ECLI:NL:RBOVE:2024:4904

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
ak_23_2352
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing maatwerkvoorziening voor een bakfiets op grond van de Wmo 2015 met betrekking tot een vervangend besluit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eisers tegen de afwijzing van een maatwerkvoorziening voor een bakfiets op grond van de Wmo 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had eerder een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor de aanschaf van een reguliere bakfiets afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep dat eisers hebben ingesteld tegen het bestreden besluit van het college, waarin de afwijzing is gemotiveerd. De rechtbank constateert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de hoogte van het pgb toereikend zou zijn voor de aanschaf van de gewenste bakfiets, ondanks dat er een tweede offerte met een hoger bedrag beschikbaar was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het vervangingsbesluit, waarbij het college wordt opgedragen om binnen twee weken een nieuw besluit te nemen dat in overeenstemming is met deze uitspraak. Tevens krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten en moet het college het betaalde griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2352

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, het college

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van een maatwerkvoorziening voor een bakfiets (model Cargo-Trike-Cruiser-Wide) op grond van de Wmo 2015 [1] .
1.1
Het college heeft met het primaire besluit van 28 maart 2023 medegedeeld dat eisers niet in aanmerking komen voor een pgb [2] voor de aanschaf van een reguliere bakfiets.
1.2
Met het bestreden besluit van 2 november 2023 op het bezwaar van eisers heeft het college de grondslag van de afwijzing gewijzigd in die zin dat eisers niet in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening en is het college verder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten, maar partijen wel gevraagd om nog een oplossing te beproeven.
1.6
Op verzoek van eisers heeft de rechtbank op 29 maart 2024 het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen om nader met elkaar te overleggen.
1.7
Bij brief van 25 juni 2024 heeft het college de rechtbank laten weten dat partijen er niet onderling zijn uitgekomen en heeft het college verzocht om een uitspraak. Eisers hebben op 24 juli 2024 op dit bericht gereageerd.
1.8
Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven voor het afdoen van de zaak zonder nadere zitting, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb [3] heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging er aan het beroep vooraf?
4.1
De dochter van eisers, [naam 1], geboren op [geboortedatum] 2020, is bekend met een neurologische aandoening waardoor ze motorische en sensorische problemen ervaart. [naam 1] heeft onder meer problemen met liggen en zitten. Om vervoersproblemen te verminderen heeft het college eerder op grond van de Wmo 2015 een bruikleenauto verstrekt.
4.2
Medio 2022 hebben eisers bij het college gemeld dat zij graag gebruik willen maken van een bakfiets om met [naam 1] te kunnen fietsen en daarbij hun andere kinderen mee te nemen.
4.3
Eisers hebben bij het Sociaal Wijkteam aangegeven dat zij de voorkeur hebben voor de bakfiets “Cargo-Trike-Cruiser-Wide” van leverancier Bikesland te Kampen. Op 17 maart 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eisers en het Sociaal Wijkteam. Bij dit gesprek heeft het Sociaal Wijkteam een andere vervoersvoorziening in bruikleen aangeboden. Eisers hebben deze voorziening niet geaccepteerd.
4.4
Het college heeft daarop bij het primaire besluit een pgb voor de aanschaf van een reguliere bakfiets afgewezen. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat een voorziening in bruikleen is aangeboden die voldoet aan de critica van een veilig, doeltreffend en doelmatig middel. De door eisers gewenste voorziening zal volgens het college na aanpassing niet voldoen aan de daaraan te stellen veiligheidseisen en is niet toekomstbestendig.
4.5
In bezwaar heeft op 15 mei 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen eisers, het Sociaal Wijkteam, de betrokken revalidatiearts en ergotherapeut. Betrokkenen hebben besloten om een extern advies in te winnen over de noodzakelijke vereisten voor de benodigde vervoersvoorziening voor [naam 1].
Op 8 juni 2023 heeft JPH Consult een advies uitgebracht. Uit het advies volgt dat de bakfiets voor [naam 1] dient te beschikken over een neerklapbare oprijplaat, een veilig rolstoelfixatiesysteem, trapondersteuning en een huif. Er zijn twee fabrikanten die een dergelijke fiets leveren namelijk de “Rolstoelbakfiets Rover XL” van 't Mannetje en de “Rolstoelbakfiets in L of XL” van de Fietsfabriek. Bij de XL modellen dienen de schuttingdeur en deur van de berging aangepast te worden. Bij het L model is dat niet nodig. De reguliere bakfiets “Cargo-Trike-Cruiser-Wide” van Bikesland is niet geschikt. Hoewel deze bakfiets vanwege de beperkte breedtemaat geen aanpassing van de schutting- en berging deur vereist, acht de adviseur de rolstoelbakfietsen groter en daardoor geschikter en duurzamer voor toekomstig gebruik met een wandelwagen of rolstoel. Daarnaast moet een reguliere bakfiets aangepast worden met een oprijplaat, extra standaard en rolstoelfixatiepunten.
Het standpunt van het college
5.1
Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard met een aanvulling op de motivering van het primaire besluit. Het college volgt eisers in de stelling dat zij nooit om een pgb hebben gevraagd en het primaire besluit niet juist was in die zin dat de aanvraag om een vervoersvoorziening had moeten worden afgewezen in plaats van een vervoersvoorziening in de vorm van een pgb. Echter is volgens het college de maatwerkvoorziening in de vorm van de reguliere bakfiets “Cargo-Trike-Cruiser-Wide” terecht afgewezen omdat uit het advies van JPH Consult volgt dat deze bakfiets niet geschikt is. Eisers hebben geen contra-advies overgelegd. Het college merkt op dat een vervoersvoorziening in de vorm van een rolstoelbakfiets kan worden toegekend die voldoet aan de door JPH Consult vastgestelde eisen. De voorziening kan in natura of in de vorm van een pgb worden toegekend.
5.2
Met het bericht van 31 mei 2024 heeft het college de rechtbank laten weten dat bij de gesprekken die gedurende de schorsing van het beroep hebben plaatsgevonden aan eisers is aangeboden om een pgb toe te kennen ter hoogte van € 9.950,- voor de kosten van een voorziening die voldoet aan de vastgestelde eisen zoals die volgen uit het advies van JPH Consult. Het college heeft de hoogte van het bedrag onderbouwd met een offerte van [naam 2] van 5 april 2024 voor de “Rover bakfiets 2024” met huif.
Het standpunt van eisers
6.1
Eisers achten de handelswijze van het college in het voortraject en de wijze waarop de zaakbehandelaar jegens hen heeft gehandeld niet juist. Zo heeft het Sociaal Wijkteam eerst positief gereageerd op het aanbod van eisers om een zelf een geschikte bakfiets te vinden maar werd de door hun gekozen bakfiets (de “Cargo-Trike-Cruiser-Wide”) niet geaccepteerd terwijl de bakfiets die het Sociaal Wijkteam daarop heeft geopperd ook aanpassingen behoeft. Zoals in de klachtenprocedure is vastgesteld, heeft het Sociaal Wijkteam niet naar waarheid geclaimd dat zij zich hebben laten adviseren door een ergotherapeut. Ook de nieuwe zaakbehandelaar heeft daarna niet naar waarheid te kennen gegeven dat de door eisers gekozen bakfiets niet geschikt zou zijn op grond van informatie van de verkoper (Bikesland Kampen) en ergotherapeut. Eisers achten het zeer bevreemdend dat zij daarna zijn geconfronteerd met het primaire besluit terwijl zij nog geen aanvraag hadden gedaan om toekenning van een pgb of maatwerkvoorziening. De opmerking van het college dat eisers de aangeboden maatwerkvoorziening weigeren is onjuist. Eisers hebben het college enkel te kennen gegeven dat de door het college geopperde bakfiets niet geschikt is en duurder is dan de bakfiets die eisers hebben geopperd. Eisers voeren verder aan dat het college in bezwaar ten onrechte niet is ingegaan op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van het college met betrekking tot de contacten met de verkoper en ergotherapeut. De verkoper en ergotherapeut zijn nooit geraadpleegd. Dat geldt eveneens voor het advies van JPH Consult waarin ook is aangegeven dat telefonisch contact zou zijn opgenomen met de ergotherapeut. Eisers voeren verder aan dat in het advies van JPH Consult de eisen worden genoemd waaraan een bakfiets voor [naam 1] moet voldoen en dat hieruit blijkt dat de door het college geopperde bakfiets meerdere aanpassingen behoeft en dat voor gebruik ingrijpende aanpassingen noodzakelijk zijn aan de woning, de schuur en de tuin van eisers. Het college heeft ten onrechte niet betrokken dat deze keuze leidt tot meer kosten voor het college en dat een dergelijke woningaanpassing grote impact heeft op de leefsituatie van eisers en hun gezin. Eisers zijn van mening dat het college ten onrechte de aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van de bakfiets “Cargo-Trike-Cruiser-Wide” heeft afgewezen en daarbij ten onrechte heeft gemotiveerd dat de aanvraag van eisers om in aanmerking te komen voor een pgb wordt afgewezen.
6.2
Bij bericht van 24 juli 2024 hebben eisers de rechtbank laten weten dat bij de gesprekken die gedurende de schorsing van het beroep hebben plaatsgevonden aanvankelijk nog gezamenlijk is gekozen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van de “Rover XL Rolstoelbakfiets” van leverancier 't Mannetje. Daarna is tussen partijen een meningsverschil ontstaan over al dan niet geopperde nieuwe voorwaarden en voorfinanciering. Vervolgens heeft het college volgens eisers enkel nog een pgb willen toekennen ter hoogte van € 9.950,-. Eisers kunnen zich vinden in de toekenning van een pgb maar achten de hoogte van het pgb onjuist gelet op de discrepantie tussen de twee door het college overgelegde offertes van [naam 2] van 5 april 2024.
De beoordeling van het beroep
7. De rechtbank stelt vast dat uit de informatie in het dossier, de verklaringen bij de zitting en de informatie die de rechtbank na de zitting heeft ontvangen volgt dat eisers te kennen hebben gegeven dat zij een pgb wensen te ontvangen voor de aanschaf van een geschikte bakfiets voor [naam 1]. De rechtbank stelt eveneens vast dat het college blijk heeft gegeven dat zij bereid en voornemens is om een pgb aan eisers toe te kennen voor de aanschaf een geschikte bakfiets voor [naam 1]. Het college heeft erop gewezen dat een geschikte bakfiets voldoet aan de eisen zoals die zijn vastgesteld in het advies van JPH Consult van 8 juni 2023 en eisers hebben deze eisen niet weersproken. In zoverre bestaat er tussen partijen geen geschil.
Het komt de rechtbank voor dat partijen, ondanks de ruime periode van overleg, niet onderling tot een bevredigende uitkomst zijn gekomen waarbij de rechtbank begrijpt dat onenigheid in het voortraject met het Sociaal Wijkteam, de daaruit voorvloeiende ruis in de communicatie en een gevoel van wantrouwen van partijen richting elkaar een rol hebben gespeeld. Verder hebben eisers aangegeven dat zij het niet eens zijn met de hoogte van het door het college voorgestelde pgb omdat het college twee offertes heeft overgelegd waarop twee verschillende bedragen staan genoemd voor dezelfde bakfiets, te weten het model “Rover bakfiets 2024” met huif van [naam 2] (offerte 1 van 5 april 2024 vermeldt een bedrag van € 9.950,- en offerte 2 van 5 april 2024 vermeldt een bedrag van € 12.039,50).
8. De rechtbank merkt de weigering van het college om een pgb ter hoogte van € 12.039,50 toe te kennen zoals door eisers is verzocht aan als een nieuw besluit, dat in de plaats komt van het bestreden besluit en waartegen dit beroep gelet op het bepaalde in artikel 6:19 Awb van rechtswege is gericht (hierna: vervangingsbesluit). Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk zal worden verklaard. [4] De rechtbank zal hierna de gronden gericht tegen het vervangingsbesluit beoordelen.
De rechtbank stelt voorop dat eisers voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van een pgb voor een vervoersvoorziening op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Het college heeft dit ook niet weersproken. Tussen partijen is ook niet langer in geschil dat eisers in aanmerking moeten komen voor een pgb ten behoeve van de aanschaf van een bakfiets van het type “Rover bakfiets 2024” met huif. De rechtbank is verder van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een pgb tot een bedrag van € 9.950,- toereikend zou zijn voor de aanschaf van die bakfiets, gelet op het gegeven dat er ook een tweede offerte van dezelfde datum in omloop is met een hoger bedrag. Op offerte 1 wordt een lager bedrag van € 8.223,14 als bedrag exclusief btw genoemd, wat inclusief btw neerkomt op € 9.950,-, terwijl offerte 2 ervan uitgaat dat het bedrag € 9.950,- exclusief btw is, wat neerkomt op een bedrag van € 12.039,50 inclusief btw. Waarom moet worden uitgegaan van offerte 1 en niet van offerte 2 heeft het college niet toegelicht, terwijl dit wel op haar weg had gelegen aangezien beide offertes van dezelfde leverancier afkomstig zijn en aan haar zijn gericht. Aldus hebben eisers terecht aangevoerd dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een bedrag van € 9.950,- toereikend zou zijn en staat vast dat de weigering om een hoger pgb toe te kennen onvoldoende is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het vervangingsbesluit wegens strijd met de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb. Het college moet nog onderzoeken wat een toereikende hoogte is voor het pgb. De rechtbank zal daarom niet zelf in de zaak voorzien maar het college met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de opdracht gegeven om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Met die beslissing zal het college aan eisers een pgb moeten toekennen voor een vervoersvoorziening op grond van de Wmo 2015 die aan de eisen voldoet van het advies van JPH Consult van 8 juni 2023. Het college dient de hoogte van het pgb te onderbouwen met een nieuw op te vragen offerte van [naam 2] voor het model “Rover bakfiets 2024” met huif. Gelet op het tijdsverloop sinds eisers zich voor het eerst bij het college voor een maatwerkvoorziening hebben gemeld (medio 2022) en de zorgbehoefte van hun dochter [naam 1], acht de rechtbank het noodzakelijk dat het college met de nodige voortvarendheid een nieuw besluit naar aanleiding van deze uitspraak neemt. De rechtbank zal verweerder daarom een beperkte beslistermijn van twee weken na bekendmaking van deze uitspraak geven. Die termijn moet (ruim) voldoende zijn, nu verweerder voor de toekenning van een toereikend pgb niet veel meer zal hoeven te doen dan een nieuwe offerte bij [naam 2] op te vragen.
10 Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding aan hen betalen. De proceskosten van eisers bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding stelt de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroep, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het inbrengen van een schriftelijke reactie met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
11. Verder moet het college het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit gegrond;
  • vernietigt het vervangingsbesluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 2.187,50;
  • bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2.Persoonsgebonden budget.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.College van Beroep voor het bedrijfsleven, 27 juni 2023, ECLI:NL:CBB:2023:328, r.o. 6.