ECLI:NL:RBOVE:2024:5112
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na eerstejaars ZW-beoordeling en beoordeling van de belastbaarheid van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.C. de Bie, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een ZW-uitkering ontvangen na een ziekmelding in verband met een bedrijfsongeval, maar het UWV heeft deze uitkering per 31 juli 2023 beëindigd op basis van een eerstejaars ZW-beoordeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen, met name op het gebied van concentratie en visusklachten.
De rechtbank heeft de zaak op 12 september 2024 behandeld en de argumenten van beide partijen gewogen. De rechtbank concludeert dat de belastbaarheid van eiser op een navolgbaar gemotiveerde wijze is weergegeven in de medische rapporten. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen beperkingen. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de noodzaak voor aanvullende beperkingen onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen, en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de FML van 6 februari 2024 voldoende rekening houdt met de beperkingen van eiser. De rechtbank wijst erop dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om aan te nemen dat de FML niet adequaat is. De rechtbank bevestigt dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiser met ingang van 31 juli 2023 niet langer recht heeft op een ZW-uitkering, en dat het bestreden besluit in stand blijft.