ECLI:NL:RBOVE:2024:4974

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
08.076204.24 en 08.292841.23 (ttz gev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging met zware mishandeling met een mes in Almelo

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit van bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft op 4 maart 2024 in Almelo met een mes gedreigd tegen de medewerkster van de Primera, [slachtoffer 1], door te zeggen: 'Dit is een overval'. Op 13 september 2023 heeft zij ook [slachtoffer 2] bedreigd met een mes, waarbij zij dreigde haar neer te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis, maar dat deze stoornis niet in de weg staat aan de bewezenverklaring van het opzet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 235 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering en klinisch behandeld te worden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,00 toegewezen aan [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.076204.24 en 08.292841.23 (ttz gev) (P)
Datum vonnis: 26 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
verblijvende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. J.F.I. Sahebdien, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij
[slachtoffer 1], vertegenwoordigd door [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.076204.24:(primair) heeft geprobeerd om met een mes een diefstal te plegen, dan wel (subsidiair) heeft geprobeerd om met een mes [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1]) te dwingen tot afgifte van geld of goederen, dan wel (meer subsidiair) die [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een mes;
08.292841.23:[slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2]) heeft bedreigd met een mes.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.076204.24
zij op of omstreeks 4 maart 2024 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Primera [locatie 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (medewerk(st)er/kassière Primera [locatie 1]), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de winkel Primera [locatie 1] naar binnen is gegaan en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan [slachtoffer 1] heeft getoond, althans (duidelijk) zichtbaar aanwezig
heeft gehad voor die [slachtoffer 1] en/of daarbij (meermalen) heeft gezegd/geroepen: "Dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 4 maart 2024 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] (medewerkster Primera [locatie 1]) te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Primera [locatie 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n)
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de winkel Primera [locatie 1] naar binnen is gegaan en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan [slachtoffer 1] heeft getoond, althans (duidelijk) zichtbaar aanwezig heeft gehad voor die [slachtoffer 1] en/of daarbij (meermalen) heeft gezegd/geroepen: "Dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 4 maart 2024 te Almelo [slachtoffer 1] (medewerkster Primera [locatie 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen, althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (duidelijk) zichtbaar aanwezig te hebben voor die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (meermalen) de woorden toe te voegen "Dit is een overval", althans woorden van gelijke aard of strekking;
08.292841.23
zij op of omstreeks 13 september 2023 te Almelo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer 2], althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (duidelijk) zichtbaar aanwezig te hebben voor die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik leg dat mes niet weg, ik ga je nu neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van het onder parketnummer 08.076204.24 primair ten laste gelegde feit. Verdachte is met een van huis meegebracht mes naar Primera gegaan en is daar naar de kassa is gelopen. Vervolgens heeft ze het mes aan [slachtoffer 1] laten zien. Daarbij heeft ze gezegd dat het een overval betrof. Gelet op dit alles is sprake van een poging tot diefstal met bedreiging met geweld. Dat er geen spullen zijn weggenomen doet hieraan niet af.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08.292841.23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte, getuigenverklaring en de verklaring van verdachte zelf. Voor het ontbreken van opzet moet bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van het handelen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbreken. Dat is met betrekking tot de verdachte in geen van beide verdenkingen aan de orde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. Daartoe heeft hij gesteld dat verdachte in een psychose verkeerde en het haar ten gevolge van haar ziektebeeld geheel ontbrak aan inzicht in haar gedragingen en de mogelijke gevolgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Parketnummer 08.076204.24
3.3.1.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en behoeven geen nadere motivering dan de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen.
Verdachte gaat op 4 maart 2024 naar Primera [locatie 1] in Almelo en neemt hierbij een groot (vlees)mes mee. Verdachte loopt naar de kassa. Verdachte heeft hierbij het mes zichtbaar in haar hand. Op herhaaldelijk vragen van [slachtoffer 1] of zij verdachte kan helpen, reageert verdachte niet en blijft zij stil staan. Wanneer [slachtoffer 1] dichterbij verdachte komt en nogmaals vraagt of ze verdachte kan helpen, ziet [slachtoffer 1] het mes dat verdachte haar toont. Verdachte zegt dan meermalen de woorden "Dit is een overval". [slachtoffer 1] vlucht vervolgens weg.
3.3.1.2 De overwegingen van de rechtbank
Opzet
De rechtbank stelt voorop dat conform vaste jurisprudentie [1] een ernstige geestelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij verdachte ten tijde van het handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn of haar gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door drs. R.A. Jaarsma, klinisch psycholoog, op 19 juli 2024 over verdachte opgemaakte psychologische rapportage.
De deskundige constateert dat de pathologie van verdachte, te weten een autismespectrumstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, aanwezig ten tijde van de gepleegde feiten, de totstandkoming van het tenlastegelegde overwegend heeft beheerst. Verdachte kan zich herinneren dat ze met een mes over straat liep en ze kan zich de verschrikte reactie van [slachtoffer 1] herinneren. Dit lijkt een aanwijzing dat zij in enige mate controle had over haar gedrag, mede gezien het feit dat zij vaker hulp heeft afgedwongen door agressief gedrag te vertonen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij die dag al vaker de opdracht had gekregen van stemmen en ogen om een overval te plegen, maar dat zij wist dat het fout was en dat ze daarom weerstand had geboden. Ze kan zich weliswaar niet meer herinneren wat ze – anders dan dat de stemmen op zouden houden – precies wilde bereiken met het tonen van het mes, maar voor het overige kan zij zich nog veel herinneren van de gebeurtenis. De rechtbank kan zich mede gelet op de verklaring ter zitting vinden in voornoemde conclusie van de psycholoog en zal deze conclusie overnemen en tot de hare maken.
Er kan dan ook niet worden gesteld dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen ontbrak. De geestelijke stoornis van verdachte staat dus niet in de weg aan de bewezenverklaring van het opzet.
Het primair ten laste gelegde
Voor bewezen verklaring van een diefstal met geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet onder meer sprake zijn van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Daarnaast geldt een bijkomend oogmerk, namelijk dat (de bedreiging met) geweld tegen personen wordt gepleegd met het specifieke doel dat de diefstal werd voorbereid of werd vergemakkelijkt of dat het bezit van het gestolene werd verzekerd.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat uit de handelingen van verdachte niet kan worden afgeleid dat zij ook daadwerkelijk het oogmerk had om geld of goederen weg te nemen en dat zij haar handelingen verrichtte met het specifieke doel om deze diefstal kortgezegd mogelijk te maken. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte, nadat zij met het vleesmes in de hand de winkel – waar zij als vaste klant werd herkend - had betreden, aldaar stil bleef staan en, ondanks herhaaldelijk vragen van [slachtoffer 1] of zij iets voor verdachte kon betekenen, in het geheel niet reageerde en pas na enige tijd en opnieuw vragen van [slachtoffer 1] de woorden ‘dit is een overval’ uitsprak. Ook daarna heeft verdachte, buiten de geuite bewoordingen, geen handelingen verricht waaruit het vereiste oogmerk kan worden afgeleid. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen sprake van het voor bewezenverklaring vereiste oogmerk.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde
Voor bewezenverklaring van een afpersing in de zin van artikel 317 Sr moet sprake zijn van een oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Net als bij het primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat op basis van de handelingen van verdachte – zoals hiervoor uiteengezet – niet kan worden vastgesteld dat zij het oogmerk had om [slachtoffer 1] met (bedreiging met) geweld te dwingen tot de afgifte van geld of goederen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande dan ook niet bewezen wat aan verdachte subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Het meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is op grond van de hiervoor onder 3.3.1.1 uiteengezette feiten en omstandigheden van oordeel dat de gedragingen en uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden en naar de uiterlijke verschijningsvorm een bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 1] opleveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.
3.3.2
Parketnummer 08.292841.24
3.3.2.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en behoeven geen nadere motivering dan de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen.
Verdachte is op 13 september 2023 in Almelo met een schilmes naar de medewerkster van de instelling waar zij verbleef, [slachtoffer 2], gelopen, heeft haar dat mes getoond en heeft daarbij tegen die [slachtoffer 2] gezegd: "Ik leg dat mes niet weg, ik ga je nu neersteken". Dit heeft bij [slachtoffer 2] de vrees opgewekt dat verdachte daadwerkelijk haar woorden zou waarmaken.
3.3.2.2 De overwegingen van de rechtbank
Opzet
Zoals hiervoor onder 3.3.1 bij bespreking van het primair ten laste gelegde feit reeds is uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat de geestelijke stoornis van verdachte niet in de weg staat aan de bewezen verklaring van het opzet.
De rechtbank is op grond van de hiervoor onder 3.3.2.1 uiteengezette feiten en omstandigheden van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedragingen en uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 2] opleveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.076204.24 meer subsidiair
zij op 4 maart 2024 te Almelo [slachtoffer 1] (medewerkster Primera [locatie 1]) heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en daarbij die [slachtoffer 1] meermalen de woorden toe te voegen "Dit is een overval";
08.292841.23
zij op 13 september 2023 te Almelo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een mes te tonen aan die [slachtoffer 2] en daarbij die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik leg dat mes niet weg, ik ga je nu neersteken".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 08.076204.24 en onder 08.292841.23 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.076204.24 meer subsidiair en 08.292841.23 telkens het misdrijf:bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard, omdat zij ten tijde van het plegen van de delicten psychotisch was en dat zij onder invloed van de door haar ervaren stemmen en ogen niet meer in staat was zelf keuzes te maken en de grip op de realiteit was verloren.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie sluit aan bij de conclusie van de psycholoog dat de feiten aan verdachte in verminderde mate zijn toe te rekenen en heeft het standpunt ingenomen dat van ontslag van alle rechtsvervolging geen sprake kan zijn.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar wat zij in 3.3.1 onder ‘opzet’ heeft geconcludeerd over de mate waarin de pathologie van verdachte de totstandkoming van het tenlastegelegde heeft beheerst. De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de psycholoog om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en zal deze conclusie overnemen en tot de hare maken. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde aan verdachte in verminderde mate is toe te rekenen.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 115 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals zijn uiteengezet in het reclasseringsadvies van 2 september 2024.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Aanvullend heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich nu op de juiste plek bevindt, dat het van belang is dat verdachte wordt behandeld en dat verdachte bereid is hieraan mee te werken.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan een bedreiging met een mes.
Eerst heeft verdachte [slachtoffer 2], een medewerkster van een instelling waar verdachte destijds onder behandeling was, bedreigd door op haar af te lopen met een schilmes en daarbij tegen de medewerkster, die op dat moment hoogzwanger was, te zeggen dat zij de medewerkster zou neersteken.
Nog geen half jaar later heeft verdachte met een groot mes in haar handen de nietsvermoedende Primera-medewerkster [slachtoffer 1] bedreigd. Beide bedreigingen zijn voor de betrokken slachtoffers een bijzonder beangstigende ervaring geweest, zoals blijkt uit de aangiftes en uit de namens [slachtoffer 1] ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Ook heeft de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat de over verdachte opgemaakte rapportages meegenomen, te weten voornoemde psychologische rapportage van drs. Jaarsma van 19 juli 2024 en de reclasseringsrapportage opgemaakt door [naam 2] van Reclassering Nederland van 2 september 2024. De rechtbank acht naast de hiervoor besproken onderdelen ook de volgende onderdelen van de rapportages van belang en zal deze onderdelen hieronder zakelijk weergegeven uiteenzetten.
- de psychologische rapportage
Zoals hiervoor is uiteengezet, is verdachte gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Verdachte komt over als een angstige en teruggetrokken vrouw die zeer gevoelig is voor stress en geneigd is tot paranoïde gedachten, waanachtige ideeën en/of bizarre belevingen. Bij overprikkeling kan ze psychotisch decompenseren, wat past bij haar autisme. Daarnaast is sprake van inadequate coping strategie bij het vragen om hulp (namelijk door hulp af te dwingen), emotie- en agressieregulatieproblematiek en een zeer negatief zelfbeeld. Gezien de complexiteit en het beloop van eerdere behandeltrajecten is een klinische forensische behandeling binnen een FPA nodig en passend. Zonder adequate behandeling is het recidiverisico hoog. Bij een adequate behandeling wordt het recidiverisico in het begin als matig en op de langere termijn als laag ingeschat.
Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke straf met een verplichte klinische behandeling op te leggen. FPA de Boog, waar verdachte op dit moment verblijft, beschikt over de benodigde expertise. Vanuit hier kan worden toegewerkt naar een vorm van beschermd wonen, waarbinnen er voldoende steun en structuur is voor verdachte. Het is van belang om goed zicht te krijgen op de mate van de sociaal-emotionele ontwikkeling en in de behandeling moet aandacht zijn voor het leren omgaan met de autismeproblematiek en het reguleren van emoties en de gevoelens van woede. Ook wordt een traumabehandeling geadviseerd, omdat verdachte veel last heeft van nare gebeurtenissen uit het verleden. Ook training voor het verbeteren van het zelfbeeld en een passende dagbesteding zijn nodig.
- de reclasseringsrapportage
Verdachte is een kwetsbare vrouw die al jarenlang in beeld is bij GGZ Dimence voor behandelingen en bij de RIBW vanwege beschermd wonen en later zelfstandig begeleid wonen. Voorafgaand aan de delicten was geruime tijd sprake van overvraging. Verdachte functioneerde instabiel en decompenseerde bij spanningen. Er zijn verschillende incidenten geweest waaruit bleek dat verdachte door haar gedrag een gevaar kon zijn voor zichzelf en anderen. De RIBW wilde verdachte terugplaatsen in een beschermde woonvorm, omdat zij haar ambulant niet de zorg konden bieden die nodig was. Dit wilde verdachte echter niet. Er werd een zorgmachtiging afgegeven, maar vrijwillige en gedwongen opnames hebben onvoldoende tot stabilisatie geleid. Door oplopende stress en spanningen is verdachte (rand)psychotisch geraakt. Verdachte pleegde de feiten onder invloed van ogen en van stemmen die haar opdrachten gaven.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog indien adequate (klinische) behandeling uitblijft. Verdachtes huidige motivatie voor (ook medicamenteuze) behandeling wordt gezien als beschermende factor.
In het kader van de schorsing verblijft verdachte in FPA de Boog. De behandeling is in de opstartfase. Omdat verdachtes problematiek complex is en omdat zij vooralsnog slechts beperkt inzicht hierin kan geven, zal het een ingewikkeld en langdurig proces worden om zicht te krijgen op de samenhang tussen haar verschillende stoornissen en de agressieregulatieproblematiek. Pas daarna kan adequate behandeling worden geboden. Gelet hierop is een langdurige klinische behandeling nodig met als doel dat verdachte op de lange termijn kan uitstromen naar een vorm van beschermd wonen met ambulante behandeling.
De reclassering adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke zorg en dagbesteding.
De conclusie
Voor een feit als bedreiging in de zin van artikel 285 Sr is als uitgangspunt van denken een oriëntatiepunt opgesteld. Dit betreft in geval van een bedreiging waarbij een steekwapen is getoond, een taakstraf van 60 uren. In onderhavig geval zijn een jonge medewerkster van een winkel en een hoogzwangere zorgverleenster tijdens hun werkzaamheden uit het niets door verdachte zeer ernstig bedreigd. De rechtbank acht echter gelet op de context waaronder onderhavige feiten hebben plaatsgevonden en gezien de complexe persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, zoals naar voren is gekomen uit de rapportages, een taakstraf niet aan de orde en gaat aan dit oriëntatiepunt voorbij. De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. De rechtbank onderschrijft daarnaast de door de deskundigen benoemde kwetsbaarheid van verdachte. Op basis van hetgeen door de deskundigen is uiteengezet over de problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de plaatsing van verdachte bij FPA De Boog en het daar in te zetten traject niet moet worden doorkruist door een langere detentie. Dit is reden voor de rechtbank om het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk te laten zijn aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Het voorgaande in aanmerking genomen, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 235 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De rechtbank zal ook bevelen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op het onvoorwaardelijk strafdeel in mindering wordt gebracht. De rechtbank acht verder van belang dat verdachte de gestarte klinische behandeling bij FPA de Boog voortzet en dat zij daarna beschermd kan gaan wonen met voldoende steun en structuur. Dit traject is door de reclassering in voornoemd rapport van 2 september 2024 vormgegeven in verschillende bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], vertegenwoordigd door [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade betreft immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bereid is de vordering te betalen en heeft zich ten aanzien van de hoogte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 08.076204.24 meer subsidiair ten laste gelegde.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de (hoogte van de) vordering. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten
4 maart 2024.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit (08.076204.24 meer subsidiair) is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08.076204.24 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08.076204.24 meer subsidiair en het onder 08.292841.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.076204.24 meer subsidiair en 08.292841.23 telkens het misdrijf:bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08.076204.24 meer subsidiair en het onder 08.292841.23 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
235 (tweehonderdvijfendertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd op afspraken met de Reclassering Nederland meldt bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich klinisch laat opnemen in FPA de Boog of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart en kan worden vervolgd. De opname duurt maximaal 18 maanden, waarbij de termijn te bepalen is door de behandelaars. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorginstelling dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen bij een forensische polikliniek of een soortgelijke zorginstelling, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling start in aansluiting op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start in aansluiting op de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een passende dagbesteding met een vaste structuur;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro) bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (08.076204.24 meer subsidiair) van een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit na te noemen dossiers van politie eenheid Oost-Nederland:
- t.a.v. parketnummer 08.076204.24 meer subsidiair het dossier met nummer PL0600-2024100947;
- t.a.v. parketnummer 08.292841.23 het dossier met nummer PL0600-2023438175.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 08.076204.24 meer subsidiair:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 september 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik was op 4 maart 2024 in de Primera [locatie 1] in Almelo. Ik had een mes in mijn handen en ben toen de winkel in gelopen. Ik heb het mes laten zien aan de medewerkster van de Primera. Ik heb daarna een paar keer tegen de medewerkster gezegd: "Dit is een overval".

2.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 maart 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven op pagina’s 5 en 6:

Op 04 maart 2024 was ik aan het werk bij de Primera [locatie 1] aan de [adres]. Ik ben hier werkzaam als kassière en stond op deze datum achter de kassa. Toen ik klaar was met de goederen ophalen en weer naar de balie liep, zag ik een vrouw bij de
kassa en de vertegenwoordiger staan die ik herkende als een vaste klant van de Primera.
Ik vroeg aan de vrouw of ik haar kon helpen en of ze bij mijn kassa (de linker kassa) kon komen. Ik zag dat de vrouw naar voren bleef kijken en niet reageerde op mij. Ik heb haar toen nogmaals gevraagd of ik haar kon helpen. Ik zag dat ze wederom niet reageerde. Omdat de vrouw niet op mij reageerde, ben ik naar de rechterkassa gelopen. Ik hoorde dat ze iets zei maar ik hoorde niet wat ze zei. Dus ik vroeg wat ze zei. Ik zag wel direct dat de vrouw een mes vasthield in haar hand. Ik kan het mes als volgt omschrijven:
- Het lemmet was ongeveer 30 centimeter lang.
Toen ik nogmaals vroeg wat de vrouw zei, hoorde ik haar zeggen: `Dit is een overval`. Ik hoorde de vertegenwoordiger dit bevestigen. Ik heb toen gevraagd wat de vrouw wilde.
Ik hoorde de vrouw nogmaals zeggen dat dit een overval was.
Ten aanzien van parketnummer 08.292841.23:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 september 2024, voor zover inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte:
Ik was op 13 september 2023 in Almelo bij Dimence. Ik heb aan [slachtoffer 2] een mes laten zien en daarbij tegen [slachtoffer 2] gezegd "Ik leg dat mes niet weg, ik ga je nu neersteken".

2.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 22 september 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven op pagina 5:

Ik doe aangifte van bedreiging. Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte haar bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen.
Op 3 september was ik aan het werk bij 'Dimence' locatie [locatie 2]
. Een cliënt kwam bij me. Ik ken haar als [verdachte] , geboren op
[geboortedatum] 1981. Toen [verdachte] bij me kwam benaderde ze me van achteren. Ze stond met een schilmes in haar hand en ik hoorde haar zeggen dat ze nu hulp wilde. Toen heb ik haar verteld: ''ik wil je graag helpen, maar ik wil nu eerst dat je dat mes weg legt''. Toen hoorde ik haar zeggen: ''Ik leg dat mes niet weg, ik ga je nu neersteken. Ik steek je nu neer!'' Ik vond het heel eng omdat ze dit heel rustig vertelde zonder emoties. Toen ze dat vertelde zag ik ook dat ze haar linkerarm bewoog naar boven en toen met het mes met lemmet naar beneden op me af kwam lopen.