ECLI:NL:RBOVE:2024:4750

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
C/08/320430 KG RK 24-373
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek in civiele procedure

Op 3 september 2024 heeft verzoekster, een B.V., een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, rechter in de Rechtbank Overijssel, die belast was met de behandeling van een faillissementszaak. De verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, verwijzend naar eerdere wrakingsverzoeken tegen haar, en beschuldigde de rechter van intimidatie en misbruik van haar ambt. De wrakingskamer oordeelde dat de wrakingsgronden niet voldoende concreet waren en dat de kritische houding van de rechter tijdens de zitting niet gelijkstond aan vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden aangevoerd en dat verzoekster niet had aangetoond dat er nieuwe feiten waren die haar verzoek zouden rechtvaardigen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 september 2024.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/320430 KG RK 24-373
Beslissing van 10 september 2024
in de zaak van
[verzoekster] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gemachtigde: [gemachtigde],
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 3 september 2024 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer C/08/319973 FT RK 24/569.
1.2.
Mr. Groeneveld-Koekkoek heeft niet berust in de wraking.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 5 lid 2 sub a van het Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
De wrakingskamer oordeelt dat deze situatie zich hier voordoet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.2.
Op verzoek van een partij kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 36 Rv).
2.3.
Aan haar verzoek tot wraking heeft verzoekster blijkens het proces-verbaal van de zitting van 3 september 2024 het volgende ten grondslag gelegd:
“Gerekwestreerde is op basis van haar bevindingen in gevolge artikel 36 Rv, gerelateerd tot artikel 37 Rv, genoodzaakt de zitting hebbende rechter te wraken. Dit is mede bepaald door het feit dat gerekwestreerde uit onderzoek heeft moeten constateren dat u in diverse procedures bent gewraakt namelijk op 5 september 2019, 14 december 2020, 29 juli 2022 en op 9 februari 2023. Dat daarmee gerekwestreerde niet anders heeft kunnen oordelen, met vier wrakingen, u als rechtsprekende op het randje van toelaatbare acteert hetgeen niet wenselijk is. Gerekwestreerde dient er vanuit te kunnen gaan dat de rechter uit dien hoofde aantoonbaar onpartijdig moet zijn en onberispelijk. Dat is niet het geval. Daarnaast misbruikt de rechter ook haar ambt. Door op een intimiderende en provocerende manier mij te misleiden. Door mij te vragen naar betalingsbewijzen om misbruik te kunnen maken van onwetendheid. De artikelen 149 en 150 Rv zijn volgens gerekwestreerde duidelijk daarover. Ook transparantie ontbreekt omdat ontbrekende stukken niet konden worden overlegd door verzoeker. Terughoudend opstellen en transparantie is een vereiste. Wie stelt moet bewijzen. Er wordt omheen gevraagd. Er wordt gevraagd naar de vordering van [naam]. Of de vordering van [naam] openstaat, daar gaat het niet om. Hij wil mij kapot maken. Een goede rechter behoort onpartijdig te zijn en onberispelijk. Meerdere wrakingsverzoeken zijn er tegen u ingediend. U bent niet onberispelijk. Terecht is daardoor de vrees ten opzichte van gerekwestreerde ontstaan. Een objectief oordeel mag van u niet worden verwacht.”
2.4.
Verzoekster heeft na de zitting verzocht om haar verzoek aan te vullen, omdat zij slechts summier de wrakingsgronden mocht opgeven die bovendien niet juist in het proces-verbaal zijn weergegeven.
2.5.
De wrakingskamer overweegt dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen (artikel 37 lid 3 Rv). Dit betekent dat de partij die om wraking verzoekt alle feiten en omstandigheden, die naar haar mening het wrakingsverzoek rechtvaardigen, tegelijk moet voordragen. De wet kent dus een systeem van concentratie van feiten en omstandigheden. Uitgangspunt is dat het proces-verbaal een juiste en volledige weergave van de wrakingsgronden bevat. Uit artikel 37 leden 3 en 4 Rv volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden, die aan verzoekster pas bekend zijn geworden nadat zij het wrakingsverzoek heeft gedaan, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Verzoekster heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat dit laatste het geval is. Aan verzoekster is daarom geen gelegenheid geboden om de wrakingsgronden aan te vullen, zodat de wrakingskamer de brief van verzoekster van 8 september 2024 buiten beschouwing zal laten.
2.6.
De wrakingskamer oordeelt dat uit de door verzoekster aangedragen wrakingsgronden niet valt op te maken dat de rechterlijke onpartijdigheid van mr. Groeneveld-Koekkoek in het geding is. Verzoekster heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van mr. Groeneveld-Koekkoek kan worden afgeleid. Dat mr. Groeneveld-Koekkoek vier keer eerder is gewraakt betekent niet dat daarmee in dit geval de schijn van partijdigheid is gewekt. Daarvoor is meer nodig. Overigens zijn die eerdere wrakingsverzoeken alle afgewezen. Het betoog van verzoekster komt erop neer dat als zij stelt dat de vorderingen van [naam] en [bedrijf] zijn betaald en [naam] dat ontkent, niet zij maar [naam] als faillissementsaanvrager moet aantonen dat verzoekster deze vorderingen niet heeft betaald. Aangezien dit standpunt van verzoekster relevant is voor de beoordeling van het faillissementsverzoek, kon en mocht mr. Groeneveld-Koekkoek verzoekster daarover (kritisch) bevragen. Als behandelend rechter is het immers haar taak en rol om de feiten en de (juridische) standpunten van partijen zoveel mogelijk voor het voetlicht te krijgen. Daarbij past een kritische houding en vraagstelling. Dat verzoekster dit anders ziet, betekent niet dat mr. Groeneveld-Koekkoek vooringenomen is. Voorts is van ambtsmisbruik door mr. Groeneveld-Koekkoek jegens verzoekster op geen enkele wijze gebleken.
2.7.
De wrakingskamer komt tot de conclusie dat het verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Koekkoek kennelijk ongegrond is, zodat dit verzoek zonder zitting kan worden afgedaan.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
verklaart het verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Koekkoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. U. van Houten, voorzitter, en mrs. C.H. de Haan en R.F. van Aalst, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024. (PS)
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.