Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.Inleiding
2.De procedure
- de e-mail waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Voor zover [eiser] ter zitting heeft bedoeld dat [gedaagde] zich onvoldoende heeft ingespannen om een vergunning te verkrijgen omdat hij “3,5 maand niets heeft gedaan”, kan op die grond evenmin een tekortkoming worden vastgesteld. [eiser] heeft dit standpunt onvoldoende toegelicht aan de hand van concrete feiten en omstandigheden en heeft ook niet gesteld dat [gedaagde] is aangemaand om binnen een bepaalde termijn tot de aanvraag over te gaan.
Verkoper en koper zullen gezamenlijk verhuurder verzoeken koper per de overdrachtsdatum in de plaats te stellen van verkoper dan wel een nieuwe huurovereenkomst met koper te sluiten die ingaat op de dag van levering tegen gelijksoortige voorwaarden als die zijn opgenomen in de huurovereenkomst die momenteel van kracht is tussen verkoper en verhuurder. Indien de verhuurder zijn medewerking niet (althans niet tijdig) verleent zal verkoper, op zijn kosten, een gerechtelijke procedure tot in de plaatstelling aanhangig maken. Deze gerechtelijke procedure staat aan de levering van het verkochte niet in de weg. Koper zal de verschuldigde huur gedurende de periode dat van een gerechtelijke in de plaatsstelling (nog) geen sprake is tijdig bij vooruitbetaling aan verkoper voldoen die garandeert dat hij voor omgaande doorbetaling aan verhuurder zal zorgdragen.”
doordie tekortkoming schade heeft geleden. Dat betekent dat de vordering tot schadevergoeding niet kan worden toegewezen. Het beroep op artikel 6:87 BW maakt dat niet anders. Aangezien [eiser] een vordering tot (vervangende) schadevergoeding heeft ingesteld moet ook bij een beroep op dit artikel immers sprake zijn van schade die in causaal verband staat met de tekortkoming. Dit leidt tot afwijzing van de schadevordering.