In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV, waarin eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 1 mei 2023 een vervolguitkering krijgt, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV dat haar WIA-uitkering per 25 juni 2023 zou beëindigen. Het UWV verklaarde het bezwaar gegrond en nam een nieuw besluit, waartegen eiseres in beroep ging. De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen grond is om beperkingen aan te nemen voor het vasthouden van de aandacht en concentreren. Eiseres heeft haar standpunt onderbouwd met rapporten van deskundigen die haar beperkingen in deze gebieden bevestigen. De rechtbank oordeelt dat het UWV geen nieuw besluit heeft genomen na de gewijzigde vaststelling van de belastbaarheid in beroep, en dat het bestreden besluit niet op een voldoende draagkrachtige motivering berust. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal € 5.495,01 bedragen.