ECLI:NL:RBOVE:2024:5566
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot herstel elektriciteit in huurwoning na tussenvonnis
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft de voorzieningenrechter op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser vorderde dat de gedaagde hem weer toegang zou geven tot de elektriciteit in zijn huurwoning. De procedure volgde op een tussenvonnis van 15 oktober 2024, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat partijen eerst moesten uitzoeken waarom de eiser geen stroom meer had. De gemachtigde van de eiser heeft op 17 oktober 2024 gerapporteerd dat de elektriciteit inmiddels weer functioneerde, en dat de gedaagde had toegezegd dat de eiser toegang zou krijgen tot de meterkast.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de elektriciteit weer volledig functioneert en heeft daarom de vordering van de eiser afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om de gedaagde te veroordelen tot het handhaven van de elektriciteitsvoorziening, aangezien deze verplichting al voortvloeit uit de huurovereenkomst. Bovendien was de eiser er niet in geslaagd aan te tonen dat de gedaagde verantwoordelijk was voor het eerdere probleem met de elektriciteit. De gedaagde had betwist enige rol te hebben gespeeld in het afsluiten van de stroom.
Ten aanzien van een vordering tot het aansluiten van een internetverbinding, die ook aan de orde was, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis al geoordeeld dat deze vordering zou worden afgewezen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan door J.M. Marsman op 24 oktober 2024.