ECLI:NL:RBOVE:2024:5517

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/08/308094 / HA ZA 24-4
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuursleden van een tennisvereniging voor schade door onzorgvuldig handelen bij de bouw van een clubhuis

In deze zaak heeft de Tennisvereniging drie voormalig bestuursleden aangeklaagd wegens vermeende onzorgvuldigheid in hun rol als bestuurders. De vereniging stelt dat de bestuursleden een overeenkomst hebben gesloten met een Roemeense aannemer voor de bouw van een nieuw clubhuis, waarbij 95% van de aanneemsom is betaald zonder dat de aannemer met de bouw is begonnen. De aannemer is uiteindelijk failliet gegaan, waardoor de vereniging de betaalde bedragen kwijt is. De rechtbank heeft de vordering van de Tennisvereniging afgewezen, oordelend dat hoewel de bestuurders onzorgvuldig hebben gehandeld, dit niet zodanig was dat hen een ernstig persoonlijk verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank overweegt dat de bestuurders zich niet voldoende bewust waren van de risico's die verbonden waren aan de overeenkomst met de aannemer en dat zij niet op de hoogte waren van de slechte financiële situatie van de aannemer. De rechtbank concludeert dat de bestuurders, hoewel zij beter hadden moeten handelen, niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schade die de Tennisvereniging heeft geleden. De Tennisvereniging wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/308094 / HA ZA 24-4
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. V.L.M.J. Boitelle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonend in [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonend in [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. R.J. Postma.
Eiseres zal hierna de Tennisvereniging worden genoemd. Gedaagden worden ieder afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd, dan wel gezamenlijk [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 december 2023 met producties 1 tot en met 24;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 23;
  • de brief van 29 februari 2024 waarbij partijen is medegedeeld dat er een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling van 16 mei 2024, waarbij beide partijen hun standpunten aan de hand van spreekaantekeningen hebben toegelicht en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

2.Samenvatting

2.1.
In deze zaak worden drie voormalig bestuursleden van de Tennisvereniging door de vereniging aangesproken. De Tennisvereniging vindt dat de drie ex-bestuursleden zodanig onzorgvuldig hebben gehandeld als bestuurders dat hen een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken en zij daarom aansprakelijk zijn voor de door de vereniging geleden en nog te lijden schade. De bestuurders hebben een overeenkomst gesloten met een Roemeense aannemer die een nieuw clubhuis zou bouwen en de vereniging heeft 95% van de aanneemsom betaald zonder dat de aannemer met de bouw is begonnen. Uiteindelijk is de aannemer failliet gegaan zodat de vereniging de door haar betaalde bedragen kwijt is.
2.2.
De rechtbank wijst de vordering af omdat de rechtbank vindt dat de bestuurders weliswaar onzorgvuldig hebben gehandeld maar niet zodanig onzorgvuldig dat hen een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank legt verderop in dit vonnis uit welke overwegingen tot dat oordeel hebben geleid.

3.De feiten

3.1.
Eiseres is een tennisvereniging met circa 160 leden in [vestigingsplaats] . De statuten, zoals gewijzigd bij notariële akte van 24 mei 2002, bepalen onder meer:
TAAK EN BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR
Artikel 10
(…)
3. Het bestuur is, mits met goedkeuring van de algemene vergadering bevoegd tot:
c. het verrichten van rechtshandelingen waarvan de financiële betekenis òf onbepaald is òf een bij Huishoudelijk Reglement te bepalen bedrag te boven gaat.”
3.2.
In het Huishoudelijk Reglement van de vereniging is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
Bestuur
Artikel 9
Het bestuur van de vereniging wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van de statuten, gekozen uit de leden door de algemene vergadering en bestaat uit ten minste zeven personen. Het aantal bestuursleden is te allen tijde oneven, behoudens het bepaalde in artikel 9 sub 7 van de statuten.
Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter, de secretaris en de penningmeester, die meerderjarig moeten zijn, of door hun door het bestuur aan te wijzen plaatsvervangers, leden van het bestuur.
Bij een uit zeven of meer leden bestaand bestuur kan de secretaris noch de penningmeester tevens de functie van vicevoorzitter vervullen:
a.
De bestuursleden worden gekozen voor een periode van twee jaar. Aftredende bestuursleden kunnen maximaal twee keer herkozen worden voor eenzelfde periode. De algemene ledenvergadering kan van het hiervoor bepaalde afwijken.
b.
Van het dagelijks bestuur kunnen hoogstens twee personen tegelijkertijd aftreden. Door het bestuur dient een rooster van het periodiek aftreden opgesteld te worden.
c.
(…)
Commissies
Art. 13
Het bestuur kan zich bij de uitoefening van zijn taak laten bijstaan door een aantal commissies.
Iedere commissie zal bestaan uit tenminste drie leden, waaraan toegevoegd een lid van het bestuur. Laatstgenoemde heeft slechts een adviserende stem.
(…)
8. De voorzitter, secretaris en penningmeester van het bestuur kunnen niet als lid van een commissie worden benoemd.”
3.3.
Op 3 februari 2015 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden. De notulen van die vergadering vermelden onder meer:
Bouwcommissie
Bouwcommissie bestaat uit de volgende leden: (…)
Deze groep heeft in een aantal bijeenkomsten de wensen, gedachten, ideeën m.b.t. de verbouw van de kantine geïnventariseerd wat resulteerde in eerste schetsen. Uiteindelijk leidde die tot uitwerking van een tweetal bouwtekeningen: één ingrijpende variant en één basisvariant.
Er werd besloten 4 plaatselijke aannemers te vragen te offreren.
(…)
De 3 offertes zijn zojuist, 3 februari 2015 binnengekomen.”
3.4.
Op 26 januari 2016 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden, waarbij de leden door middel van stemming hebben besloten tot de bouw van een nieuw (houten) clubhuis. Deze vergadering werd voorgezeten door [gedaagde 1] als voorzitter.
3.5.
In die vergadering is verder ter sprake gekomen dat vier bestuursleden, waaronder [gedaagde 1] , aftredend en niet herkiesbaar waren. Omdat op dat moment slechts één functie kon worden ingevuld, heeft [gedaagde 1] zich bereid verklaard om ‘
de lopende zaken het komende jaar nog te blijven doen.
3.6.
Voor het onderzoeken naar de mogelijkheden van nieuwbouw van het clubhuis is een bouwcommissie ingesteld, aanvankelijk onder leiding van [naam 1] (aftredend bestuurslid) en [gedaagde 1] .
3.7.
In de algemene ledenvergadering van 14 februari 2017 heeft [gedaagde 1] zich herkiesbaar gesteld. Zij is vervolgens unaniem herkozen als voorzitter van eiseres.
3.8.
Op 19 april 2017 heeft een bijzondere algemene ledenvergadering plaatsgevonden waarop de financiering van het nieuw te realiseren clubhuis is besproken. Het voorstel van het bestuur, waarbij € 275.000 moest worden gefinancierd door middel van crowdfunding en een lening bij de bank, is met een ruime meerderheid van stemmen (41 voor, 2 tegen) aangenomen.
3.9.
Op 25 september 2017 heeft Prima Blokhutten (de handelsnaam van SC Prima Holding SRL, gevestigd in Roemenië) een offerte uitgebracht aan de bouwcommissie voor een bedrag van € 153.974,- exclusief btw. De bestuurder en aandeelhouder van SC Prima Holding is een Nederlander, de heer [naam 2] . De offerte vermeldt onder meer:
“Levertermijn in overleg begin 2018.
Betalingscondities 50% bij de opdracht, 45% bij de levering van de goederen, 5% na oplevering van de kantine na[sic]
alle tevredenheid van de klant.”
3.10.
Op 15 november 2017 heeft de eerste aanbetaling aan van € 59.997,85 plaatsgevonden. De offerte is de dag daarna, op 16 november 2017, voor akkoord ondertekend door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] .
3.11.
Op 30 januari 2018 heeft de Tennisvereniging aan Prima Blokhutten een bedrag van € 24.776,03 betaald.
3.12.
De Tennisvereniging heeft in februari 2018 een omgevingsvergunning voor de bouw van het nieuwe clubhuis aangevraagd bij de gemeente Raalte.
3.13.
Het oorspronkelijke clubhuis is op 19 maart 2018 gesloopt.
3.14.
Op 6 juni 2018 heeft de Tennisvereniging € 42.387,53 en € 33.911,13 aan Prima Blokhutten betaald. Ook heeft zij op die datum € 6.473,50 betaald voor meerwerk.
3.15.
De omgevingsvergunning voor de bouw van het nieuwe clubhuis is op 11 juni 2018 verleend. Tegen de vergunningverlening is bezwaar gemaakt door een buurman van de Tennisvereniging, de heer [naam 3] . Tevens heeft [naam 3] schorsing van het besluit gevraagd bij de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft het besluit bij uitspraak van 9 juli 2018 geschorst. [naam 3] heeft zijn bezwaren in januari 2019 ingetrokken nadat met de Tennisvereniging overeenstemming was bereikt.
3.16.
Prima Blokhutten heeft in februari 2019 een schadeclaim bij de Tennisvereniging ingediend van € 238.000,00, die zij later heeft bijgesteld naar € 60.000,00.
3.17.
Op 18 maart 2019 heeft wederom een algemene ledenvergadering plaatsgevonden waarbij de leden aan de penningmeester en de kascommissie décharge hebben verleend. De notulen van deze vergadering vermelden voorts:
Verslag kascommissie
(…)
Zij hebben de jaarcijfers gecontroleerd en daarbij m.n. naar de cijfers voor de nieuwbouw gekeken. De verplichtingen die aangegaan zijn hebben zij getoetst aan de begroting en alles in orde bevonden.”
3.18.
Op 27 juni 2020 hebben enkele leden van de Tennisvereniging een brief aan het bestuur gezonden waarin zij – samengevat – meerdere zorgen hebben geuit over de situatie rond de bouw van het nieuwe clubhuis.
3.19.
In de informatieve ledenvergadering van 24 september 2020 hebben de leden van de Tennisvereniging, mede op verzoek van de gemeente Raalte, besloten dat een externe adviescommissie zal worden aangezocht om advies uit te brengen over de ontstane situatie met Prima Blokhutten, de afronding van de relatie met Prima Blokhutten en het opstellen van een nieuw bouwplan.
3.20.
S.C. Prima Holding SRL heeft in oktober 2020 haar activiteiten gestaakt. De Belastingdienst in Roemenië heeft het fiscale nummer van S.C. Prima Holding SRL op 1 oktober 2020 opgeheven omdat er zes maanden geen transacties meer binnen dit bedrijf hadden plaatsgevonden.
3.21.
De onder punt 3.17 bedoelde adviescommissie heeft haar rapport op 22 juni 2021 uitgebracht. Het rapport vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“ [eiseres] heeft de situatie die ontstaan is m.b.t. de nieuwbouw van het clubhuis voornamelijk aan zichzelf te danken.
(…)
In het contract zijn zeer slechte financiële afspraken vastgelegd (…) Dus na levering van de materialen moet 95% van de aanneemsom al betaald zijn alvorens de daadwerkelijke bouw gestart wordt.
Door deze afspraken heeft [eiseres] zich meteen volledig afhankelijk gemaakt van S.C. Prima Holding SRL, en daardoor zichzelf gelijk in een lastige positie gemanoeuvreerd en heeft men geen dwangmiddel meer richting S.C. Prima Holding SRL.
[eiseres] heeft verzuimd de financiële situatie van S.C. Prima Holding SRL te controleren alvorens het contract te ondertekenen. S.C. Prima Holding SRL maakte nl. in 2017 al verlies en dat verlies is in de daaropvolgende jaren alleen maar groter geworden. Het bedrijf verkeerde in 2017 waarschijnlijk al in een slechte financiële positie.
Gemeente Raalte heeft de aanvraag van de omgevingsvergunning niet zorgvuldig genoeg behandeld.
(…)
[eiseres] had medio 2018 S.C. Prima Holding SRL geen opdracht mogen geven voor het leveren van de goederen en het starten van de bouw. De omgevingsvergunning was nog niet door [eiseres] ontvangen en was niet onherroepelijk.
(…)
In het algemeen kan overigens wel gesteld worden dat de leden in de algemene ledenvergadering alerter en kritischer hadden moeten reageren richting het bestuur en het bestuur de leden zorgvuldiger had moeten informeren. Openheid en transparantie zijn sleutelwoorden in deze.”
3.22.
Op de algemene ledenvergadering van 28 oktober 2021 is, nadat [gedaagden] hun functie hadden neergelegd, een nieuw dagelijks bestuur benoemd.
3.23.
De Tennisvereniging heeft bij brief van haar advocaat van 29 december 2022 [gedaagden] aansprakelijk gesteld voor schade op grond van bestuurdersaansprakelijkheid.

4.Het geschil

4.1.
De Tennisvereniging vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat gedaagden op grond van bestuurdersaansprakelijkheid op de voet van artikel 2:9 BW, dan wel op grond van onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 BW, hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens eiser voor de door eiser geleden en nog te lijden schade, en gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 dagen na de datum van het te wijzen vonnis;
III. gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de nakosten, voor zover deze ontstaan.
4.2.
Gedaagden hebben de afwijzing van de vorderingen bepleit.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna – voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil – verder ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De Tennisvereniging heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd de stelling dat [gedaagden] zodanig onzorgvuldig hebben gehandeld dat hen daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het handelen van [gedaagden] is volgens de Tennisvereniging primair in strijd met artikel 2:9 BW en, subsidiair, met artikel 6:162 BW. De Tennisvereniging stelt als gevolg van het onzorgvuldige handelen van [gedaagden] schade te hebben geleden. Deze schade bestaat volgens de Tennisvereniging uit de aan de Prima Blokhutten betaalde bedragen zonder dat daar een tegenprestatie tegenover heeft gestaan, een bedrag aan declaraties van een advocaat die door [gedaagden] is ingeschakeld om juridische problemen met Prima Blokhutten op te lossen en de kosten van de bouw van een nieuw op te richten clubhuis.
5.2.
[gedaagden] betwisten gemotiveerd dat hen een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.
5.3.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat op grond van artikel 2:9 BW elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke taakvervulling. Tot de taak van de bestuurder behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld. Ingevolge artikel 2:9 lid 2 BW draagt elke bestuurder verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Aansprakelijkheid als bedoeld in dit artikel is echter pas aan de orde als sprake is van een te maken ernstig verwijt aan de betrokken bestuurder (
Staleman/Van de Ven, HR 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:2017:ZC2243). Dit moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de activiteiten van de rechtspersoon, de informatie waarover de bestuurder beschikte of kon beschikken en het inzicht en de zorgvuldigheid die van een bestuurder mag worden verwacht die zijn taak behoorlijk vervult. De omstandigheid dat is gehandeld in strijd met statutaire bepalingen die de rechtspersoon beogen te beschermen, moet in dit verband als een zwaarwegende omstandigheid worden aangemerkt, die in beginsel de aansprakelijkheid van de bestuurder vestigt. Als de aldus aangesproken bestuurder echter feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het gewraakte handelen in strijd met de statuten niet een ernstig verwijt oplevert, moet de rechter deze feiten en omstandigheden uitdrukkelijk in zijn oordeel betrekken (
Berghuizer/Papierfabriek, HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7011).
5.4.
Het kernverwijt dat de Tennisvereniging [gedaagden] maakt is – samengevat – dat zij op 16 november 2017 een onvolledige offerte hebben ondertekend voor de bouw van een nieuw clubhuis die niet als een reguliere overeenkomst van aanneming van werk kan worden gekwalificeerd. Daarnaast had de gemeente de vereniging, op het moment waarop de aannemingsovereenkomst werd aangegaan, nog geen omgevingsvergunning voor de bouw van het clubhuis verstrekt. In de aannemingsovereenkomst is met het oog op die situatie ten onrechte geen opschortende voorwaarde opgenomen. De Tennisvereniging heeft aan Prima Blokhutten substantiële (aan)betalingen gedaan terwijl daar geen tegenprestatie tegenover stond. Van het tekenen van de offerte noch van de betalingen aan de aannemer hebben [gedaagden] aan de (leden van de) vereniging mededeling gedaan. De leden is daarmee de kans ontnomen om invloed uit te oefenen op het handelen van [gedaagden] Nu Prima Blokhutten haar activiteiten heeft gestaakt kan de aannemer niet meer worden aangesproken.
5.5.
Bij de beoordeling van dit verwijt stelt de rechtbank voorop dat het verwijt dat partijen afspraken hebben gemaakt op basis van een ondertekende offerte en er geen separate overeenkomst van aanneming van werk is opgemaakt niet doorslaggevend is. De overeenkomst van aanneming van werk is een vormvrije overeenkomst die bijvoorbeeld ook mondeling kan worden aangegaan. Met het aanvaarden van de offerte is het aanbod van Prima Blokhutten aanvaard en daarmee is een rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen die wederzijdse verbintenissen voor partijen in het leven riep.
5.6.
Prima Blokhutten heeft evenwel in die overeenkomst zeer gunstige voorwaarden voor zichzelf bedongen en de Tennisvereniging verplicht om substantiële bedragen vooruit te betalen zonder dat daar – behoudens de levering van materialen – enige tegenprestatie tegenover stond. De helft van de aanneemsom moest immers – zonder enige tegenprestatie – reeds vooruit worden betaald terwijl 95% moest worden betaald zonder dat Prima Blokhutten ook maar enige werkzaamheid aan het nieuwe clubhuis had verricht. De offerte (overeenkomst) bepaalt immers dat in totaal 95% moet zijn betaald bij levering van de bouwmaterialen.
5.7.
Dat in een overeenkomst van aanneming van werk door de aannemer wordt bedongen dat de opdrachtgever een bepaald bedrag vooruit betaalt is op zich niet een ongebruikelijk voorwaarde. Dat echter nagenoeg de gehele aanneemsom moest worden voldaan voordat Prima Blokhutten ook nog maar enige bouwactiviteit had verricht is dat echter wel. De bestuurders hebben zich – en daarmee de vereniging – met het aanvaarden van deze voorwaarde een aanzienlijk risico op de hals gehaald namelijk het risico dat de aannemer de bouw nooit zou (kunnen) realiseren. Een risico dat zich in deze zaak helaas ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Naar het oordeel van de rechtbank hadden [gedaagden] zich dit risico als zorgvuldig handelend bestuurder behoren te realiseren. [gedaagden] hadden niet zonder meer in moeten stemmen met de voorwaarde dat maar liefst 95% van de aanneemsom moest zijn betaald voordat er überhaupt met de werkzaamheden werd begonnen. Zo een afspraak ontneemt aan de aannemer prikkel om zijn verplichtingen (deugdelijk) na te komen en bergt voorts het risico in zich dat de vereniging zich met handen en voeten aan de aannemer bindt. Die situatie lijkt zich ook in deze procedure te hebben verwezenlijkt. De Tennisvereniging verwijt [gedaagden] in verband met het voorgaande dan ook terecht onzorgvuldig te hebben gehandeld. De mate van ernst van dit verwijt komt hieronder, in rechtsoverweging 5.13. en verder, nog nader aan de orde.
Dat de vereniging de betalingen feitelijk aan Prima Blokhutten heeft verricht kan [gedaagden] op zich niet worden verweten nu zij daartoe gehouden was op grond van de overeenkomst.
5.8.
De Tennisvereniging heeft verder [gedaagden] verweten in strijd te hebben gehandeld met (artikel 10 lid 3 onder c van) de statuten. Het handelen in strijd met de statuten kan ertoe leiden dat bestuurders sneller een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. De Tennisvereniging heeft de statuten desverzocht, en met toestemming van [gedaagden] , op de comparitie alsnog in het geding gebracht. Artikel 10.3 onder c van de statuten bepaalt kort gezegd dat voor de daar bedoelde overeenkomsten en rechtshandelingen, die een in het Huishoudelijk Reglement vermeld bedrag te boven gaan, goedkeuring van de algemene ledenvergadering nodig is. De Tennisvereniging heeft op de comparitie echter verklaard dat deze statutaire bepaling in het huishoudelijk reglement van de vereniging niet nader is uitgewerkt. De rechtbank verwerpt daarom het verwijt van de Tennisvereniging op dit punt, nu aldus niet kan worden vastgesteld dat het bestuur in strijd met deze bepaling heeft gehandeld. Daarnaast heeft het bestuur blijkens de notulen van de algemene ledenvergadering van 19 april 2017 mandaat gekregen om een nieuw clubhuis op te richten en daarvoor een investering van € 275.000,00 te doen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate tegemoetgekomen aan het hiervoor bedoelde statutaire voorschrift.
5.9.
De Tennisvereniging verwijt [gedaagden] daarbij ook dat zij bij het aangaan van de overeenkomst geen garanties (zoals Bouwgarant) heeft bedongen en evenmin heeft bedongen dat Prima Blokhutten als aannemer over een CAR-verzekering moet beschikken. Het is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet ongebruikelijk dat overeenkomsten van aanneming van werk worden gesloten zonder dat garanties worden overeengekomen terwijl een CAR-verzekering in dit geval geen soelaas zou hebben geboden. Een dergelijke verzekering dekt immers slechts materiële schade die tijdens de bouw wordt veroorzaakt. Het voorname punt is vooral, zoals hiervoor overwogen, dat [gedaagden] de vereniging vrijwel de gehele aanneemsom hebben laten betalen, zonder dat daar het verrichten van het aangenomen werk tegenover hoefde te staan. Dát, meer dan de afwezigheid van een eventuele garantie, heeft de vereniging blootgesteld aan het risico (van niet presteren door de aannemer) dat zich vervolgens ook heeft gerealiseerd.
5.10.
Het feit dat de overeenkomst van aanneming van werk is aangegaan zonder dat de vereniging voldoende zekerheid had dat de gemeente de bouw van het nieuwe clubhuis zou vergunnen en zonder dat met het oog op die onzekerheid enige (opschortende of ontbindende) voorwaarde is bedongen acht de rechtbank op zichzelf onzorgvuldig. De bestuurders hadden zich ervan bewust behoren te zijn dat tegen het verlenen van een dergelijke vergunning rechtsmiddelen openstaan en dat belanghebbenden bezwaar kunnen maken hetgeen de uitvoering van een dergelijk project ernstig kan vertragen of zelfs geheel belemmeren. Uiteindelijk heeft de gemeente de omgevingsvergunning wel verleend zodat dit verwijt naar het oordeel van de rechtbank niet meer ter zake dienend is voor de beoordeling van het handelen van [gedaagden] De kwestie rond de vergunningverlening houdt immers geen oorzakelijk verband meer met de door de Tennisvereniging gestelde schade.
5.11.
De Tennisvereniging verwijt [gedaagden] vervolgens dat zij het oorspronkelijke clubhuis heeft laten slopen terwijl nog geen omgevingsvergunning was verleend voor het nieuwe clubhuis. Dit verwijt treft evenwel, gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen, geen doel. De omgevingsvergunning is uiteindelijk wel door de gemeente verleend zodat niet gebleken is dat de Tennisvereniging als gevolg van de sloop enige schade heeft geleden. Daarnaast was het voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden door Prima Blokhutten nodig dat het oude clubhuis zou worden gesloopt. Zonder sloop zou de fundering van het nieuwe clubhuis immers niet kunnen worden gerealiseerd.
5.12.
Ten slotte verwijt de Tennisvereniging [gedaagden] dat zij een andere aannemer, [bedrijf] B.V., opdracht heeft verstrekt om zonder financiële dekking en zonder schriftelijke bevestiging een fundering aan te leggen. [gedaagden] hebben daartegen aangevoerd dat zij dit op advies van hun toenmalig advocaat hebben gedaan en ook de leden bij dit besluit hebben betrokken. De rechtbank is van oordeel dat de Tennisvereniging niet heeft weersproken dat [gedaagden] het advies van hun toenmalig advocaat hebben opgevolgd. Verder blijkt uit de notulen van de algemene ledenvergadering van 19 maart 2019 dat de leden (met 26 stemmen voor en 1 tegen) hebben ingestemd met het realiseren van de fundering. De kwestie rond de fundering is vervolgens op de bijzondere ledenvergaderingen van 15 april en van 13 mei 2019 wederom besproken. De leden waren derhalve van deze kwestie op de hoogte en hebben met de aanleg van de fundering ingestemd, althans daartegen geen bezwaren geuit.
5.13.
De vraag rijst vervolgens of één en ander een ernstig persoonlijk verwijt oplevert. De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol.
5.14.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat [gedaagden] op 19 april 2017 van de algemene ledenvergadering mandaat hadden gekregen om een investering van € 275.000,00 te doen ten behoeve van de bouw van het nieuwe clubhuis. De met Prima Blokhutten overeengekomen aanneemsom is (ruim) binnen dat mandaat gebleven. De rechtbank kent voorts gewicht toe aan het feit dat gesteld noch gebleken is dat één van gedaagden over juridische kennis beschikt op grond waarvan zij geacht kunnen worden om de (juridische) gevolgen van de door hen met Prima Blokhutten gemaakte afspraken in voldoende mate te overzien. Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] beide werkzaam zijn (geweest) in de financiële dienstverlening, zoals door de Tennisvereniging betoogd, maakt dat niet anders nu dat een andersoortige discipline betreft. Ook staat, als door de Tennisvereniging niet weersproken, vast dat [gedaagden] alvorens de opdracht aan Prima Blokhutten te verlenen meerdere offertes van diverse aannemers hebben opgevraagd en dat zij ook de Bouwcommissie van de vereniging bij hun keuze hebben betrokken. Verder staat, als niet betwist, vast dat [gedaagde 3] onderzoek naar Prima Blokhutten heeft gedaan alvorens met deze aannemer in zee te gaan en dat hem daarbij geen risico’s zijn gebleken. De keuze voor Prima Blokhutten als aannemer was op zich dan ook verdedigbaar. Het enkele feit dat het hier een in Roemenië gevestigde onderneming betrof maakt dat niet anders en behoefde bij voorbaat voor het bestuur geen alarmbellen te doen rinkelen. De ongelukkige omstandigheid dat Prima Blokhutten op een gegeven moment haar activiteiten heeft gestaakt kan [gedaagden] evenmin worden verweten nu niet gebleken is dat dit voor hen redelijkerwijze viel te voorzien, zeker in het licht van het feit dat de stelling dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst nog onderzoek is gedaan naar de financiële positie van Prima Blokhutten door de Tennisvereniging niet is weersproken. Een verdergaand onderzoek door [gedaagden] en/of de Tennisvereniging naar Prima Blokhutten was onder de gegeven omstandigheden dan ook redelijkerwijze niet nodig.
5.15.
De rechtbank neemt als mitigerende omstandigheid ook in aanmerking het feit [gedaagden] onbezoldigde vrijwilligers zijn. Door de Tennisvereniging is niet gesteld noch is het de rechtbank anderszins gebleken dat het handelen van [gedaagden] was ingegeven met het oogmerk om zichzelf ten koste van de vereniging (persoonlijk) te verrijken of te bevoordelen. [gedaagden] hebben, waar het het aangaan van de met Prima Blokhutten gesloten overeenkomst aangaat, weliswaar onzorgvuldig gehandeld maar hun handelen werd ingegeven door een besef van verantwoordelijkheid om – bij het ontbreken van animo onder de andere leden van de vereniging om deze kar te trekken – te voorzien in de dringende noodzaak tot vervanging van het oorspronkelijke clubhuis. Daarbij is ook door de Tennisvereniging niet weersproken dat dit grote persoonlijke offers van hen heeft gevergd, zoals een substantieel beslag op hun privétijd en de impact op hun gezinsleven. Daarbij komt dat, zoals ook in het rapport van de adviescommissie van 22 juni 2021 is benoemd, van de vereniging ook een meer actieve opstelling mocht worden verwacht om de kwestie rond de bouw van het nieuwe clubhuis nauwlettend te volgen. Vast staat immers dat, behalve [gedaagden] , ook de (achtkoppige) Bouwcommissie van de vereniging op de hoogte was van de kwestie. Deze commissie was juist met het oog op het nieuwbouwproject in het leven geroepen. Kennelijk heeft deze commissie geen aanleiding gezien om waar nodig in te grijpen of zich althans kritisch(er) richting het bestuur op te stellen.
5.16.
De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat, alhoewel [gedaagden] in de gegeven omstandigheden anders hadden moeten handelen waar het de totstandkoming van de met Prima Blokhutten gemaakte afspraken betrof, hen geen ernstig persoonlijk verwijt treft. Daarop stuit ook de subsidiaire grondslag, die van de onrechtmatige daad, af. Nog daargelaten wat er verder zij van die grondslag, ook daarbij geldt, aangezien [gedaagden] worden aangesproken voor handelen in hun hoedanigheid van bestuurders van de vereniging, de eis dat hen persoonlijk een ernstig verwijt treft. Omdat reeds aan die eis niet is voldaan, kan ook die subsidiaire grondslag geen doel treffen.
5.17.
De vorderingen van de Tennisvereniging worden dan ook afgewezen.
5.18.
De overige, subsidiaire, verweren van [gedaagden] behoeven gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen geen verdere bespreking.
5.19.
De Tennisvereniging wordt als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
griffierecht € 942,00 (3 gedaagden x € 314,00)
salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten x tarief II van het Liquidatietarief)

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van de Tennisvereniging af;
6.2.
veroordeelt de Tennisvereniging in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 2.170,00, te voldoen binnen veertien dagen na heden en – voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de nakosten van € 173,00, dan wel – indien betekening van dit vonnis plaatsvindt – met € 263,00;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024. (JBd(O)