ECLI:NL:RBOVE:2024:4910

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/08/321126 KG ZA 24-196
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis in een huurgeschil met gebruiksovereenkomst

In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis dat op 20 juni 2023 is uitgesproken. Dit vonnis ontbond de huurovereenkomst tussen de eiser en Woonstichting Vechthorst en veroordeelde de eiser tot ontruiming van de huurwoning. Na het vonnis werd er een 'gebruiksovereenkomst laatste kans' gesloten, die de eiser de mogelijkheid bood om onder bepaalde voorwaarden in de woning te blijven. Vechthorst stelt echter dat de eiser niet aan deze voorwaarden voldoet en heeft de ontruiming aangezegd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de eiser tot schorsing van de tenuitvoerlegging wordt afgewezen. De rechter concludeert dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door Vechthorst en dat de eiser zijn verplichtingen uit de gebruiksovereenkomst niet is nagekomen. De rechter wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Voorzieningenrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/321126 KG ZA 24-196 [1]
Vonnis in kort geding van 20 september 2024
in de zaak van
[bewindvoerder] B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiser], procederend met een toevoeging onder nummer 2GW1524,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. G.J. Hollema,
tegen
WOONSTICHTING VECHTHORST,
te Dalfsen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vechthorst,
advocaat: mr. A.M. Takkenberg.

1.De zaak in het kort

1.1.
Bij verstekvonnis van 20 juni 2023 is de huurovereenkomst tussen Vechthorst en [eiser] ontbonden en is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de door hem gehuurde woning. Vervolgens is tussen partijen een ‘gebruiksovereenkomst laatste kans’ voor bepaalde tijd gesloten, op grond waarvan [eiser] in de woning kon blijven als hij aan de voorwaarden van die overeenkomst zou voldoen. (Ook) na verlenging van deze overeenkomst voldoet [eiser] volgens Vechthorst niet aan de voorwaarden. Vechthorst heeft daarom de ontruiming van de huurwoning van [eiser] aangezegd. [eiser] vordert schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis waarop deze ontruiming is gebaseerd. Deze vordering zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter zal dit hierna toelichten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 september 2024 met 6 producties;
- de e-mail van [eiser] van 10 september 2024 met producties 7 t/m 11;
- de e-mail van Vechthorst van 11 september 2024 met producties 1 t/m 7;
- de e-mail van [eiser] van 12 september 2024 met producties 12 en 13;
- de mondelinge behandeling van 12 september 2024 ter gelegenheid waarvan [eiser] pleitaantekeningen en Vechthorst spreekaantekeningen tevens conclusie van antwoord in kort geding hebben overgelegd en de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Sinds 12 november 2015 verhuurde Vechthorst aan [eiser] , die van Vechthorst huurde, voor onbepaalde tijd de woning aan de [adres 1] (hierna: de woning). De huurovereenkomst luidde, voor zover hier van belang, als volgt:
De Algemene Huurvoorwaarden van verhuurder
Artikel 6
6.1.
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden Voor Zelfstandige Woonruimte van 1 december 2007. Huurder verklaart deze bij ondertekening te hebben ontvangen.
6.2.
In afwijking/aanvulling op de Algemene Huurvoorwaarden gelden tussen huurder en verhuurder nog de volgende bepalingen:zie bijlage
3.2.
Deze bijlage vermeldt het volgende:
“* De hier gemaakte afspraken zijn een aanvulling op de huurovereenkomst van de [adres 1] en maken hier onverbrekelijk/onlosmakelijk deel van uit.
* Huurder betaalt de lopende huur op de eerste van de maand of eerder. Alleen in overleg en na goedkeuring van verhuurder kan hier van afgeweken worden.
* Huurder werkt actief mee aan budgetbeheer en de financiële begeleiding van de GKB.
* Verandering van begeleidende instantie(s) kan alleen gebeuren met goedkeuring van beide partijen, te weten: huurder en verhuurder. Het initiatief hiertoe kan zowel vanuit huurder als verhuurder genomen worden.
* Huurder geeft begeleidende instanties toestemming om woongerelateerde informatie uit te wisselen met verhuurder;
* Huurder houdt zich strikt aan de eventuele gemaakte betalingsafspraken;
* Huurder veroorzaakt geen overlast voor omwonenden.
* Huurder neemt contact op met verhuurder bij bijzonderheden en als afspraken niet nagekomen kunnen worden.
* Huurder neemt binnen 3 werkdagen contact met verhuurder op als verhuurder daartoe een verzoek doet.
* Huurder werkt mee aan het verzoek van verhuurder voor een huisbezoek.”
3.3.
Bij (verstek)vonnis van 20 juni 2023 heeft de kantonrechter van deze rechtbank, voor zover hier van belang, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning ontbonden. Daarnaast is [eiser] veroordeeld de woning binnen twee weken na betekening van dat vonnis te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels en met achterlating van hetgeen Vechthorst toebehoort ter vrije en algemene beschikking van Vechthorst te stellen en te laten. Voorts is [eiser] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vechthorst te betalen het bedrag van € 3.056,06 wegens de tot 1 juli 2023 verschuldigde huurpenningen inclusief buitengerechtelijke kosten, rente en btw, vermeerderd met de rente over het bedrag van € 2.848,22 vanaf 5 juni 2023 tot de dag der algehele voldoening en voorts met een bedrag gelijk aan de thans geldende huurprijs, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, als huurpenningen c.q. vergoeding voor voortgezet gebruik, gerekend vanaf 1 juli 2023 tot de dag van ontruiming van de woning door [eiser] , een gedeelte van een maand voor een volle maand te rekenen (hierna: het vonnis van 20 juni 2023). Tegen het vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld.
3.4.
Op 14 september 2023 heeft Vechthorst het vonnis van 20 juni 2023, dat tussen partijen gezag van gewijsde heeft, aan [eiser] laten betekenen.
3.5.
Op 25 september 2023 hebben partijen een “gebruiksovereenkomst laatste kans” gesloten voor de duur van 12 maanden, ingaande op 20 juni 2023 en eindigend op 19 juli 2024. In deze gebruiksovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Woonstichting VechtHorst [is bereid] onder de volgende voorwaarden […] om ex-huurder in aanmerking te laten komen voor een laatste kans:
* Ex-huurder een bedrag ineens van € 1.151,34 aan Woonstichting VechtHorst voldoet;
* Ex-huurder de restantvordering meeneemt in de schuldregeling;
* Ex-huurder zich verplicht om gedurende de periode waarin de laatste kans geldt te gedragen overeenkomstig de bepalingen in de huurovereenkomst en de huurvoorwaarden alsof hij nog huurder van Woonstichting VechtHorst is.
* Ex-huurder gedurende de periode van de laatste kans bij wijze van vooruitbetaling een vergoeding voor het gebruik van de woning betaalt ter grootte van de maandelijks verschuldigde huur en wel voor de eerste van de dag van de nieuwe maand.
* Ex-huurder geeft Woonstichting VechtHorst middels ondertekening van deze gebruiksovereenkomst het recht om in het kader van de controle op de naleving van de afspraken die in het kader van deze gebruiksovereenkomst met ex-huurder zijn gemaakt toestemming om bij derden (waaronder doch niet uitsluitend hulpverlenende instanties en/of instanties die betrokken zijn bij de schuldhulpverlening of overige hulp en begeleiding aanbieden aan ex-huurder) informatie in te winnen omtrent de naleving van de in het kader van deze overeenkomst met ex-huurder gemaakte afspraken.
* Ex-huurder werkt actief mee aan de eventuele totstandkoming van schuldhulpverlening/budgetbeheer/Bewindvoering.
* Verandering van begeleidende instantie(s) kan alleen gebeuren met goedkeuring van beide partijen, te weten: ex-huurder en verhuurder. Het initiatief hiertoe kan zowel vanuit ex-huurder als verhuurder genomen worden.
Ex-huurder kampt met verslavingsproblematiek en werkt actief mee aan het traject wat wordt opgestart bij Tactus (of een andere partij) en rond deze af.
* Ex-huurder werkt mee aan de evaluatiegesprekken die gepland worden.
* Ex-huurder accepteert begeleiding die nodig wordt geacht en laat de hulpverlening binnen.
* Ex-huurder veroorzaakt geen overlast. U bent ook verantwoordelijk voor het gedrag van uw bezoek. Ook zij mogen geen overlast veroorzaken.
* Ex-huurder neemt contact op wanneer wij hierom vragen en neemt zelf contact op bij bijzonderheden.”
3.6.
Op of omstreeks 25 juni 2024 hebben partijen middels een allonge de termijn van de gebruiksovereenkomst verlengd. In de allonge staat onder meer het volgende vermeld:
“* [eiser] is niet alle afspraken uit de gebruiksovereenkomst laatste kans nagekomen. De gebruiksovereenkomst laatste kans wordt uit coulance verlengd met als einddatum 19 september 2024. De afspraken uit de gebruiksovereenkomst laatste kans ingaande 20 juni 2023 tot en met 19 juli 2024 blijven ongewijzigd en worden aangevuld met:
* Ex-huurder werkt actief mee, dit kan ook worden aangetoond, aan de totstandkoming van een schuldregeling: onder totstandkoming van een schuldregeling valt: een haalbare of realistische betaalregeling, volledige betaling van de schuld of een schuldregeling;
* Ex-huurder en/of hulpverlening informeert Vechthorst actief en schriftelijk over de stand van zaken omtrent de schuldregeling;
* Werkt ex-huurder niet mee aan de totstandkoming van de schuldregeling, dan moet ex-huurder de woning verlaten.”
3.7.
Bij brief van 19 augustus 2024 heeft Vechthorst aan [eiser] meegedeeld dat hij vanwege niet-nakoming van de hiervoor geciteerde afspraken/voorwaarden de woning moet verlaten.
3.8.
Bij exploot van 22 augustus 2024 heeft Vechthorst uit hoofde van het vonnis van
20 juni 2023 de ontruiming van de woning aangezegd tegen maandag 23 september 2024 om 10:30 uur.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 juni 2023, op straffe van een dwangsom van € 50.000,00, althans een zodanige beslissing als de voorzieningenrechter vermeent te behoren, met veroordeling van Vechthorst in de proceskosten.
4.2.
Volgens [eiser] maakt Vechthorst als enig sociaal verhuurder in [plaats] en vanuit haar verantwoordelijkheid jegens sociaal zwakkere huurders in [plaats] , zoals [eiser] , door de executie van het vonnis van 20 juni 2023 misbruik van haar bevoegdheid (artikel 3:13 BW) dan wel handelt zij in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW). [eiser] stelt dat hij de voorwaarden die aan de gebruiksovereenkomst en/of allonge zijn verbonden is nagekomen. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst [eiser] onder meer naar de schriftelijke verklaringen van een aantal van zijn hulpverleners.
4.3.
Vechthorst voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de voorzieningenrechter hierna ingaan, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de aard van het gevorderde volgt reeds dat [eiser] bij zijn vorderingen een spoedeisend belang heeft.
5.2.
Vaste rechtspraak [2] is dat de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis kan bevelen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid en dus misbruik van zijn bevoegdheid maakt als bedoeld in artikel 3:13 BW. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.3.
Niet is gesteld of gebleken dat het (ontruimings-)vonnis van 20 juni 2023 op een juridische of feitelijke misslag berust. [eiser] heeft evenmin (voldoende duidelijk) aannemelijk gemaakt dat – op grond van na het ontruimingsvonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten – een noodtoestand zal ontstaan indien de woning wordt ontruimd. Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Vechthorst geen sprake, zodat er geen grond is voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 juni 2023. Daartoe geldt het volgende.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat (ongeschreven) onderdeel van de tussen partijen gemaakte afspraken is dat indien [eiser] (strikt) aan alle voorwaarden zou voldoen, hij op basis van nog nader te maken afspraken in de woning zou mogen blijven. In die situatie zou Vechthorst, door het verstekvonnis ten uitvoer te laten leggen, in strijd handelen met die afspraak. In dat geval zou Vechthorst misbruik van zijn executiebevoegdheid maken en ligt toewijzing van de vordering voor de hand. Deze situatie doet zich echter niet voor, omdat niet aannemelijk is geworden dat [eiser] aan de voorwaarden van de gebruikersovereenkomst en de allonge heeft voldaan.
5.5.
Van belang is dat voor [eiser] duidelijk moet zijn geweest dat Vechthorst met het sluiten van de laatste kans overeenkomst [eiser] , ondanks het vonnis van 20 juni 2023, de mogelijkheid heeft gegeven om voor een jaar onder zeer strikte voorwaarden in de woning te blijven wonen. In de laatste kans overeenkomst is voorts uitdrukkelijk opgenomen dat deze overeenkomst direct eindigt en dat alsnog opdracht zal worden gegeven aan de deurwaarder voor ontruiming van de woning, indien [eiser] op welke wijze dan ook één of meerdere van de voorwaarden – waaronder het betalen van de vergoeding voor het gebruik van de woning vóór de eerste dag van iedere maand – niet nakomt. Uit het als productie 3 door Vechthorst overgelegde betaaloverzicht blijkt dat [eiser] de gebruiksvergoeding (“huur”) bij wijze van vooruitbetaling niet altijd stipt en volledig voor de eerste dag van de nieuwe maand heeft betaald. Zo heeft [eiser] de gebruiksvergoeding voor de maand januari 2024 in twee delen op 2 en 8 januari 2024 voldaan, terwijl hij die voor de maand april 2024 op 3 april 2024 heeft betaald. Op basis van dit overzicht is voldoende aannemelijk dat [eiser] na het sluiten van de laatste kans overeenkomst een aantal keer te laat is geweest met het betalen van de gebruiksvergoeding, zodat hij niet heeft voldaan aan (een van de voorwaarden van) de laatste kans overeenkomst. Dat op dit moment geen sprake is van een betalingsachterstand betekent niet dat [eiser] de gebruiksvergoeding – in afwijking van het afgesproken betalingstijdstip – later mocht betalen, laat staan dat hij daarvoor toestemming van Vechthorst had.
5.5.1.
Daarnaast valt uit de e-mailcorrespondentie tussen [naam 1] (Vechthorst) en [naam 2] ( [bewindvoerder] ) van 11 juni 2024 af te leiden dat [eiser] niet actief heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een schuldregeling waarin de restantvordering van Vechthorst op [eiser] is meegenomen en dat hij Vechthorst evenmin actief en schriftelijk heeft geïnformeerd over de stand van zaken hieromtrent (zie productie 4 van Vechthorst). Pas op 9 augustus 2024, dus bijna een jaar na het aangaan van de laatste kans overeenkomst, heeft [eiser] een aanvraag schuldhulpverlening ingediend, waarna het vervolgens nog een maand heeft geduurd voordat hij [bedrijf] te [vestigingsplaats 2] heeft gemachtigd om namens hem een WSNP-verzoek in te dienen. Weliswaar heeft [eiser] een drietal schriftelijke verklaringen van [naam 3] (schuldhulpverlener gemeente [gemeente] ), [naam 4] (Wmo-consulent gemeente [gemeente] ) en [naam 5] (sociaal raadsman/trajectbegeleider GGD IJsselland) in het geding gebracht waarin deze hulpverleners op een positieve manier de ontwikkelingen hebben geschetst met betrekking tot de (schuld)hulpverlening tot nu toe, maar dat laat onverlet dat, mede gelet op het ruime tijdsverloop, niet gezegd kan worden dat [eiser] voldoende actief heeft meegewerkt. Zoals hiervoor is gebleken, is [eiser] zijn medewerkings- en informatieplicht ter zake onvoldoende nagekomen waardoor de totstandkoming van een schuldregeling langer op zich laat wachten. Deze vertraging kan [eiser] worden verweten.
5.5.2.
Voorts blijkt uit producties 4 en 5 van Vechthorst dat [eiser] regelmatig onbereikbaar was en dat hij eind april/begin mei 2024 een huisbezoek van Vechthorst heeft geweigerd dat hij bovendien zelf had aangevraagd. Ook heeft [eiser] de begeleiding vanuit de Wmo eenzijdig stopgezet, omdat er tussen hem en mevrouw [naam 6] (ambulant begeleider Stichting Effect) geen “klik” zou zijn.
5.5.3.
Tot slot heeft [eiser] zich in mei, juli en augustus 2024 – dus ook nadat Vechthorst had meegedeeld dat de gebruiksovereenkomst zou worden verlengd – ook niet gehouden aan de afspraak/voorwaarde dat hij (en zijn bezoek) geen overlast zal veroorzaken, zoals blijkt uit een aantal klachtmeldingen en een akoestisch onderzoek dat Vechthorst heeft laten uitvoeren met betrekking tot de geluidsituatie in de naastgelegen woning aan de [adres 2] (zie productie 7 van Vechthorst). Dat volgens [eiser] sinds het begin van de huurovereenkomst op 12 november 2015 slechts sprake zou zijn geweest van één (onterechte) melding van geluidsoverlast op 22 augustus 2023, kan de voorzieningenrechter niet volgen. Het enkele gegeven dat [eiser] op 13 augustus 2024 door niemand is aangesproken op muziekoverlast betekent niet dat aan het “Rapport geluidonderzoek Duurmeting” van ing. [naam 7] van 10 september 2024 in dit verband geen waarde kan worden gehecht. In dit rapport is geconcludeerd dat in de periode van 6 tot 18 augustus 2024 in de woning [adres 2] continue geluidmetingen zijn uitgevoerd en dat daaruit blijkt dat bij toepassing van de voorschriften uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) er een overlastsituatie is vastgesteld als gevolg van de muziekinstallatie van [eiser] .
5.6.
Uit het voorgaande volgt, naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter, dat [eiser] de voorwaarden aan de gebruiksovereenkomst/allonge niet is nagekomen. De door partijen in het geding gebrachte producties laten het beeld zien dat [eiser] zijn laatste kans als huurder van Vechthorst niet met beide handen heeft aangegrepen, terwijl dat wel van hem had mogen worden verwacht. In het licht van het voorgaande leidt het beroep op artikel 6:248 BW ook niet tot toewijzing van het gevorderde.
Conclusie
5.7.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat van misbruik van (executie)bevoegdheid aan de zijde van Vechthorst niet is gebleken. Voor zover [eiser] betoogt dat hij door de ontruiming van de woning dakloos zal worden, betreft dit een omstandigheid die ook al door de kantonrechter in zijn ontruimingsvonnis is meegenomen. Van een nieuwe omstandigheid is dus geen sprake. De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vechthorst worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024. (PS)

Voetnoten

1.De zaak was aanvankelijk abusievelijk ingeschreven onder 11298891 \ CV EXPL 24-3230
2.Hoge Raad 22 april 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AG4575, Ritzen/Hoekstra, rov. 3.2), Hoge Raad 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026, rov. 5.7.1)