ECLI:NL:RBOVE:2024:5269

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
08-246381-24
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot het opstellen van een reclasseringsrapportage in strafzaak

In deze zaak is de bezwaarde verdachte in een strafrechtelijk onderzoek. De verdediging heeft de rechter-commissaris verzocht om de reclassering opdracht te geven een (schorsings)rapportage op te stellen. Dit verzoek is door de rechter-commissaris afgewezen, waarna de bezwaarde een bezwaarschrift heeft ingediend. De raadkamer heeft geoordeeld dat het opstellen van een reclasseringsrapport op dit moment te prematuur is in het strafproces. De raadkamer heeft vastgesteld dat het verzoek van de verdediging niet voldoet aan de criteria voor een onderzoekshandeling zoals bedoeld in artikel 182 Sv. De raadkamer heeft de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd en het bezwaar ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 9 oktober 2024, waarbij de rechters de argumenten van zowel de verdediging als de officier van justitie hebben overwogen. De raadkamer heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het verzoek van de verdediging te honoreren, gezien de huidige fase van de strafzaak en de afwezigheid van een concrete datum voor de inhoudelijke behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
parketnummer : 08-246381-24
raadkamernummer : 24-023903
beschikking van de meervoudige kamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de bezwaarde] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
hierna te noemen: de bezwaarde,
bijgestaan door mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

Bezwaarde is verdachte in een strafrechtelijk onderzoek. De verdediging heeft aan de officier van justitie verzocht de reclassering opdracht te geven een (schorsings)rapportage op te laten stellen. De officier van justitie heeft op 11 september 2024 aan de verdediging te kennen gegeven aan dit verzoek geen gehoor te geven aangezien er sprake is van een twaalfjaarsgrond en deze grond zich slechts in uitzonderlijke gevallen verdraagt met een schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdediging heeft zich daaropvolgend op het standpunt gesteld dat er wel degelijk termen zijn om een dergelijk rapport op te laten stellen.
Bij verzoek van 16 september 2024 heeft de raadsman aan de rechter-commissaris verzocht om aan de reclassering opdracht te geven een (schorsings)rapportage op te laten stellen.
De officier van justitie heeft op 23 september 2024 laten weten dat zij zich verzet tegen het laten opstellen van een schorsingsrapportage.
Bij beslissing van 25 september 2024 heeft de rechter-commissaris het verzoek tot het laten opstellen van een schorsingsrapportage afgewezen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat het doen opmaken van een schorsingsrapportage redelijkerwijs niet kan bijdragen aan enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
De - door de raadsman - gevraagde rapportage ziet immers alleen op de mogelijkheid en wenselijkheid van schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, wat niet een beslissing is uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv.
De raadsman heeft tegen de beslissing van de rechter-commissaris een bezwaarschrift ingediend, gedateerd op 26 september 2024. Het bezwaarschrift is op 25 september 2024 (de raadkamer leest verbeterd 26 september 2024|) op de griffie van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, ontvangen.
Het bezwaarschrift is behandeld tijdens de besloten zitting van de meervoudige raadkamer van 2 oktober 2024. Bij de behandeling zijn de officier van justitie en de raadsman gehoord. De bezwaarde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen nadat de raadsman tevoren had laten weten dat de aanwezigheid van verdachte niet nodig was en er dus geen vervoer behoefde te worden aangevraagd.
De raadkamer heeft kennisgenomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier in de strafzaak tegen de verdachte. De raadkamer heeft ook kennisgenomen van het bezwaarschrift en de beslissing van de rechter-commissaris op het verzoek op grond van artikel 182 Sv van 25 september 2024.

2.Standpunten van de raadsman en de officier van justitie

Standpunt raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard en dat opdracht dient te worden gegeven aan de reclassering om een rapportage op te doen maken. De raadsman stelt in het bezwaarschrift dat het verzoek aan de rechter-commissaris tweeledig was. Volgens de raadsman zag het verzoek op het laten opstellen van een schorsings- dan wel reclasseringsrapportage. De raadsman stelt zich op het standpunt dat een reclasseringsrapport ziet op enige door de rechtbank te beantwoorden vraag in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv. Volgens de raadsman zien de materiële vragen uit artikel 350 op de vraag omtrent oplegging van een straf en/of maatregel en kan in dat kader een reclasseringsrapport van belang zijn.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift en zich aangesloten bij het eerder ingenomen standpunt van de zaaksofficier van justitie.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De meervoudige raadkamer van de rechtbank Overijssel is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Bezwaarde heeft het bezwaarschrift tijdig binnen veertien dagen nadat de rechter-commissaris de beschikking heeft afgegeven, ingediend en is derhalve ontvankelijk.

5.De beoordeling

De vraag die beantwoord moet worden is of het verzoek van de raadsman van 16 september 2024, waarin hij de rechter-commissaris verzoekt een (schorsings)rapportage te laten opstellen, een verzoek is tot het uitvoeren van een onderzoekshandeling als bedoeld in artikel 182, eerste lid Sv.
De raadkamer stelt voorop dat het begrip ‘onderzoekshandeling’ in het Wetboek van Strafvordering niet is gedefinieerd. Ook overigens bieden de wettekst en de wetsgeschiedenis van artikel 182, eerste en zesde lid, Sv, geen uitsluitsel over de reikwijdte van dit begrip en de bezwaarmogelijkheid die de wetsbepaling biedt.
De raadkamer overweegt ten aanzien van het bezwaarschrift het volgende. De raadsman stelt dat het verzoek aan de rechter-commissaris tweeledig was. Volgens de verdediging zag het verzoek op het laten opstellen van een schorsings- dan wel reclasseringsrapportage.
Gelet op de inhoud van het verzoek van 16 september 2024, het eerdere verzoek daartoe van de raadsman aan de officier van justitie en de afwijzende beslissing daarop van de officier van justitie op 11 september 2024 in samenhang met de zienswijze van de officier van justitie op 23 september 2024 dat zij zich verzet tegen het verzoek van de verdediging tot het laten opstellen van een schorsings- c.q. reclasseringsrapport, kon en mocht de rechter-commissaris het verzoek van de verdediging interpreteren als een verzoek dat zag op het laten opstellen van een schorsingsrapportage, mede in aanmerking genomen dat het verzoek al meermaals is gedaan in de fase van de voorlopige hechtenis zonder dat er op dit moment uitzicht is op een datum voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in het kader waarvan de vragen van artikel 350 Sv moeten worden beantwoord door de rechtbank.
Voor zover er al sprake kan zijn op dit moment van het opstellen van een reclasseringsrapport met het oog op de inhoudelijke behandeling van de strafzaak door de rechtbank, is dat in dit stadium van het onderzoek dan ook prematuur.
De raadkamer volgt de rechter-commissaris dan ook in zijn motivering voor de afwijzing van het verzoek dat de gevraagde rapportage alleen ziet op de mogelijkheid
en wenselijkheid van schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, wat niet een
beslissing is uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv (ECLI:NL:RBDHA:2022:4508).
Het bezwaarschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.Beslissing

De raadkamer verklaart het bezwaar
ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis, griffier, door de griffier en de voorzitter ondertekend en uitgesproken op 9 oktober 2024.