In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 17 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de looptijd van een overgeschreven standplaatsvergunning beoordeeld. Eiser had een standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd van zijn vader, die op zijn naam was overgeschreven door het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal. Het college beperkte de looptijd van deze vergunning tot vijf jaar, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag niet correct heeft behandeld door de vergunning om te zetten in een vergunning voor bepaalde tijd, terwijl dit niet verplicht was. De rechtbank stelt vast dat de overschrijving van de vergunning enkel een administratieve handeling is en geen nieuwe vergunning verleent. De rechtbank concludeert dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de vergunning voor bepaalde tijd werd verleend en dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien andere marktondernemers wel een vergunning voor onbepaalde tijd hebben gekregen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiser worden vergoed.