ECLI:NL:RBOVE:2024:5552

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
ak_24_796
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de invordering van een verbeurde dwangsom in verband met overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening tijdens evenement PEC Zwolle

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de invordering van een verbeurde dwangsom van € 2.500,-. De burgemeester van Zwolle had op 5 oktober 2023 besloten om deze dwangsom in te vorderen, nadat uit camerabeelden en een bestuurlijke rapportage van de politie bleek dat eiser de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) had overtreden tijdens de huldiging van PEC Zwolle op 20 mei 2023. Eiser had eerder een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege eerdere overtredingen van de APV, en de burgemeester stelde dat eiser zich had aangesloten bij een groep supporters die zich opdringerig gedroeg en de beveiliging overliep.

De rechtbank heeft op 27 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. Eiser betwistte de verbeurdverklaring van de dwangsom en stelde dat hij zich niet had aangesloten bij de groep supporters, maar slechts met een vriend aanwezig was. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester terecht had vastgesteld dat eiser de APV had overtreden, gebaseerd op de bevindingen in de bestuurlijke rapportage en de camerabeelden. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester de dwangsom mocht invorderen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/796

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Zwolle

(gemachtigde: mr. H.C.S. van Dop).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de invordering van de verbeurde dwangsom van € 2.500,-.
1.1.
Met het besluit van 5 oktober 2023 heeft de burgemeester besloten over te gaan tot invordering van de door eiser verbeurde dwangsom. Met het bestreden besluit van 1 december 2023 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van de burgemeester deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. De burgemeester heeft op 15 maart 2022 aan eiser een last onder dwangsom opgelegd. De aanleiding hiervoor is dat uit een bestuurlijke rapportage van de politie is gebleken dat eiser tussen 5 december 2020 en 4 december 2021 betrokken is geweest bij meerdere incidenten die de veiligheid en openbare orde hebben verstoord. Deze incidenten hebben plaatsgevonden rondom voetbalwedstrijden van PEC Zwolle. In het besluit staat onder meer dat eiser wordt gelast om per direct artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) niet opnieuw te overtreden. Dat betekent dat het voor eiser verboden is om op een openbare plaats in de gemeente Zwolle deel te nemen aan een samenscholing, zich onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag dan wel door te vechten aanleiding te geven tot ongeregeldheden. Als eiser zich niet aan de last houdt, verbeurt hij een dwangsom van € 2.500 ineens per overtreding, met een maximum van € 10.000,-. Met het besluit van 26 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven. Eiser heeft hiertegen geen beroep ingesteld, waardoor de last onder dwangsom in rechte onaantastbaar is.
3. De politie heeft op 26 juni 2023 opnieuw een bestuurlijke rapportage opgesteld. De aanleiding hiervoor is dat eiser op 20 mei 2023 de huldiging van PEC Zwolle heeft bezocht, waarbij eiser zich bevond in een groep met supporters van de harde kern van PEC Zwolle. In de rapportage staat verder beschreven dat deze groep zich formeerde voor de ingang van het terrein waar de huldiging plaatsvond en besloot zich als één geheel naar de toegangspoorten te begeven, kennelijk met het doel om als groep de beveiligers te overlopen. Op camerabeelden, zo staat in het rapport, is te zien dat eiser aan de linkerzijde van het terrein langs de aanwezige beveiligers loopt en dat hij wordt aangesproken door een beveiliger, die hem terugduwt en naar de ingang terugwijst. Ook is te zien dat eiser geen gehoor geeft aan de aanwijzing van de beveiliger en zich niet onderwerpt aan visitatie en fouillering, maar dat hij zich bewust afwendt van de controle en het terrein oploopt. Na afloop is, zo staat tot slot in de bestuurlijke rapportage, gebleken dat tijdens het overlopen meerdere beveiligers zijn weggeduwd, waarbij één beveiliger letsel heeft opgelopen, en dat meerdere leden van de supportersgroep fakkels en vuurwerk hebben afgestoken op het evenemententerrein.
4. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 26 juli 2023 het voornemen geuit om de verbeurde dwangsom van € 2.500,- in te vorderen. Volgens de burgemeester heeft eiser artikel 2:1, eerste lid, van de APV overtreden. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser heeft deelgenomen aan een samenscholing, doordat hij in gezamenlijkheid de beveiliging overgelopen heeft. Ook wordt zijn gedrag bij de ingang bestempeld als opdringerig en uitdagend. Verder heeft het onttrekken aan de controle tot gevolg gehad dat door de supportersgroep op grote schaal vuurwerk en fakkels werden meegenomen, waardoor als gevolg van eisers handelen ongeregeldheden ontstonden bij het afsteken hiervan.
5. Met het besluit van 5 oktober 2023 heeft de burgemeester besloten de verbeurde dwangsom van € 2.500,- in te vorderen. Met het besluit van 1 december 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is de burgemeester bij de invordering gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de dwangsom heeft mogen invorderen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Eiser betwist dat de dwangsom is verbeurd en voert aan dat hij artikel 2:1, eerste lid, van de APV niet heeft overtreden. Eiser erkent dat hij bij het evenemententerrein aanwezig was waar de huldiging van PEC Zwolle plaatsvond, maar stelt dat hij de last niet heeft overtreden. Volgens eiser heeft hij zich niet aangesloten bij een groep, maar was hij slechts met één vriend aanwezig bij het evenement. Hij kwam de supportersgroep buiten het terrein tegen en heeft een praatje met ze gemaakt voordat ze het evenement zouden betreden. Op het moment dat hij merkte dat er onrust ontstond in de supportersgroep, vluchtte hij snel het evenemententerrein op om zich hieraan te onttrekken. Eiser stelt verder dat hij de fouillering niet opzettelijk heeft ontweken, omdat hij niets te verbergen had. Hij maakte de keuze om snel weg te gaan bij de supportersgroep en bijbehorende onrust, omdat hij zich bewust was van de last onder dwangsom en de last niet wilde overtreden.
9. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag moet liggen. [1] Verder mag een bestuursorgaan in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, moet worden onderzocht of, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen, dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [2]
10. In de bestuurlijke rapportage is opgenomen dat voor de ingang van het evenemententerrein een grote groep supporters, van circa 50 personen, van de harde kern van PEC Zwolle zich formeert, dat eiser deel uitmaakt van deze groep en dat de groep zich als één geheel naar de toegangspoorten en beveiligers begeeft. Verder is op de camerabeelden te zien dat eiser via de linkerkant bij de ingang het terrein oploopt, dat hij wordt teruggeduwd door een beveiliger en vervolgens via de andere kant alsnog het terrein oploopt. De rechtbank is van oordeel dat met de bestuurlijke rapportage en de camerabeelden voldoende duidelijk is dat eiser artikel 2:1, eerste lid, van de APV heeft overtreden. Dat eiser stelt dat hij zich zoveel mogelijk heeft afgewend van de groep, is geen reden voor twijfel aan de bevindingen van de politie, zoals opgenomen in de bestuurlijke rapportage. Bovendien heeft eiser in de zienswijze op het voornemen van de burgemeester zelf gesteld dat hij zich gevoegd heeft bij een groep supporters en dat zij gezamenlijk naar de ingang van het terrein liepen. De burgemeester heeft daarom terecht gesteld dat sprake is geweest van samenscholing vóór het terrein en van het overlopen van de beveiliging, waardoor de last is overtreden en de dwangsom is verbeurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de burgemeester de dwangsom heeft mogen invorderen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de verbeurde dwangsom heeft mogen invorderen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4615.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3731, en 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2826.