Beoordeling door de rechtbank
1. Als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog een besluit moet worden genomen op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Gelet op artikel 6.2, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) neemt de Dienst Toeslagen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit hierop. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd. Uit de dossierstukken volgt dat de Dienst Toeslagen de termijn met zes maanden heeft verlengd. Daarmee eindigt de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag van 12 april 2021 op 12 april 2022.
3. Partijen zijn het erover eens dat de Dienst Toeslagen niet binnen de termijn een besluit op de aanvraag heeft genomen. Na afloop van de termijn heeft eiser de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld. De rechtbank heeft het beroepschrift meer dan twee weken daarna ontvangen. Omdat de Dienst Toeslagen niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op 19 juni 2024 op een besluit op de aanvraag heeft genomen, en dat nog altijd niet heeft gedaan, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Moet een bestuurlijke dwangsom wordt vastgesteld?
4. Op grond van artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb moet, als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. De maximale dwangsom bedraagt
5. De Dienst Toeslagen erkent dat de dwangsomregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb in deze zaak van toepassing is en dat door de Dienst Toeslagen een dwangsom is verbeurd. Omdat de Dienst Toeslagen nog geen dwangsombeschikking heeft afgegeven, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de hoogte van de dwangsom zelf vaststellen op het maximale bedrag van € 1.442,-.
Welke beslistermijn moet aan de Dienst Toeslagen worden opgelegd?
6. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit bekendgemaakt heeft, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen.
7. Gelet op de zeer grote omvang van de hersteloperatie is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzonder geval en bestaat er aanleiding om van het wettelijke uitgangspunt van een nadere beslistermijn van twee weken af te wijken.
8. In de uitspraak van 23 augustus 2023 heeft de Afdeling nadere beslistermijnen vastgesteld die voortaan in beginsel bij beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag of een besluit op bezwaar in het kader van de Wht aan de Dienst Toeslagen zullen worden gegeven.
Als de Dienst Toeslagen een besluit moet nemen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wht, geldt een nadere beslistermijn van twaalf weken na de datum van het verweerschrift om een schriftelijke vooraankondiging als bedoeld in artikel 6.7 van die wet te doen. Van deze twaalf weken moeten ten minste zes weken zijn gelegen na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als de twaalf weken ten tijde van de uitspraak op dat beroep al zijn verstreken of als de Dienst Toeslagen geen verweerschrift heeft ingediend, geldt een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak om een vooraankondiging te doen. Vervolgens moet de Dienst Toeslagen binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit om (aanvullende) compensatie bekend maken.
Wat vindt de Dienst Toeslagen?
9. In het verweerschrift heeft de Dienst Toeslagen de rechtbank gevraagd om voor de beslistermijn aan te sluiten bij de termijnen, zoals die door de rechtbank Rotterdam in de uitspraak van 15 juli 2024 zijn opgenomen.
De gemachtigde van de Dienst Toeslagen heeft ter zitting echter verklaard dat voormelde uitspraak van de rechtbank Rotterdam niet gevolgd hoeft te worden. Het lukt de Dienst Toeslagen over het algemeen goed om in het geval van beroepen niet tijdig die zien op het nemen van een besluit op een aanvraag om een integrale beoordeling, tijdig een besluit te nemen. In het geval van eiser is er bij de Dienst Toeslagen echter een en ander misgegaan. Inmiddels heeft op 19 juli 2024 het gesprek met eiser plaatsgevonden. Eiser heeft tot en met 6 september 2024 de gelegenheid om een reactie te geven op het verslag van dit gesprek. De Dienst Toeslagen zal vervolgens een vooraankondiging doen, waarop eiser dan zijn zienswijze kan geven. De Dienst Toeslagen zal vervolgens binnen twee weken een besluit nemen. De gemachtigde van de Dienst Toeslagen heeft ter zitting verklaard dat voor eisers aanvraag daarom nog een termijn van tien weken nodig is.
10. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat een termijn van twee weken voor het nemen van een besluit op de aanvraag lang genoeg is. Eiser wacht al sinds april 2021 op een besluit.
11. Hoewel de rechtbank heel goed begrijpt dat eiser thans op zeer korte termijn een besluit op zijn aanvraag wenst, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de uitgangspunten zoals deze in de hiervoor vermelde uitspraak van de Afdeling zijn neergelegd. De door de Afdeling gestelde termijnen acht de rechtbank nog altijd realistisch, mede gelet op de verklaring van de Dienst Toeslagen ter zitting dat het over het algemeen goed lukt om binnen die termijnen een besluit te nemen als het gaat om beroepen niet tijdig die zien op het nemen van een besluit op aanvragen om een integrale beoordeling. De rechtbank ziet in wat de Dienst Toeslagen ter zitting heeft aangevoerd, geen aanleiding voor de conclusie dat in deze zaak een langere termijn zou moeten worden gegeven.
12. Dat betekent in het geval van eiser het volgende. Omdat er inmiddels meer dan zes weken zijn verstreken sinds de Dienst Toeslagen het verweerschrift heeft ingediend, en hij gelet op de datum van deze uitspraak anders niet de door de Afdeling gehanteerde minimum termijn van zes weken de tijd heeft, stelt de rechtbank de termijn waarop de Dienst Toeslagen een schriftelijke vooraankondiging als bedoeld in artikel 6.7 van de Wht moet doen op uiterlijk zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Vervolgens moet de Dienst Toeslagen binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op de aanvraag om integrale beoordeling bekendmaken. Door snel een zienswijze in te dienen of mee te delen dat geen zienswijze wordt ingediend heeft eiser het in de hand om het tweede deel van deze termijn zo kort als mogelijk te maken.
Welke dwangsom wordt aan de Dienst Toeslagen opgelegd?
13. De rechtbank bepaalt, in overeenstemming met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover,dat de Dienst Toeslagen een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog door de Dienst Toeslagen wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen grond om in dit geval een andere dwangsom op te leggen.
14. Als de Dienst Toeslagen een besluit op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wht moet nemen, begint de dwangsom te lopen op het moment dat de Dienst Toeslagen de eerste termijn voor het nemen van een vooraankondiging overschrijdt en loopt deze door tot op het moment dat de vooraankondiging is verzonden.
Als de Dienst Toeslagen vervolgens ook de tweede termijn voor het nemen van een besluit om (aanvullende) compensatie overschrijdt, gaat de dwangsom weer verder lopen tot het moment dat de Dienst Toeslagen dat besluit bekendmaakt. De dwangsom loopt niet verder door dan het maximum van € 15.000,-.