In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente, waarbij een omgevingsvergunning voor het vergroten van een vleesvarkensstal op het perceel [adres 1] is verleend aan de derde-partij. De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde ing. M.H. Middelkamp. De derde-partij, die de vergunning heeft aangevraagd, is vertegenwoordigd door ing. R.B.M. Aagten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de woning van eiser niet voor 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, en de afstandseis van de Wet geurhinder en veehouderij wordt nageleefd.
De feiten tonen aan dat de derde-partij een varkenshouderij heeft met een bestaande situatie van 6.380 vleesvarkens, die wil uitbreiden naar 7.462 stuks. De rechtbank overweegt dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend op 7 april 2021, en dat de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft. Eiser vreest voor geurhinder vanuit de inrichting van de derde-partij, maar de rechtbank concludeert dat de afstand tussen de veehouderij en de woning van eiser meer dan 200 meter bedraagt, wat voldoet aan de wettelijke eisen.
De rechtbank behandelt ook andere beroepsgronden van eiser, zoals de stelling dat niet aan de BBT-eisen wordt voldaan en dat er geen milieueffectrapportage is gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft aangetoond dat aan de BBT-eisen wordt voldaan en dat de aanvraag voor een milieueffectrapportage niet nodig was. Uiteindelijk blijft de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de varkensstal in stand, en eiser krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.