ECLI:NL:RBOVE:2024:5035
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen invordering verbeurde dwangsom in verband met aanwezigheid van een yurt
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eisers tegen de invorderingsbeschikking die betrekking heeft op een yurt. Het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen heeft op 23 maart 2023 besloten om over te gaan tot invordering van een verbeurde dwangsom van € 10.000,-. Dit besluit is door het college bevestigd in een bestreden besluit van 12 september 2023, waarbij het in te vorderen bedrag met 75% is gematigd. De rechtbank heeft op 29 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat aan het invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten ten grondslag ligt. De omstandigheid dat er inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor de yurt, vormt geen bijzondere omstandigheid om van invordering af te zien. De rechtbank benadrukt dat de handhaving van opgelegde sancties essentieel is en dat de invordering van de dwangsom gerechtvaardigd is, ook al is er een vergunning verleend na de overtreding.
De rechtbank concludeert dat de bewoners van een nabijgelegen perceel terecht als belanghebbenden zijn aangemerkt, aangezien zij eerder om handhaving hebben verzocht. De rechtbank wijst ook de argumenten van eisers af dat de controle onzorgvuldig was en dat er geen overtreding was gepleegd. De rechtbank bevestigt dat de invordering van de dwangsom rechtmatig is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand.