ECLI:NL:RBOVE:2024:5229

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
C/08/270367 / HA ZA 21-358
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis verdeling nalatenschap met betrekking tot meerdere partijen en hun vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 oktober 2024 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure betreffende de verdeling van een nalatenschap. De eiseres in conventie, [partij A], heeft een vordering ingesteld tegen [partij B1], die optreedt als executeur van de nalatenschap van de overleden [erflater], en tegen [partij B2]. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 15 mei 2024 de wijze van verdeling voorlopig vastgesteld en partijen de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten.

In het eindvonnis heeft de rechtbank de omvang van de nalatenschap vastgesteld op NZD 787.042,48, te vermeerderen met een rentevordering van NZD 35,71 per dag vanaf 1 mei 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat [partij A], [partij B1] en [partij B2] ieder recht hebben op een derde van de nalatenschap. Tevens heeft de rechtbank beslist dat de eis in reconventie van [partij B1] tegen [partij B2] niet-ontvankelijk is, omdat deze niet tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft de wijze van verdeling gelast zoals eerder vastgesteld in het tussenvonnis. Dit houdt in dat [partij A] en [partij B1] ieder een deel van de nalatenschap toebedeeld krijgen, evenals een vordering op [partij B2] in verband met zijn restschuld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/270367 / HA ZA 21-358
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. B.S. van Haeften,
tegen
1.
[partij B1], in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van de heer
[erflater], overleden op [overlijdensdatum], alsmede in haar privé hoedanigheid,
te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M. Meijer,
2.
[partij B2],
te [woonplaats 3],
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [partij A], [partij B1] en [partij B2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 mei 2024
- de akte van [partij A]
- de akte van [partij B1].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 15 mei 2024 heeft de rechtbank de wijze van verdeling voorlopig vastgesteld. Partijen mochten zich over die voorlopige verdeling bij akte uitlaten. In dit eindvonnis zal de rechtbank de wijze van verdeling gelasten.
Eis in reconventie van [partij B1]
2.2.
In r.o. 3.3. van het tussenvonnis heeft de rechtbank beslist dat [partij B1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar eis in reconventie tegen [partij B2]. In de akte na het tussenvonnis heeft [partij B1] gevraagd terug te komen op deze bindende eindbeslissing. Zij betoogt dat het voor haar niet mogelijk was de eis in reconventie eerder in te stellen, omdat zij pas later heeft ontdekt dat zij reden had een beroep te doen op de verbeurdverklaring. Dit is naar het oordeel van de rechtbank gelet op r.o. 3.3. van het tussenvonnis nog steeds onvoldoende juridische of feitelijke grond om de eis in reconventie in dit stadium van de procedure (alsnog) toe te staan. Daarbij weegt mee dat [partij B2] vanwege het tegen hem verleende verstek ook geen kennis heeft kunnen nemen van deze nieuwe eis. Daarom zal bij de verdeling geen rekening worden gehouden met de later door [partij B1] gestelde verbeurdverklaring door [partij B2].
De aktes naar aanleiding van het tussenvonnis
2.3.
In r.o. 3.7 van het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de omvang van de nalatenschap zal worden vastgesteld zoals weergegeven onder nummer 4 (op pagina 2 tot en met 6) van de akte van [partij B1] van 21 februari 2024. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat [partij A], [partij B1] en [partij B2] ieder recht hebben op een derde van de nalatenschap.
2.4.
[partij A] heeft in de akte na het tussenvonnis geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd tegen de voorlopige beoordeling van de omvang van de nalatenschap en de voorlopige verdeling.
2.5.
[partij B1] heeft ten aanzien van de omvang van de nalatenschap betoogd dat de nalatenschap ook een vordering heeft op [partij B2] in verband met door hem verschuldigde rente van NZD 35,71 per dag voor de periode na 1 mei 2024 tot aan het moment van verdelen.
2.6.
De rechtbank volgt [partij B1] hier in. Deze doorlopende rentepost is ook al opgenomen onder de activa van de nalatenschap in de akte van [partij B1] van 21 februari 2024. De rechtbank zal deze rentevordering dan ook betrekken bij de wijze van verdeling van de nalatenschap.
De omvang van de nalatenschap
2.7.
Gelet op het voorgaande en het eerdere tussenvonnis, stelt de rechtbank de omvang van de nalatenschap vast zoals weergegeven onder nummer 4 van de akte van [partij B1] van 21 februari 2024. De rechtbank zal dit deel van de akte van [partij B1] aan dit vonnis hechten. Samengevat bedraagt het totaalsaldo van de nalatenschap NZD 787.042,48 (r.o. 3.7 van het tussenvonnis), te vermeerderen met de rentevordering op [partij B2] van 4,25% over de hoofdsom van de lening van NZD 306.717,85 vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van betaling door [partij B2]. Dit is een aanvullend rentebedrag van omgerekend NZD 35,71 per dag zolang de hoofdsom nog niet (gedeeltelijk) is voldaan of verrekend bij de verdeling.
De wijze van verdeling van de nalatenschap
2.8.
De rechtbank zal de wijze van verdeling gelasten zoals opgenomen in r.o. 3.6 – 3.12 van het tussenvonnis van 15 mei 2024. Het vorderingsrecht ten aanzien van de aanvullende rentevergoeding die [partij B2] verschuldigd is aan de nalatenschap van NZD 35,71 per dag kan ook worden verdeeld over partijen. Dat betekent dat [partij A] en [partij B1] beiden een vordering op [partij B2] hebben van ieder 1/3 deel van die rentevergoeding. Dat komt neer op een bedrag van NZD 11,90 per dag vanaf 1 mei 2024 tot aan de datum van verdeling.
Proceskosten
2.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1.
stelt de omvang van de nalatenschap vast als weergegeven in r.o. 3.7 van het tussenvonnis van 15 mei 2024 en de aangehechte bijlage, per saldo NZD 787.042,48, te vermeerderen met de rentevordering op [partij B2] van NZD 35,71 per dag vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van verdeling;
3.2.
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van
[erflater]zoals weergegeven in r.o. 3.6-3.12 van het tussenvonnis van 15 mei 2024 en r.o. 2.8 hiervoor. Dat betekent dat:
aan [partij A] en [partij B1] moeten worden toebedeeld:
- de helft van het ‘eurodeel’ van de nalatenschap omgerekend in NZD, te weten ieder NZD 115.071,80; dit bedrag kan ten aanzien van [partij B1] gedeeltelijk worden verrekend met het bedrag van € 35.000,00 (NZD 59.360,00) dat zij al in bewaring heeft gekregen;
- de helft van het saldo van de Westpac Bank ad NZD 59.875,46, te weten ieder NZD 29.937,73;
- de helft van de vordering op [partij B2] in verband met zijn restschuld, te weten ieder NZD 117.337,96;
- 1/3 van de rentevordering op [partij B2] in verband met de rente van 4,25% over de hoofdsom van de lening van NZD 35,71 per dag, hetgeen neerkomt op NZD 11,90 per persoon over de periode van 1 mei 2024 tot aan het moment van betaling van de hoofdsom, dan wel verdeling van de nalatenschap;
3.3.
ten aanzien van de toerekening van de schulden van [partij B2] op zijn erfdeel:
- [partij B2] moet aan [partij A] betalen een bedrag van NZD 117.337,96;
- [partij B2] moet aan [partij B1] betalen een bedrag van NZD 117.337,96;
- [partij B2] is aan zowel [partij A] als [partij B1] verschuldigd een rentebedrag van NZD 11,90 per persoon over de periode van 1 mei 2024 tot aan het moment van de verdeling van de nalatenschap;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
3.5.
verklaart [partij B1] niet ontvankelijk in haar vordering tegen [partij B2];
in conventie en reconventie:
3.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, mr. A.M.S. Kuipers en mr. J.G.T.M. Castrop en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.