medewerkers van [partij A] te staken en gestaakt te houden, zolang het concurrentie- en relatiebeding voortduurt. Tevens is aanspraak gemaakt op de contractuele boetes voor het overtreden van het concurrentie-en relatiebeding.
3.6.
Midden september 2024 is [partij B] uit dienst gegaan bij [bedrijf 1].

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij B] zal gebieden om na betekening van het vonnis de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst [concurrentiebeding en relatiebeding] na te leven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500 per overtreding en € 350, -- voor elke dag dat [partij B] met dit gebod in gebreke blijft;
II. [partij B] zal gebieden om na betekening van dit vonnis de op haar rustende verplichting uit hoofde van artikel 14 [geheimhoudingsbeding], na te leven onder oplegging van een dwangsom van € 350, -- voor elke dag dat [partij B] met dit gebod in gebreke blijft;
III. [partij B] zal verbieden voor de duur van de periode dat het concurrentiebeding- en relatiebeding hun geldigheid behouden, om na betekening van dit vonnis bij [bedrijf 1] in dienst te treden en/of te zijn onder oplegging van een dwangsom van € 350,00 voor elke dag dat [partij B] met dit verbod in gebreke blijft;
IV. zal bepalen, dat uit hoofde van dit vonnis maximaal een bedrag van € 50.000,- aan dwangsommen zal kunnen worden verbeurd;
V. [partij B] zal veroordelen om aan [partij A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 11.000, -, (zegge: elfduizend euro) wegens een voorschot op de verbeurde boete, te vermeerderen met de wettelijke rente over het ter zake van deze toegewezen bedrag vanaf de datum van betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. [partij B] zal veroordelen tot betaling na het te dezen te wijzen vonnis van een bedrag aan nasalaris van € 67,50, -- in geval van niet-betekening van het vonnis en van € 216,28, -- in het geval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. [partij B] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
Daaraan legt [partij A], bezien tegen de achtergrond van de feiten, het volgende ten grondslag. [partij B] heeft met het in dienst treden bij [bedrijf 1] het concurrentiebeding van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst overtreden. [bedrijf 1] is een concurrent en zit ruim binnen de straal van 30 kilometer van de vestiging van [partij A] in [plaats 1]. [partij A] heeft een zwaarwegend belang om [partij B] te houden aan het concurrentie-en relatiebeding, nu [partij B] al haar ervaringen van de plaatselijke markt rond [plaats 1] en het uitzendvak heeft opgedaan bij [partij A]. Voorts doet [partij B] voorkomen of zij geen contacten onderhield met relaties, klanten en medewerkers op het moment dat zij in dienst was bij [partij A], terwijl dit wel het geval is geweest. De bedingen zijn ook niet onredelijk bezwarend voor [partij B]. Subsidiair is [partij A] van mening dat [partij B] een onrechtmatige daad pleegt, nu zij expliciet heeft aangegeven dat zij niet bij een concurrent zou gaan werken.
[partij A] vordert verder een voorschot op de contractueel verbeurde boetes. Allereerst omdat [partij B] het concurrentiebeding heeft geschonden door haar naam als contactpersoon te laten plaatsen bij diverse advertenties op de website van [bedrijf 1], waarmee uitzendpersoneel werd geworven in de straal van 30 km rond de vestiging van [partij A] in [plaats 1]. Daarnaast heeft volgens [partij A] [partij B] tweemaal het relatiebeding geschonden. Ten eerste omdat [partij B] namens [bedrijf 1] voor [bedrijf 2], een klant van [partij A], uitzendpersoneel heeft geworven. Ten tweede omdat [partij B] met [naam], een uitzendkracht van [partij A], koffie heeft gedronken.
4.3.
[partij B] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
in voorwaardelijke reconventie
4.4.
[partij B] vordert dat de kantonrechter in kort geding - voorwaardelijk, voor zover de vordering van [partij A] tot handhaving van het concurrentie- en/of relatiebeding zal worden toegewezen - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het tussen partijen in de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentie- en/of relatiebeding geheel zal schorsen dan wel gedeeltelijk zal schorsen in die zin dat het [partij B] is toegestaan werkzaamheden te verrichten voor c.q. in dienst te treden bij [bedrijf 1] te [plaats 3];
II. voor het geval het concurrentie- en/of relatiebeding niet geheel wordt geschorst zal bepalen dat het concurrentie- en/of relatiebeding wordt gematigd c.q. gedeeltelijk wordt geschorst tot een straal van maximaal 18 kilometer om de vestiging van [partij A] te [plaats 1], opdat [partij B] in [plaats 3] werkzaam kan zijn, alsmede een beperking van de duur van het concurrentie- en/of relatiebeding tot vijf maanden na datum einde dienstverband, althans een in goede justitie te bepalen afstand en duur;
III. voor het geval het concurrentie- en relatiebeding niet geheel of gedeeltelijk wordt geschorst zal bepalen dat [partij A] gehouden is aan [partij B] voor de (resterende) duur van het concurrentie- en/of relatiebeding maandelijks een vergoeding te voldoen van het laatstgenoten salaris van [partij B] (te vermeerderen met vakantietoeslag) teneinde in haar levensonderhoud te voldoen dan wel een andere billijkheidsvergoeding toe te kennen aan [partij B];
IV. een voorziening zal treffen zoals de kantonrechter in goede justitie vermeent te bepalen;
V. [partij A] zal veroordelen in kosten van deze procedure.
4.5.
[partij B] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij belang heeft bij schorsing van het concurrentie-en/of relatiebeding omdat zij onbillijk wordt benadeeld als zij wordt gehouden aan de bedingen. [partij B] stelt dat zij niet beschikt over dermate bijzondere, gevoelige informatie dat [partij A] hierdoor in haar bedrijfsdebiet wordt aangetast. Zij beschikt niet over essentiële en unieke informatie, maar alleen over algemene informatie die [partij A] met al haar persoonsleden heeft gedeeld, waaronder met [partij B] als assistent planner. Zij had een binnendienstfunctie en trad niet actief naar buiten om klanten te bezoeken en/of relaties uit te breiden. Ook zijn er volgens [partij B] geen klanten overgestapt. Het bedrijfsdebiet van [partij A] wordt naar de mening van [partij B] afdoende beschermd door het relatiebeding en/of het geheimhoudingsbeding. [partij B] wil graag weer in dienst bij [bedrijf 1]. Daar kan zij terugkeren in de uitzendbranche, in een geheel andere functie, een aanzienlijke positieverbetering bewerkstellingen en werkzaam zijn binnen haar woonplaats. Dit is voor haar noodzakelijk, omdat zij alleenstaand moeder is van haar minderjarig zoontje. Eveneens zijn de bedingen volgens haar erg verstrekkend, omdat deze algemeen en erg ruim geformuleerd zijn door [partij A]. Omdat zij niet binnen de straal van 30 km van een vestiging van [partij A] Groep werkzaam mag zijn, zou dit betekenen dat zij nagenoeg niet in de uitzendbranche werkzaam kan zijn in de provincies Overijssel en Drenthe. [bedrijf 1] B.V. is daarnaast geen directe concurrent van [partij A].
4.6.
[partij A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [partij B], met veroordeling van [partij B] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

In conventie en (voorwaardelijke) reconventie
5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie zal de kantonrechter deze vorderingen gezamenlijk bespreken.
Spoedeisend belang
5.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [partij A] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [partij A] wil voorkomen dat [partij B] werkzaamheden gaat verrichten voor [bedrijf 1], terwijl [partij B] juist weer in dienst wil van [bedrijf 1], maar zij loopt daarbij nu het risico dat ze het aan het concurrentie- en relatiebeding gekoppelde boetebedrag is verschuldigd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat beide partijen een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen.
Toetsingskader
5.3.
Voor toewijzing van de vorderingen in dit kort geding, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De beoordeling in dit kort geding geldt als een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. De kantonrechter zal eerst de vordering tot nakoming/schorsing van het concurrentiebeding bespreken, aangezien [partij B] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij bereid is om nadere afspraken te maken over het relatiebeding, en zo begrijpt de kantonrechter het dat zij dit beding zal accepteren, als het concurrentiebeding wordt geschorst.
Schorsing concurrentiebeding
5.4.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of [partij B] het concurrentiebeding moet nakomen of dat het concurrentiebeding moet worden geschorst, zodat [partij B] in dienst kan treden bij [bedrijf 1]. De kantonrechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk schorsen indien op voorhand voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW zal vernietigen, op de grond dat [partij B], in verhouding tot het te beschermen belang van [partij A], door dat beding onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is en licht dat hierna toe.
-
Geldigheid concurrentiebeding, [bedrijf 1] is (directe) concurrent en reikwijdte concurrentiebeding
5.5.
Vooropgesteld wordt dat niet in geschil is dat partijen een geldig concurrentie(- en relatie)beding zijn overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. Wel twisten partijen over de vraag of [bedrijf 1] een directe concurrent is van [partij A] en bestaat er discussie over de reikwijdte van het concurrentiebeding. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [partij A] voldoende onderbouwd dat [bedrijf 1] een directe concurrent is. Beide bedrijven houden zich bezig met het uitzenden en detacheren van personeel op het gebied van bouw en infra, zijn dichtbij elkaar gevestigd en begeven zich op dezelfde markt. Dat [partij A] zich in tegenstelling tot [bedrijf 1] ook nog richt op andere werkgebieden, maakt het voorgaande niet anders. Wel is de kantonrechter het met [partij B] eens dat het concurrentiebeding zeer verstrekkend en ruim is geformuleerd. Het beding is namelijk niet regionaal beperkt tot de vestiging van [partij A] in [plaats 1], waar [partij B] voornamelijk werkzaam was. Ook is de formulering in het concurrentiebeding zodanig ruim is dat elk uitzendbureau als concurrent kan worden aangemerkt. Daarom wordt aanleiding gezien om het concurrentiebeding terughoudend te toetsen en dit mee te nemen in de hierna te bespreken belangafweging tussen partijen.
-
Belang [partij B]
5.6.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [partij B] voldoende onderbouwd dat zij er groot belang bij heeft om in dienst te treden bij [bedrijf 1]. [partij B] heeft onweersproken aangevoerd dat zij bij [partij A] ongeveer € 1.792,00 bruto per vier weken verdiende als assistent planner en zij bij [bedrijf 1] een inkomen van
€ 2.428,00 bruto per vier weken kan verdienen als vestigingsmanager. Hiermee heeft [partij B] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij meer salaris kan verdienen en dit moet worden aangemerkt als een positieverbetering. Dat [partij B] deze stap had kunnen maken bij [partij A] is niet gesteld en ook niet aannemelijk gemaakt door [partij A]. Die positieverbetering wordt door het concurrentiebeding nu aanzienlijk beperkt, omdat [partij B] op grond van het beding niet bij [bedrijf 1] in dienst mag treden.
5.7.
Verder stelt de kantonrechter vast dat het beding [partij B] verhindert niet alleen om bij [bedrijf 1] in dienst te treden, maar ook bij andere uitzendbureaus. [partij B] heeft in onbetwist gesteld dat zij een belang heeft om in de buurt van haar woonplaats te werken omdat zij een alleenstaande moeder is met een zoontje en zij voor haar levensonderhoud afhankelijk is van inkomsten. [partij B] heeft tijdens de mondelinge behandeling in dit kader onweersproken gesteld dat dit nu niet mogelijk is omdat zelf Enschede binnen de straal van 30 km van de vestiging van [partij A] in [plaats 1] ligt. De kantonrechter is van oordeel dat nu dit betekent dat zij hierdoor in heel Twente niet werkzaam kan zijn in de uitzendbranche, dit een te grove beperking vormt op haar recht op vrije arbeidskeuze. [partij A] heeft nog toegelicht dat het bespreekbaar zou zijn als [partij B] zou gaan werken bij een uitzendbureau bij haar in de buurt, die zich bezighoudt met het detacheren van bijvoorbeeld piloten of ziekenhuispersoneel, maar naar het oordeel van de kantonrechter miskent Sibo hiermee dat [partij B] hiervan geen kennis heeft. Dit geldt eveneens voor de door [partij A] overgelegde vacatures voor de mogelijke functies voor [partij B] als HR-medewerker, hetgeen zij niet ambieert, en als tandartsassistente, waarvoor zij eerst weer een opleiding moet volgen.
-
Belang [partij A]
5.8.
Tegenover het belang van [partij B] staat het belang van [partij A] om haar bedrijfsdebiet te beschermen. De kantonrechter stelt voorop dat een concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet (de opgebouwde knowhow en goodwill) van de werkgever te beschermen. Een concurrentiebeding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in dienst is getreden van een concurrent en daarbij zijn bij de werkgever opgedane kennis en ervaring meeneemt, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Van een aantasting van het bedrijfsdebiet zal bijvoorbeeld wel sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn (sleutel-)functie op de hoogte is van essentiële relevante commerciële en technische informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar dienst nieuwe werkgever (volgens HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:894).
5.9.
De kantonrechter is voorlopig, in het licht van het bovenstaande, van oordeel dat het belang van [partij A] bij handhaving van het concurrentiebeding beperkt is. [partij B] heeft onweersproken gesteld dat door haar toedoen geen klanten van [partij A] zijn overgestapt naar [bedrijf 1], terwijl zij nu al een half jaar weg is bij [partij A], zodat om deze reden al niet aannemelijk is geworden dat [partij A] in haar bedrijfsdebiet is aangetast.
5.10.
[partij A] heeft verder gesteld dat [partij B] beschikt over bedrijfsgevoelige en strategische informatie. [partij A] heeft daarbij gewezen op de informatie over het prijsbeleid, de systemen, de inkoopprijzen, de werkprocessen en omzetcijfers van de verschillende vestigingen van [partij A]. Ook had [partij B] volgens [partij A] contacten met klanten, relaties en medewerkers. De kantonrechter is van oordeel dat [partij A] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd van welke essentiële relevante commerciële en/of technische informatie of van welke unieke werkprocessen en/of strategieën [partij B] concreet op de hoogte is, die zij zou kunnen gebruiken bij [bedrijf 1] om [partij A] te beconcurreren. Daarbij geldt dat [partij B] gemotiveerd heeft weersproken dat zij in haar functie als assistent planner bij [partij A] beschikte over vertrouwelijke informatie. Zij heeft toegelicht dat zij slechts administratieve werkzaamheden uitvoerde bij [partij A] onder leiding van een planner en niet het vaste aanspreekpunt was voor klanten en relaties. Zij had wel de wens om meer naar buiten te treden om klanten te zoeken en/of relaties uit te breiden, maar dit is volgens haar bij [partij A] nooit van de grond gekomen. [partij A] heeft dit weliswaar betwist, maar miskent hiermee naar het oordeel van de kantonrechter dat de feitelijke functie van [partij B] als assistent planner nooit is gewijzigd. [partij B] heeft voorts toegelicht dat zij offertes, prijzen en omzetcijfers van [partij A] heeft ontvangen, maar dat dit informatie was die vrijwel met al het kantoorpersoneel werd gedeeld en ook was in te zien in de systemen van [partij A], door iedereen die daar werkzaam was. Dit heeft [partij A] vervolgens niet weersproken, zodat vooralsnog [partij A] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt zij in haar bedrijfsdebiet wordt aangetast met de overstap van [partij B] naar [bedrijf 1].
5.11.
[partij A] heeft nog betoogd dat [partij B] alles bij haar heeft geleerd over het uitzendwerk en zij haar kennis nu meeneemt naar [bedrijf 1], maar daarvoor geldt dat deze opgedane kennis van [partij B] bij [partij A] niet wordt beschermd door een concurrentiebeding.
-
Belangenafweging
5.12.
Gelet op al het voorgaande, de belangen van partijen tegen elkaar afwegend, acht de kantonrechter het waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [partij B] onbillijk wordt benadeeld door handhaving van het concurrentiebeding. De kantonrechter zal het concurrentiebeding gedeeltelijk schorsen, zodat [partij B] in dienst bij [bedrijf 1] kan treden.
Het relatiebeding blijft in stand
5.13.
De kantonrechter oordeelt dat voldoende aannemelijk geworden is dat [partij A] een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het relatiebeding. [partij A] en [bedrijf 1] hebben immers deels dezelfde gemeenschappelijke relaties, zoals [bedrijf 2]. Naar het oordeel van de kantonrechter staat het onverkort in stand houden van het relatiebeding, een indiensttreding van [partij B] bij [bedrijf 1] niet in de weg.
5.14.
De vordering van [partij A] op dit punt zal dan worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom voor het bedrag van € 350,00 per dag dat [partij B] hiermee in gebreke blijft zal worden gematigd naar € 250,00 per dag, zoals partijen zijn overeengekomen in de arbeidsovereenkomst.
Geheimhoudingsbeding, dwangsommen, voorschot verbeurde boetes
5.15.
[partij B] heeft toegezegd dat zij zich zal houden aan het overeengekomen geheimhoudingsbeding. De kantonrechter zal de vordering van [partij A] dan ook toewijzen, zoals is geformuleerd onder 2 van de dagvaarding, met dien verstande dat de dwangsom van een bedrag van € 350,00 per dag zal worden gematigd naar € 250,00 per dag.
5.16.
Voorts worden de door [partij A] gevorderde dwangsommen gemaximaliseerd tot een bedrag van € 25.000,00.
5.17.
Tot slot vordert [partij A] nog een voorschot op de verbeurde boetes van € 11.000,00. Volgens [partij A] heeft [partij B] één keer het concurrentiebeding overtreden en twee keer het relatiebeding, waardoor zij contractuele boetes is verschuldigd. [partij B] heeft dit betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter leent deze vordering zich niet voor een beoordeling in kort geding omdat [partij A] hierbij geen spoedeisend belang heeft. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.18.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
gebiedt [partij B] om na betekening van dit vonnis de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst [relatiebeding] na te leven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding en
€ 250,00 voor elke dag dat [partij B] met dit gebod in gebreke blijft,
6.2.
gebiedt [partij B] om na betekening van dit vonnis de op haar rustende verplichting uit hoofde van artikel 14 [geheimhoudingsbeding], na te leven onder oplegging van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat [partij B] met dit gebod in gebreke blijft,
6.3.
schorst het tussen partijen in de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding in die zin dat het [partij B] is toegestaan werkzaamheden te verrichten voor c.q. in dienst te treden bij [bedrijf 1] B.V. te [plaats 3],
6.4.
bepaalt, dat uit hoofde van dit vonnis maximaal een bedrag van € 25.000,00 aan dwangsommen kan worden verbeurd,
6.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024 (cs).