ECLI:NL:RBOVE:2024:4909

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/08/321110 KG RK 24-390
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in faillissementszaak

Op 3 september 2024 heeft Het Zonnepanelenhuis B.V. een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, rechter in de rechtbank Overijssel, die belast was met de behandeling van een faillissementszaak. Dit verzoek volgde op een eerder ingediend verzoekschrift tot faillietverklaring van Het Zonnepanelenhuis B.V. door een andere onderneming. De wrakingskamer heeft het verzoek op 10 september 2024 ongegrond verklaard, maar tijdens de zitting op 17 september 2024 diende verzoekster opnieuw een wrakingsverzoek in tegen dezelfde rechter. De wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. Volgens het Wrakingsprotocol van de rechtbank Overijssel kan een volgend verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting ongegrond worden verklaard indien het gaat om een verzoek tegen dezelfde rechter, tenzij er nieuwe feiten zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van verzoekster niet voldoende waren om tot een andere beslissing te komen. De wrakingskamer oordeelde dat het indienen van het tweede verzoek misbruik van recht was en besloot dat een volgend verzoek van verzoekster niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 september 2024.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/321110 KG RK 24-390
Beslissing van 20 september 2024
in de zaak van
Het Zonnepanelenhuis B.V.,
te Ommen,
gemachtigde: R. van Busschbach,
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 3 september 2024 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer C/08/319973 FT RK 24/569. Deze zaak betreft het op 23 augustus 2024 ingediende verzoekschrift van [bedrijf] B.V. te [vestigingsplaats] strekkende tot faillietverklaring van verzoekster.
1.2.
Bij beslissing van 10 september 2024 heeft de wrakingskamer dit verzoek (kennelijk) ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBOVE:2024:4750).
1.3.
Tijdens de verdere behandeling van de in 1.1. bedoelde zaak op de zitting van
17 september 2024 heeft verzoekster opnieuw het verzoek tot wraking gedaan van mr. Groeneveld-Koekkoek.
1.4.
Mr. Groeneveld-Koekkoek heeft niet berust in de wraking.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 5 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden (vgl. artikel 37 lid 4 Rv). Van dergelijke feiten of omstandigheden is de wrakingskamer niet gebleken. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.2.
Als “nieuw feit” heeft verzoekster naar voren gebracht dat haar gemachtigde na de zitting van 3 september 2024 van mevrouw [naam] (algemeen directeur van verzoekster) heeft vernomen dat mr. Groeneveld-Koekkoek op de wraking van 29 juni 2019 gereageerd zou hebben met de opmerking dat de gemachtigde degene is geweest die dat verzoek had ingediend. Volgens verzoekster was haar gemachtigde hierover zeer verbaasd, omdat het betreffende wrakingsverzoek al vijf jaar geleden was en destijds door de wrakingskamer was afgewezen. Verzoekster stelt dat zij uit deze reactie van mr. Groeneveld-Koekkoek niet anders kan concluderen dan dat mr. Groeneveld-Koekkoek vóór de zitting van 3 september 2024 al wist wie de gemachtigde van het Zonnepanelenhuis was. Mr. Groeneveld-Koekkoek had zich daarom moeten verschonen, aldus verzoekster.
2.3.
De wrakingskamer stelt vast dat deze omstandigheid al tijdens het eerdere wrakingsverzoek bekend was en bij de eerdere beslissing van 10 september 2024 is betrokken (zie r.o. 2.6 van die beslissing). Voor het overige heeft verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 37 lid 4 Rv jo. artikel 5 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol aangevoerd.
2.4.
De wrakingskamer concludeert dat het (tweede) verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Koekkoek op grond van artikel 5 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol kennelijk ongegrond is, zodat dit verzoek zonder zitting kan worden afgedaan.
2.5.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is het duidelijk dat wat verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd geen grond voor wraking kan opleveren. Het indienen van dit verzoek is dan ook aan te merken als misbruik van recht. De wrakingskamer ziet daarom aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Koekkoek in de in 1.1. bedoelde zaak niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
verklaart het verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Koekkoek ongegrond;
3.2.
bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Koekkoek in dezelfde zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. U. van Houten, voorzitter, en mrs. C.H. de Haan en R.F. van Aalst, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024. (PS)
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.