ECLI:NL:RBOVE:2024:5187

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
83.269846.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor accijnsfraude met sigaretten en rooktabak

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 68-jarige man, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 5,6 miljoen sigaretten en 700 kilo rooktabak zonder dat daarover accijns was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 mei 2020 in Budel, samen met anderen, opzettelijk deze accijnsgoederen voorhanden heeft gehad. De verdachte werd geconfronteerd met bewijs dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten, waaronder telefoongesprekken over de levering van sigaretten en het regelen van transportdocumenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen feitelijke beschikkingsmacht had over de goederen, maar ook dat hij de aanmerkelijke kans op illegale handel bewust had aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een geldboete van € 49.635,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de legale tabaksmarkt en het anti-rookbeleid van de overheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 83-269846-21 (P)
Datum vonnis: 18 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 november 2021, 20 juni 2024, 1 juli 2024 en 10 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 28 mei 2020 samen met anderen opzettelijk 5.629.200 sigaretten voorhanden heeft gehad zonder dat daarover accijns was betaald
(primair), dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair);
feit 2:op 27 februari 2020 samen met anderen opzettelijk 566 kilo tabak voorhanden heeft gehad zonder dat daarover accijns was betaald
(primair), dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair);
feit 3:op 16 juni 2020 samen met anderen opzettelijk 700 kilo tabak voorhanden heeft gehad zonder dat daarover accijns was betaald
(primair), dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij, op of omstreeks 28 mei 2020 te Budel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk
een (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten 5.629.200, althans een (grote) hoeveelheid, sigaretten,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
was/waren betrokken,
voorhanden heeft/hebben gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , althans een of meer perso(o)n(en), in of
omstreeks de periode van 28 mei 2020 tot en met 29 mei 2020 te Budel en/of (elders)
in Nederland en/of in Noord-Ierland en/of (elders) in het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk
een (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten 5.629.200, althans een (grote) hoeveelheid, sigaretten,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
was/waren betrokken,
voorhanden heeft/hebben gehad,
bij en/of tot het plegen van bovengenoemd misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks
28 mei 2020, te Budel en/of (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door daartoe:
- aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] althans een of meer (andere)
perso(o)n(en) een loods ter beschikking te stellen (ten behoeve van het vervoer
en/of de opslag en/of het verpakken en/of ompakken van die sigaretten en/of een
deel daarvan dan wel van de voorwerpen (te weten loombandjes en/of
horsebedding) waarin/waaronder die sigaretten waren verstopt en/of verpakt),
en/of,
- een of meer voorwerpen te weten loombandjes en/of horsebedding beschikbaar te
stellen waarin/waaronder die sigaretten waren verstopt en/of verpakt;
- een of meerdere CMR-vrachtbrie(f)(ven) te bestellen en/of te regelen en/of
beschikbaar te stellen ten behoeve van het vervoer en/of de verzending van die
sigaretten;
2
hij, op of omstreeks 27 februari 2020 te Budel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk
één (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten 566 kilo, althans een (grote) hoeveelheid, rooktabak,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
was/waren betrokken,
voorhanden heeft/hebben gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 27 februari 2020 te
Budel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk
een (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten 566 kilo, althans een (grote) hoeveelheid, rooktabak,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
was/waren betrokken,
voorhanden heeft/hebben gehad,
bij en/of tot het plegen van bovengenoemd misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks
27 februari 2020, te Budel en/of (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door daartoe:
- een loods ter beschikking te stellen (ten behoeve van het vervoer en/of de opslag
en/of het verpakken en/of ompakken van die rooktabak), en/of,
- ( contact)gegevens ter beschikking te stellen van de ondernemingen die direct dan
wel indirect door hem, verdachte, worden bestuurd (ten behoeve van het vervoer
en/of het verzenden van die rooktabak);
3
hij, op of omstreeks 16 juni 2020 te Budel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk
één (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten 700 kilo, althans een (grote) hoeveelheid, rooktabak,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
was/waren betrokken,
voorhanden heeft/hebben gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 16 juni 2020 te
Budel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk
een (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten 700 kilo, althans een (grote) hoeveelheid, rooktabak,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing
was/waren betrokken,
voorhanden heeft/hebben gehad,
bij en/of tot het plegen van bovengenoemd misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks
16 juni 2020, te Budel en/of (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door daartoe:
- een loods ter beschikking te stellen (ten behoeve van het vervoer en/of de opslag
en/of het verpakken en/of ompakken van die rooktabak), en/of,
- ( contact)gegevens ter beschikking te stellen van de ondernemingen die direct dan
wel indirect door hem, verdachte, worden bestuurd (ten behoeve van het vervoer
en/of het verzenden van die rooktabak).
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Aanleiding onderzoek
In de periode van 30 maart 2020 tot en met 12 mei 2020 heeft de Britse douane informatie verstrekt aan de Nederlandse douane over mogelijke transporten van onveraccijnsde sigaretten van Nederland naar Ierland, waarbij de Ieren [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken zijn. Ook heeft de Britse douane informatie gedeeld over telefonisch contact tussen [medeverdachte 3] en verdachte en over transporten naar Ierland vanaf een loods waarvan verdachte de huurder was. Deze informatie heeft ertoe geleid dat de FIOD op 12 mei 2020 een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam Mayotte. [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging gesteld dat de contacten tussen verdachte en [medeverdachte 3] pasten bij de zakelijke activiteiten van verdachte, namelijk de opslag en (her)verpakking van goederen. Er was voor verdachte geen aanleiding om de door [medeverdachte 3] in zijn loods opgeslagen pallets te controleren. Verdachte wist niet dat er sigaretten aanwezig waren in zijn loods en hij was niet aanwezig tijdens de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verrichte werkzaamheden. Ten slotte heeft de verdediging gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat de oplegger van de vrachtwagen is verwisseld tijdens de reis van Nederland naar NoordIerland en dat de in NoordIerland aangetroffen pallets waren gewikkeld in zwarte en witte folie, terwijl chauffeur [naam 1] heeft verklaard dat de folie doorzichtig was.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging gesteld dat verdachte niet wist dat er rooktabak aanwezig was in zijn loods. Voor zover de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte daarvan wel wetenschap had, stelt de raadsman dat verdachte niet wist of kon weten dat de producten onveraccijnsd waren.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (sigaretten)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De inbeslagname van sigaretten in NoordIerland
Op 17 juni 2020 heeft de Britse douane informatie verstrekt aan de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) over de inbeslagname van 5.629.200 onveraccijnsde sigaretten op 30 mei 2020 te Newry in Noord
-Ierland. De sigaretten van het merk Regina zaten in bruine dozen, die waren verpakt in krimpfolie en geladen in een oplegger met het nummer [nummer] . De oplegger werd vervoerd door een vrachtwagen met kenteken [kenteken] . In de oplegger zaten in totaal 24 pallets met sigaretten, vier pallets met afval van sigarettenverpakkingen en vijf pallets met dozen met speelgoed (loombandjes) en zaagsel. [3] Op een pallet in het midden van de lading in de oplegger werd een paklijst aangetroffen voor kartonnen hoekprofielen, die afkomstig was van [bedrijf 1] en was geadresseerd aan [verdachte] , [adres 2] . [4] Bij de vrachtwagen zijn drie Ierse mannen aangehouden, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [5]
Van de op 30 mei 2020 in beslaggenomen lading zijn DNA-monsters genomen. Op één van de pallets is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met de vingerafdruk van [medeverdachte 2] en op een andere pallet is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met de vingerafdruk van [medeverdachte 1] . [6]
De vrachtwagen met de oplegger met nummer [nummer] , met chauffeur [getuige 2] , is op 21 mei 2020 per veerboot van Dublin (Ierland) naar Holyhead (Wales) gereisd, en is op 25 mei 2020 van Folkestone (Engeland) naar Coquilles (Frankrijk) gereisd. Op 29 mei 2020 is de oplegger met nummer [nummer] zonder vrachtwagen per veerboot van Heysham (Engeland) naar Warrenpoint (NoordIerland) vervoerd. [7]
Het transport vanaf de loods in [plaats]
De vrachtwagen met kenteken [kenteken] is op 28 mei 2020 om 3.42 uur Nederland binnengereden vanuit Duitsland. [8] Op camerabeelden is te zien dat de vrachtwagen om 4.26 uur is gearriveerd bij een loods aan de [adres 3] . [9] De oplegger was voor een deel geladen met pallets en voor een deel leeg. [10]
Om 8.03 uur is een auto gearriveerd bij de loods aan de [adres 3] . Verdachte was de bestuurder van de auto en de passagiers waren twee Ierse mannen, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [11] Verdachte had [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opgehaald bij een Essotankstation. [12] In een telefoongesprek op 27 mei 2020 heeft verdachte met [medeverdachte 3] afgesproken dat hij ‘hen’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ) op 28 mei 2020 om 7.45 uur zal ophalen op ‘de gebruikelijke plaats’. [13] Om 16.51 uur is verdachte weer gearriveerd bij de loods, waarna hij om 17.03 uur weer is vertrokken. [14] Om 17.18 uur is de Ierse truck met oplegger vertrokken bij de loods. [15] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens om 17.30 uur vertrokken bij de loods. [16]
De loods aan de [adres 3] wordt door verdachte gehuurd; het huurcontract staat op naam van [bedrijf 2] BV, waarvan verdachte enig (middellijk) aandeelhouder is. [17] Verdachte had één sleutel van de loods aan de [adres 3] ; deze sleutel lag in het bedrijfspand van verdachte aan de [adres 2] . Verdachte had toegang tot de sleutel en bij afwezigheid van verdachte had één ander persoon toegang tot de sleutel. [18]
De verklaring van de taxichauffeur
Getuige [getuige 1] , taxichauffeur, heeft verklaard dat hij op 28 mei 2020 [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van Eindhoven naar het Esso-tankstation in Budel heeft gebracht. Tijdens de rit hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan [getuige 1] verteld dat zij in de sigarettenhandel zaten, dat de broer van [medeverdachte 1] een sigarettenfabriek had in Duitsland en dat de sigaretten werden overgebracht naar Ierland. [19]
Het contact van verdachte met [medeverdachte 3]
Verdachte is via zijn Ierse contactpersonen in contact gekomen met [medeverdachte 3] . Verdachte heeft [medeverdachte 3] voor het eerst ontmoet op 28 juli 2019 in Rome, waar hij op uitnodiging van [medeverdachte 1] was. [20] Verdachte was in Rome bij de firma [bedrijf 3] , een groothandel in tabak, omdat hij voor de firma [bedrijf 4] van [naam 3] op zoek was naar goede tabak. [21] heeft verdachte geïntroduceerd bij de firma [bedrijf 3] en [medeverdachte 1] was aanwezig bij het gesprek van verdachte met vertegenwoordigers van de firma [bedrijf 3] . [22] [medeverdachte 1] is de broer van [medeverdachte 3] , en via [medeverdachte 3] is verdachte ook in contact gekomen met [medeverdachte 2] . [23]
In het eerste verhoor bij de FIOD heeft verdachte verklaard dat er tweemaal ruwe tabaksbladeren in zijn loods hebben gestaan en dat [medeverdachte 3] betrokken was bij het transport daarvan. [24] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 3] eenmaal, in 2020, ruwe tabaksbladeren in de loods aan de [adres 3] had opgeslagen. Verdachte heeft toen tegen [medeverdachte 3] gezegd dat hij geen ruwe tabak meer in zijn loods wilde hebben. [25]
De betalingen voor het gebruik van de loods aan de [adres 3] door [medeverdachte 3] werden contant gedaan en eenmaal via [bedrijf 5] . [26]
De telefoongesprekken
In een telefoongesprek op 13 mei 2020 hebben verdachte en [medeverdachte 3] gesproken over de levering van twintig vrachtwagens met ‘Paul’ en acht vrachtwagens met ‘Grizzly’. Ook heeft verdachte gezegd dat hij twee nieuwe labels, ‘De Santis’ en ‘Death’, zal introduceren en dat hij de Britse merken ‘Mayfair’ en ‘Richmond’ kan leveren. Verder heeft verdachte genoemd dat hij de volgende maand ‘Camiel’ kan leveren, waarbij hij heeft benoemd dat ‘Camiel’ exact hetzelfde is als ‘Camel’. [27] Paul, Grizzly, De Santis, Death. Mayfair, Richmond en Camel zijn sigarettenmerken. [28]
Op 14 mei 2020 belt verdachte met [medeverdachte 3] ; op die dag worden er pallets geladen in de loods en de chauffeur heeft volgens verdachte aangegeven dat hij 33 pallets heeft geladen en vol is. Tevens worden er afspraken gemaakt over de levering van ‘the Pool’:
“ [medeverdachte 3] : Yeah. That would suits us because I think eh our supplier now end of next week after this year (onduidelijk) we are stopping for some time. So if you have the Pool (fonetisch) eh we ... great deal we can manage with you
[verdachte] : Yeah I have them, then I have them so the message is that eh they will be arriving in my warehouse, another warehouse, not the one that we worktoday. But the 28th, 29th, around that time.” [29]
Uit het dossier komt naar voren dat op 14 mei 2020 de trekker met kenteken [kenteken] wordt geladen in de loods aan de [adres 3] en dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daarbij aanwezig zijn. [30]
Op 19 mei 2020 hebben verdachte en [medeverdachte 3] telefonisch gesproken over het bestellen van Belgische CMR’s (vrachtbrieven). In hetzelfde gesprek heeft [medeverdachte 1] aan verdachte gevraagd of hij ‘Paul’ of ‘Grizzly’ heeft, waarop verdachte heeft geantwoord dat hij denkt dat dat ‘hier’ zal zijn op 25 of 28 mei 2020:
“ [medeverdachte 3] : Oh, okay okay very good. How about [verdachte] , any anything new what your eh situation
withPaulor Country
[verdachte] : Ah yeah, yeah yeah. That eh, good that you ask eh. ThePaulwill be shipped on the eh
25th of may. 28th of may it's in my warehouse, ehhh 28 yeah eh...
[medeverdachte 3] : Okay [31]
In een telefoongesprek op 23 mei 2020 hebben verdachte en [medeverdachte 3] gesproken over hoekprofielen en opnieuw over Belgische CMR’s:
“ [medeverdachte 3] : I am good, very good, thank you. Eh [verdachte] , i am just calling eh just to speak about the next week. First of all, you had any information on the Belgium CMR's, it is ok you can get them?
[verdachte] : Yes, yes yes, I can I can order them that is not a problem
[medeverdachte 3] : Ok so they can be there for wednesday. And also [verdachte] is it possible to get some of these peaces for the corner of the pallets again. Maybe 200 maybe 300?
[verdachte] : Eh yes
[medeverdachte 3] : It is possible?
[verdachte] : Yes yes, I need to order them on monday so eh“ [32]
Op 28 mei 2020 heeft verdachte gebeld naar een Belgisch bedrijf dat vrachtbrieven verkoopt. Verdachte heeft zich in dat gesprek voorgesteld als [alias] en gevraagd of het mogelijk is om diezelfde dag drie dozen met (blanco) vrachtbrieven op te halen. [33]
De doorzoeking van de woning van verdachte
In de woning van verdachte is een notitie aangetroffen van 28 mei 2020 over de verkoop van vijf pallets ‘toys’ voor in totaal een bedrag van € 1.250,00 aan [medeverdachte 3] . In de notitie staat ook vermeld
“CMR’s blanco aan chauffeur en [naam 4] gegeven vanwege ontbreken van printer en software. 17:00 pm afgegeven in magazijn.” [34] Daarnaast is in de woning een factuur voor kartonnen hoekprofielen aangetroffen, met datum 25 mei 2020; deze factuur was geadresseerd aan verdachte. [35]
De doorzoeking van het bedrijfspand aan de [adres 2]
In het kantoorgedeelte van het bedrijfspand aan de [adres 2] is een handgeschreven notitie aangetroffen over sigarettenhandel en de opslag van accijnsgoederen. [36] In de notitie staat het woord ‘Regina’, de merknaam van de in NoordIerland inbeslaggenomen sigaretten. [37] In het document is ook de regelgeving beschreven die geldt voor de invoer van tabaksproducten. [38] Daarnaast zijn pakjes sigaretten aangetroffen van de merken Royal Blue, Black Mount, Richman, Mohawk, Capital en Rothmans. [39]
De Douane heeft nader onderzoek gedaan naar de drie pakketjes sigaretten met de merknaam Rothmans, type blauw, en heeft geconstateerd dat de verpakkingen niet voorzien zijn van een accijnszegel. Voorts heeft de Douane geconcludeerd dat de onderzochte verpakkingen niet overeen komen met het door de fabrikant ter beschikking gestelde referentiemateriaal. [40]
In het bedrijfspand zijn verpakkingen met loomarmbandjes aangetroffen met het opschrift ‘Band-It’. [41] De verpakkingen zijn hetzelfde als de verpakkingen met loomarmbandjes die zijn aangetroffen in de oplegger in Noord-Ierland op 30 mei 2020. [42]
De doorzoeking van de loods [adres 3]
In de loods aan de [adres 3] zijn onderdelen van speelgoedsets (loomarmbandjes) aangetroffen. [43] Ook zijn balen ‘horsebedding’ (zaagsel) aangetroffen. [44]
Overwegingen
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden overweegt de rechtbank als volgt.
De verbodsbepaling
Op grond van artikel 5 lid 1 onder b van de Wet op de accijns is het niet toegestaan om accijnsgoederen voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken. Van een zodanig voorhanden hebben in de zin van de verbodsbepaling is sprake als een persoon de feitelijke beschikkingsmacht heeft over zulke onveraccijnsde goederen. Dit is het geval als de persoon de hoedanigheid van de goederen kent, de daadwerkelijke toegang heeft tot die goederen en weet of redelijkerwijs moet weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken. [45]
De toegang tot de sigaretten
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte op 28 mei 2020 toegang had tot de loods aan de [adres 3] . Verdachte was de huurder van de loods, hij had de sleutel van de loods en hij was aanwezig bij en in de loods op 28 mei 2020.
De rechtbank stelt vast dat 5.629.000 sigaretten, merk Regina, die in beslag zijn genomen in een oplegger met nummer [nummer] , afkomstig waren uit de loods van verdachte. Dat de sigaretten op 28 mei 2020 vanuit de loods aan de [adres 3] naar NoordIerland zijn vervoerd, en er geen wisseling van oplegger heeft plaatsgevonden, vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , de vervoersgegevens van de oplegger, het aantreffen van de pakbon van de door verdachte in opdracht van [medeverdachte 3] bestelde hoekprofielen in het midden van de lading, het aantreffen van de loomarmbandjes en de balen zaagsel in de lading, die ook in de loods van verdachte zijn aangetroffen, alsmede beide DNA-matches met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De verklaring van getuige [naam 1] dat de folie transparant was, ziet niet op het transport van 28 mei 2020, maar op transporten in februari 2020.
De wetenschap van verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist dat er op 28 mei 2020 sigaretten aanwezig waren in de loods en of verdachte op het moment van het voorhanden hebben van de dozen wist of redelijkerwijs moest weten dat de sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. De rechtbank acht voor de beantwoording van deze vraag de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte wist dat [medeverdachte 3] actief was in de tabakshandel. [medeverdachte 3] had eerder ruwe tabak opgeslagen in de loods aan de [adres 3] en dat wist verdachte. Toch bleef verdachte zijn loods beschikbaar stellen aan [medeverdachte 3] . Ook hebben verdachte en [medeverdachte 3] diverse keren telefonisch over verschillende sigarettenmerken gesproken, waarbij verdachte vertelde over de introductie van nieuwe merken, zoals ‘Camiel’ dat exact hetzelfde zou zijn als ‘Camel’, en zijn mogelijkheid om bepaalde merken te leveren.
Verdachte was actief betrokken bij het transport op 28 mei 2020. Hij had frequent telefonisch contact met [medeverdachte 3] in de dagen voor het transport van de onveraccijnsde sigaretten, waarbij werd gesproken over het bestellen van hoekprofielen voor het transport en het regelen van een CMR.
Daarbij komt dat verdachte voor het transport op 28 mei 2020 blanco Belgische CMR’s heeft besteld en hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een valse naam. Uit de notities van verdachte blijkt bovendien dat de CMR op 28 mei 2020 blanco aan de chauffeur is meegegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dacht dat er 31 pallets ciabatta’s in zijn loods stonden en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Nederland waren gekomen om op 28 mei 2020 de pallets te wrappen voor het transport. Verdachte heeft niet om uitleg gevraagd waarom Ierse personen naar Nederland zijn gereisd om deze relatief eenvoudige werkzaamheden uit te voeren en hoe de kosten van die werkzaamheden in verhouding stonden tot de waarde van de ciabatta’s. Ook heeft verdachte verklaard dat hij meestal contant betaald kreeg voor het gebruik van de loods.
De rechtbank overweegt dat gelet op voornoemde feiten en omstandigheden aanleiding hadden moeten vormen voor verdachte om nader onderzoek naar de activiteiten van [medeverdachte 3] in de loods van verdachte te doen, met name nu verdachte wist dat [medeverdachte 1] de loods eerder had gebruikt voor de opslag van ruwe tabak en de telefonische contacten tussen verdachte en [medeverdachte 3] grotendeels over het leveren van sigaretten van diverse merken gingen.
Verdachte had ten tijde van het laden van de vrachtwagen, zo nodig tijdelijk, aanwezig kunnen blijven in de loods, maar heeft dat om hem moverende redenen nagelaten. Hij heeft ’s ochtends in alle vroegte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de loods vervoerd en hen vrije toegang tot de loods gegeven en is pas vlak voor vertrek van de vrachtwagen aan het eind van de middag weer teruggekeerd naar de loods. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door deze handelwijze bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat sprake was van illegale handel door niet een dergelijk nader onderzoek uit te voeren, en dat verdachte dan ook wist of redelijkerwijs moest weten dat sprake was van handel in illegale goederen.
De feitelijke beschikkingsmacht
De rechtbank acht de hiervoor genoemde omstandigheden zodanig dat verdachte er niet op had mogen vertrouwen dat sprake was van legale handel, maar dat hij navraag had moeten doen bij [medeverdachte 3] over de hoedanigheid van de goederen in zijn loods. Dit geldt zeker nu uit notities van verdachte blijkt dat hij goed op de hoogte was van de regelgeving over de opslag en verkoop van accijnsgoederen. Verdachte heeft echter geen vragen gesteld aan [medeverdachte 3] en zich ook niet van de handel gedistantieerd, maar deze juist ten volle gefaciliteerd. Door zich zodanig op te stellen, heeft verdachte op het moment waarop hij de goederen voorhanden kreeg in zijn loods de aanmerkelijke kans op het voorhanden hebben van illegale goederen, zoals onveraccijnsde sigaretten, bewust aanvaard.
Zoals hiervoor reeds overwogen had verdachte een actieve rol bij het transport op 28 mei 2020. Verdachte heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgehaald bij een Essotankstation waar zij afgezet zouden zijn door een taxi, terwijl dat tankstation minder dan 1 kilometer van de loods gelegen is. Verdachte heeft hen vervolgens naar de loods gebracht. Voor het feit dat de twee mannen niet door de taxichauffeur bij de loods zijn afgezet, heeft verdachte geen verklaring kunnen geven. Het is aannemelijk dat men de taxichauffeur niet op de hoogte wilde brengen van de locatie van de loods waar de werkzaamheden zou den plaatsvinden.
Uit een handgeschreven notitie in de woning van verdachte blijkt dat verdachte de CMR blanco heeft afgegeven aan de chauffeur van het transport. Bij het transport is gebruik gemaakt van door verdachte beschikbaar gestelde deklading in de vorm van dozen met loombandjes en horsebedding.
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte op 28 mei 2020 in Budel feitelijk de beschikkingsmacht heeft gehad over 5.629.200 onveraccijnsde sigaretten en deze aldus in strijd met artikel 5 van de Wet voorhanden heeft gehad.
Opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte het in artikel 5 van de Wet op de accijns genoemde verbod opzettelijk heeft overtreden. Gelet op voornoemde omstandigheden en de kennis die verdachte had van de regelgeving over de opslag en verkoop van accijnsgoederen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij onveraccijnsde sigaretten voorhanden zou hebben.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank was tussen verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte en [medeverdachte 3] hadden intensief contact voorafgaand aan het transport. Ook heeft verdachte een materiële bijdrage geleverd van voldoende gewicht door het beschikbaar stellen van de loods, de levering van de deklading, het bestellen en afgeven van de CMR en het vervoeren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ten behoeve van de werkzaamheden in de loods.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte samen met anderen opzettelijk 5.629.200 sigaretten voorhanden heeft gehad op 28 mei 2020 in Budel, zonder dat die in de heffing waren betrokken.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De verdediging heeft, indien de rechtbank niet mocht komen tot een integrale vrijspraak van feit 1, een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [getuige 2] en [getuige 3] . De drie eerstgenoemde getuigen hebben zich in een eerder verhoor in het onderzoek Mayotte beroepen op hun verschoningsrecht. [getuige 2] is nog niet gehoord omdat hij onvindbaar was. [getuige 3] is de directeur van het
transportbedrijf [bedrijf 6] Limited en ook hij is nog niet gehoord. In NoordIerland hebben de getuigen inmiddels schuld bekend. Nu de getuigen zich naar Nederlands recht niet meer op hun verschoningsrecht kunnen beroepen, wil de verdediging hen nogmaals horen.
De rechtbank overweegt dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom de verklaringen van deze getuigen noodzakelijk zijn ter onderbouwing van een verweer of standpunt dat betrekking heeft op de door de rechtbank uit hoofde van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden vragen. De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de raadsman daarom af.
Feit 2 (rooktabak op 27 februari 2020)
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de Britse douane op 28 februari 2020 rooktabak heeft aangetroffen in een vrachtwagen met oplegger in Coquelles. De zending was afkomstig van [bedrijf 7] B.V., een bedrijf van verdachte, en had als verzendadres de loods van verdachte aan de [adres 3] . Op basis van het dossier zijn er echter onvoldoende aanwijzingen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van onveraccijnsde rooktabak in zijn loods op 27 februari 2020. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 3 (rooktabak op 16 juni 2020)
Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De inbeslagname van Flandria shag in Frankrijk
Op 17 juni 2020 heeft de Britse douane te Coquelles (Frankrijk) 700 kilogram rooktabak aangetroffen in een Roemeense vrachtwagen met een Nederlandse oplegger. Het betrof shag van het merk Flandria. De verpakkingen shag zaten in bruine kartonnen dozen, die op twee pallets stonden en die waren verpakt in wit plastic. [46] Op de bruine kartonnen dozen zaten labels waarop stond vermeld ‘Flandria Virg Eng Style 50g 10x10x50.0g = 5.0 kg’. [47] Er zaten Luxemburgse accijnszegels op de pakjes. Op de CMR was als verzender vermeld [bedrijf 8] , gevestigd aan de [adres 3] , en de goederen waren omschreven als twee pallets gemengde kantoorartikelen (office stationery). [48] Op de pallets met tabak zaten labels waarop als verzender stond vermeld [naam 6] , [bedrijf 7] , gevestigd aan de [adres 3] , en als ontvanger stond vermeld [bedrijf 9] , met vestigingsadres [vestigingsplaats 1] . [49] Op één van de pallets zat een document getiteld [bedrijf 13] , waarop dezelfde verzender stond vermeld als op de CMR. Als ontvanger stond op het document vermeld [bedrijf 10] in [vestigingsplaats 2] . Als telefoonnummer van de verzender stond vermeld + [telefoonnummer 1] . Ook stond het telefoonnummer [telefoonnummer 2] vermeld bij de notitie ‘laadklep nodig’. [50]
Bij de contactgegevens op de website van [bedrijf 11] B.V., een bedrijf van verdachte, staat als telefoonnummer vermeld [telefoonnummer 1] . [51] Verdachte maakte daarnaast gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [52]
Het bedrijf [bedrijf 8] staat niet geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Het bedrijf [bedrijf 9] is in het Verenigd Koninkrijk niet bekend. [53]
Het transport op 16 juni 2020 vanaf de loods in [plaats]
Op 16 juni 2020 zijn door transporteur [bedrijf 12] BV twee pallets, gewikkeld in wit plastic, opgehaald bij de loods aan de [adres 3] . [54] Tijdens het laden van de pallets was een bestelbus aanwezig, die op naam stond van [bedrijf 11] B.V. Verdachte was de bestuurder van de bestelbus. [55] De chauffeur van [bedrijf 12] B.V., [naam 5] , heeft verklaard dat hij op 16 juni 2020 de twee pallets heeft opgehaald aan de [adres 3] . Toen [naam 5] bij de loods arriveerde, was er niemand aanwezig. [naam 5] moest bellen naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [naam 5] heeft telefonisch gesproken met een man die binnen tien minuten na het telefoongesprek bij de loods was en die in een zwarte bestelbus reed. Bij het zien van de naam op de [bedrijf 13] , heeft [naam 5] verklaard dat de man [naam 6] heette zoals stond vermeld op dat document. De man had een normaal postuur, kort haar en hij was netjes gekleed. De man sprak Nederlands. [56]
De doorzoeking van de woning van verdachte
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is een handgeschreven notitie over de regelgeving omtrent de handel in sigaretten en tabak aangetroffen. [57] Ook is een exemplaar aangetroffen van de CMR van het transport van 15 juni 2020. [58]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn telefoonnummer is. [59]
In het verhoor bij de FIOD heeft verdachte verklaard dat hij door [naam 2] is geïnformeerd dat [bedrijf 12] B.V. op 16 juni 2020 twee pallets zou komen ophalen. [60] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [naam 2] de goederen naar zijn loods heeft gebracht en dat er op 16 juni 2020 goederen op transport zijn gegaan die op 12 juni 2020 waren voorverpakt. [61] Ook heeft verdachte verklaard dat hij denkt dat hij de persoon is die op 16 juni 2020 aanwezig was bij het ophalen van de pallets en door getuige [naam 5] is omschreven. [62] Verdachte heeft tevens verklaard dat hij de notities over de handel in tabak heeft geschreven in 2017. [63]
Een telefoongesprek over deklading op 12 juni 2020
Op 12 juni 2020 om 8.18 uur is een witte bestelauto met een Luxemburgse kentekenplaat bij de loods aan de [adres 3] gearriveerd. [64]
Op 12 juni 2020 om 10.58 uur heeft verdachte een telefoongesprek gevoerd met een persoon die zich voorstelt als [naam 2] , waarin wordt gesproken over een stroomstoring die vermoedelijk is ontstaan door een wikkelmachine en die verholpen moet worden. [65] Tien minuten later heeft verdachte nog een telefoongesprek met [naam 2] gevoerd, waarin verdachte aangaf dat er iemand onderweg was en hij [naam 2] vroeg:
“Heb je “de waren” iets bedekt”,waarop [naam 2] bevestigend antwoordde dat er alleen deklading
(“es ist nur dummy”)zichtbaar is en dat verdachte zich geen zorgen moet maken (
“nur dummy”). [66]
Dezelfde dag om 11.11 uur is een vrachtwagen met een trailer van [bedrijf 14] BV gearriveerd bij de loods. [67] De vrachtwagen heeft volgens de vervoersdocumenten twee pallets met kantoorartikelen opgehaald van [bedrijf 8] , een bedrijf dat, zoals hiervoor reeds overwogen, niet staat geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. [68]
Het contact van verdachte met [naam 2]
De achternaam van [naam 2] is [naam 2] . Verdachte heeft verklaard dat [naam 2] een bedrijf had in Luxemburg, genaamd [bedrijf 15] ( [bedrijf 15] ), en dat hij onder andere tabak verkocht vanuit zijn bedrijfspand in Luxemburg. [69] was ook vertegenwoordiger van de tabaksfabrikant [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] .). [70] Verdachte had regelmatig contact met [naam 2] . [71] Verdachte had via twee van zijn bedrijven een samenwerkingsovereenkomst met het bedrijf van [naam 2] , waarin ook [bedrijf 4] . was opgenomen. [72] Verdachte zou business development activiteiten ondernemen voor tabaksproducten van [bedrijf 4] . en van [bedrijf 15] . [73]
Berichten tussen verdachte en [medeverdachte 3]
In januari 2020 heeft verdachte telefonisch een bericht gestuurd aan [medeverdachte 3] over ‘Fla green and yellow Turner and Hanley’, waarop [medeverdachte 3] heeft geantwoord dat hij eraan werkt. [74] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij met [medeverdachte 3] contact heeft gehad over de merken Flandria en Turner en dat de informatie die hij, verdachte, had over die merken afkomstig was van [naam 2] en dat [naam 2] deze merken verkocht. [75]
Overwegingen
Het juridisch kader zoals beschreven bij het onder 1 ten laste gelegde feit is ook van toepassing op feit 3. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de hoedanigheid van de goederen kende, de daadwerkelijke toegang had tot die goederen en of hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken. De rechtbank overweegt als volgt.
De toegang tot de tabak
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte op 16 juni 2020 aanwezig was in de loods aan de [adres 3] tijdens het laden van de goederen.
De rechtbank stelt voorts vast dat de 700 kilo rooktabak, die in Coquelles in beslag is genomen, afkomstig was uit de loods aan de [adres 3] en dat verdachte toegang had tot de rooktabak op 16 juni 2020.
De wetenschap van verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist dat er op 16 juni 2020 rooktabak aanwezig was in de loods en of verdachte op het moment van het voorhanden hebben van de dozen wist of redelijkerwijs moest weten dat de rooktabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de Nederlandse heffing waren betrokken. De rechtbank acht voor de beantwoording van deze vraag de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte kende de regelgeving over de opslag en verkoop van accijnsgoederen. Ook wist verdachte dat [naam 2] actief was in de tabakshandel en had verdachte een overeenkomst met [naam 2] die onder meer zag op samenwerking op het gebied van tabaksproducten. Uit berichten tussen verdachte en [medeverdachte 3] en uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat verdachte het merk Flandria kende en daarover heeft gesproken met [medeverdachte 1] en [naam 2] .
De goederen die 16 juni 2020 zijn opgehaald voor het transport naar Ierland waren afkomstig van [naam 2] en deze zijn op 12 juni 2020 verpakt in folie. Op 12 juni 2020 heeft verdachte tijdens een telefoongesprek naar aanleiding van een stroomstoring die verholpen moest worden, met [naam 2] gesproken over het bedekken van de goederen in de loods, waarin [naam 2] heeft gezegd dat er enkel deklading zichtbaar was. Dit duidt erop dat verdachte wist dan wel vermoedde dat er illegale goederen waren opgeslagen in de loods aan de [adres 3] die niet voor anderen zichtbaar mochten zijn.
Verdachte heeft geen vragen gesteld aan [naam 2] waarom er dozen met kantoorartikelen vanuit Luxemburg per bestelauto naar Nederland werden vervoerd, de dozen in Nederland werden omwikkeld met folie en er vervolgens twee pallets met dozen door een transportbedrijf naar Ierland werden vervoerd. Verdachte heeft niet gevraagd waarom de goederen niet rechtstreeks van Luxemburg naar Ierland werden vervoerd, waarom de dozen in een loods in Nederland werden gewikkeld in folie, en hoe de kosten van de transporten en de werkzaamheden in verhouding stonden tot de waarde van de goederen. Ook deze omstandigheden maken dat van verdachte mocht worden verwacht dat hij nader onderzoek instelde naar de goederen in de loods aan de [adres 3] .
Op 16 juni 2020 was verdachte aanwezig in de loods bij het laden van twee pallets met goederen. Verdachte heeft toen nagelaten om de twee pallets met dozen te controleren, bijvoorbeeld door een deel van de folie te openen waarna de stickers met het opschrift Flandria op de dozen zichtbaar zouden zijn geweest of door de dozen te openen.
Daarbij komt dat verdachte zijn betrokkenheid bij het transport heeft verhuld door niet zijn eigen naam te gebruiken, maar de naam [naam 6] , en door nietbestaande bedrijfsnamen te vermelden op transportdocumenten. Dat in werkelijkheid verdachte de contactpersoon was, blijkt uit het gebruik van zijn eigen telefoonnummer op de [bedrijf 13] en een telefoonnummer van zijn bedrijf op de CMR.
De feitelijke beschikkingsmacht
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte het in artikel 5 lid 1 onder b van de Wet op de accijns genoemde verbod heeft overtreden, omdat hij daadwerkelijke toegang tot en daarmee feitelijk de beschikkingsmacht heeft gehad over de rooktabak en aldus accijnsgoederen voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de Nederlandse heffing waren betrokken.
Opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte het in artikel 5 van de Wet op de accijns genoemde verbod opzettelijk heeft overtreden. Gelet op voornoemde omstandigheden en de kennis die verdachte had van de regelgeving over de opslag en verkoop van accijnsgoederen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij onveraccijnsde rooktabak voorhanden zou hebben.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank was tussen verdachte en [naam 2] sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte had meerdere keren telefonisch contact met [naam 2] in de dagen voorafgaand aan het transport. Ook heeft verdachte een materiële bijdrage geleverd van voldoende gewicht door het beschikbaar stellen van de loods, het beschikbaar stellen van een foliewikkelmachine en door aanwezig te zijn bij de verzending van de goederen.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte samen met anderen opzettelijk 700 kilo rooktabak voorhanden heeft gehad op 16 juni 2020 in Budel, zonder dat die in de heffing waren betrokken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij, op 28 mei 2020 te Budel,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
accijnsgoederen, te weten 5.629.200 sigaretten, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken,
voorhanden heeft gehad;
3
hij, op 16 juni 2020 te Budel,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
één accijnsgoed, te weten 700 kilo rooktabak, dat niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 of 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 5 van de Wet op de accijns, in samenhang met artikel 97 van de Wet op de accijns, en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 3
(telkens) het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 49.635,00. Ter onderbouwing van de vordering heeft de officier van justitie medegedeeld dat er conservatoir beslag ligt op een geldbedrag van verdachte van gelijke hoogte als de gevorderde geldboete.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de strafmaat gelet op de bepleite vrijspraak.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen meerdere keren schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van tabaksartikelen, zonder dat daarover accijns was betaald. In totaal heeft verdachte ruim 5,6 miljoen sigaretten en 700 kilo rooktabak voorhanden gehad. De sigaretten en de rooktabak zijn op illegale wijze geëxporteerd en dankzij ingrijpen van de Britse douane niet doorverkocht.
Het illegaal voorhanden hebben van accijnsgoederen verstoort de reguliere, legale markt voor tabakswaren en werkt ernstig ontwrichtend op de economische ordening en het fiscale systeem van het land. Verdachte heeft zich door zijn handelen schuldig gemaakt aan ontduiking van de accijnsverplichting. Het financieel nadeel voor de Staat bedraagt wat de sigaretten betreft ruim 1,3 miljoen euro. Daarnaast heeft het handelen van verdachte en zijn medeverdachten tot gevolg dat ook handelaren en bedrijven, die wel voldoen aan hun verplichting in het kader van de accijnsheffingen, financiële schade ondervinden, nu oneerlijke concurrentie in de hand wordt gewerkt. Ook weegt het internationale karakter van de gedraging zwaar mee.
Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten heeft niet alleen financiële gevolgen, maar het heeft ook een negatieve invloed op het anti-rookbeleid van de Nederlandse overheid en andere Europese landen. Met het oog op de algemene volksgezondheid wordt het roken van tabak immers actief ontmoedigd door prijsverhogingen op basis van heffingen en belastingen. Met het illegaal voorhanden hebben van sigaretten en rooktabak, die op de illegale markt kunnen belanden, wordt dit beleid ondermijnd. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter zitting heeft verdachte weinig openheid van zaken gegeven en geen inzicht getoond in de strafbaarheid van zijn handelen. Verdachte heeft immers op geen enkel moment aangegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor fraude. Bij een benadelingsbedrag van meer dan een miljoen euro, wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden genoemd.
Gelet op de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie.
De officier van justitie heeft in haar strafeis volstaan met oplegging van een geldboete ter hoogte van het bedrag waarop reeds conservatoir beslag is gelegd, nadat in eerste instantie haar uitgangspunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden was. De rechtbank is echter van oordeel dat met enkel een geldboete geen recht wordt gedaan aan het ondermijnende karakter van de gedragingen van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op jurisprudentie in vergelijkbare zaken.
Gelet op de hoogte van de op te leggen geldboete ziet de rechtbank evenwel geen redenen om naast een geldboete ook nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is echter wel op zijn plaats gezien de faciliterende rol van verdachte in het geheel en het gebrek aan zelfinzicht over zijn gedragingen, teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich niet opnieuw met dergelijke kwalijke praktijken zal inlaten.
Gezien de ernst van de feiten en de omvang daarvan zal de rechtbank tevens een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren, een geldboete van € 49.635,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoek
- wijst af het voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2, (telkens) het misdrijf:
het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 49.635,00 (zegge: negenenveertigduizendzeshonderdvijfendertig euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) van 27 mei 2021 met nummer 68507 (onderzoek Mayotte). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een aanvangsprocesverbaal (AMB001).
3.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 17 juni 2020 (RHV-03a, pagina’s 1, 3, 610).
4.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 17 juni 2020 (RHV-03a, pagina’s 3 en 4).
5.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 17 juni 2020 (RHV-03a, pagina 3).
6.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 2 juni 2021 (RHV-8q, pagina 7).
7.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 17 juni 2020 (RHV-03a, pagina 3).
8.Een procesverbaal van ambtshandeling van 17 mei 2021 (AMB-020).
9.Een geschrift, te weten een screenshot van camerabeelden (DOC047).
10.Een geschrift, te weten een screenshot van camerabeelden (DOC079).
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2020 (AMB011); een procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 24 september 2020 (V0103, pagina 6).
12.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 24 september 2020 (V0103, pagina 6).
13.Een procesverbaal van bevindingen betreffende tapgesprekken van 5 januari 2021 (AMB017, pagina 13).
14.Een geschrift, te weten screenshot van camerabeelden (DOC049); procesverbaal zaakdossier zending 5, pagina 9.
15.Een geschrift, te weten een screenshot van camerabeelden (DOC050).
16.Een geschrift, te weten een screenshot van camerabeelden (DOC-032).
17.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst (DOC024); een procesverbaal van bevindingen overzicht van aan [verdachte] gelieerde ondernemingen van 19 april 2021 (AMB022, pagina 1).
18.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0102, pagina 2).
19.Een procesverbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 13 juli 2020 (G0301, pagina 3).
20.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0102, pagina 3).
21.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
22.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0102, pagina 3).
23.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0102, pagina 2).
24.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0101, pagina 4).
25.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
26.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0102, pagina 3).
27.Een procesverbaal van bevindingen tapgesprekken (AMB017, pagina’s 4 en 5); een procesverbaal van bevindingen nageluisterde tapgesprekken (AMB018, pagina 2).
28.Een procesverbaal van bevindingen betreffende sigaretten- en shagmerken (AMB021); zaaksdossier 2, pagina 20.
29.Een procesverbaal van bevindingen tapgesprekken (AMB017, pagina 7).
30.Een proces-verbaal van observatie van donderdag 14 mei 2020 (E-OBS-03, pagina’s 1-2).
31.Een procesverbaal van bevindingen tapgesprekken (AMB017, pagina’s 910).
32.Een procesverbaal van bevindingen tapgesprekken (AMB017, pagina 12).
33.Een procesverbaal van bevindingen tapgesprekken (AMB017, pagina 14).
34.Een geschrift, te weten een notitie van 28 mei 2020 (DOC037); zaakdossier 2, pagina 14.
35.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 1] een [verdachte] van 25 mei 2020 (DOC033); zaakdossier 2, pagina 15.
36.Een geschrift, te weten een notitie over sigarettenhandel (DOC042); zaakdossier 2, pagina 17.
37.Een geschrift, te weten een notitie over sigarettenhandel (DOC042, pagina’s 1 en 2).
38.Een geschrift, te weten een notitie over sigarettenhandel (DOC042, pagina 1).
39.Geschriften, te weten foto’s van pakjes sigaretten (DOC022 en DOC023).
40.Een proces-verbaal documentenonderzoek van 22 september 2020 (AMB-015).
41.Een geschrift, te weten een foto (DOC066).
42.Een geschrift, te weten een foto (DOC065); zaakdossier 2, pagina 18.
43.Geschriften, te weten foto’s (DOC064, pagina’s 1 en 2)..
44.Een geschrift, te weten een foto (DOC062).
45.Hoge Raad 2 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3699; Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1054.
46.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 29 juni 2020 (RHV-04a, pagina’s 12).
47.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 29 juni 2020 (RHV-04a, pagina 2).
48.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 29 juni 2020 (RHV-04a, pagina 3).
49.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 29 juni 2020 (RHV-04a, pagina 4).
50.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 29 juni 2020 (RHV-04a, pagina’s 4 en 5).
51.Een geschrift, te weten een afdruk van de contactgegevens op de website van [bedrijf 11] BV (DOC-090, pagina 2); een procesverbaal van bevindingen overzicht van aan [verdachte] gelieerde ondernemingen van 19 april 2021 (AMB022, pagina 2).
52.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
53.Zaaksdossier 3, pagina 5.
54.Geschriften, te weten screenshots van camerabeelden (DOC068, DOC071 en DOC072).
55.Geschriften, te weten screenshots van camerabeelden (DOC069, DOC073); zaaksdossier 3, pagina 7.
56.Een procesverbaal van verhoor van de getuige [naam 5] van 13 juli 2020 (G0401, pagina’s 12); een geschrift, te weten [bedrijf 13] (DOC018).
57.Een geschrift, te weten handgeschreven notities over handel in tabak en sigaretten (DOC042).
58.Een geschrift, te weten een exemplaar (afzender) van de CMR van 15 juni 2020, met de afzender [bedrijf 8] (DOC020); zaaksdossier 3, pagina 7.
59.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
60.Een procesverbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] van 24 september 2020 (V0104, pagina 2).
61.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
62.Een procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 24 september 2020 (V0104, pagina 3).
63.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
64.Een geschrift, te weten een foto (DOC081).
65.Een geschrift, te weten een uitwerking van een telefoongesprek op 12 juni 2020 om 10.58 uur (MTA03034854).
66.Een geschrift, te weten een uitwerking van een telefoongesprek op 12 juni 2020 om 11.08 uur (MTA03034855).
67.Een geschrift, te weten een foto (DOC082).
68.Een geschrift, te weten een CMR van 12 juni 2020, met de afzender [bedrijf 8] (DOC083).
69.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0102, pagina 7); een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 24 september 2020 (V0103, pagina 2).
70.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0101, pagina 3).
71.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0101, pagina 2).
72.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 24 september 2020 (V0103, pagina 2).
73.Een procesverbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 23 september 2020 (V0101, pagina 4).
74.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Britse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten van 30 september 2022 (RHV07I, pagina 19).
75.Een procesverbaal van de terechtzitting van 20 juni 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.