ECLI:NL:RBDHA:2022:4508
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek reclassering schorsingsrapportage in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de verdachte, die wordt verdacht van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte had de rechter-commissaris verzocht om de reclassering een schorsingsrapportage te laten opmaken, maar dit verzoek werd op 30 maart 2022 afgewezen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift op 26 april 2022 behandeld, waarbij de verdachte en de officier van justitie zijn gehoord. De verdachte betoogde dat de rechter-commissaris de proceshouding niet had mogen betrekken en dat de reclassering zelf de noodzaak van een schorsingsrapportage moest beoordelen. De officier van justitie stelde dat het verzoek ongegrond was, omdat schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde was en de verdachte zich op zijn zwijgrecht beriep, wat een delictanalyse door de reclassering bemoeilijkte.
De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris de juiste maatstaf had toegepast door het verzoek af te wijzen, aangezien een schorsingsrapportage niet direct bijdroeg aan de beslissingen die op basis van de artikelen 348 en 350 Sv genomen moesten worden. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond voor zover het gericht was tegen de afwijzing van het verzoek om een schorsingsrapportage en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de weigering van de rechter-commissaris om ambtshalve onderzoekshandelingen te verrichten. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.