In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 september 2023 uitspraak gedaan over de procespositie van de vader in het kader van een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van zijn minderjarige zoon. De vader, die geen gezag heeft over het kind, verzocht om als belanghebbende te worden aangemerkt in de procedure. De kinderrechter oordeelde dat de vader geen belanghebbende is, omdat er geen contact is tussen hem en de minderjarige, en er derhalve geen inbreuk op het gezinsleven kan worden vastgesteld. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De kinderrechter benadrukte dat de vader niet geraakt wordt in zijn belangen door de ondertoezichtstelling, aangezien hij geen gezag uitoefent en er geen sprake is van 'family life'. De kinderrechter heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken en heeft besloten dat de focus moet liggen op intensieve hulpverlening in de thuissituatie van de moeder, met als doel een veilige terugplaatsing van de minderjarige. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 oktober 2023.