6.2Bij bericht van 24 juli 2024 hebben eisers de rechtbank laten weten dat bij de gesprekken die gedurende de schorsing van het beroep hebben plaatsgevonden aanvankelijk nog gezamenlijk is gekozen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van de “Rover XL Rolstoelbakfiets” van leverancier 't Mannetje. Daarna is tussen partijen een meningsverschil ontstaan over al dan niet geopperde nieuwe voorwaarden en voorfinanciering. Vervolgens heeft het college volgens eisers enkel nog een pgb willen toekennen ter hoogte van € 9.950,-. Eisers kunnen zich vinden in de toekenning van een pgb maar achten de hoogte van het pgb onjuist gelet op de discrepantie tussen de twee door het college overgelegde offertes van [naam 2] van 5 april 2024.
De beoordeling van het beroep
7. De rechtbank stelt vast dat uit de informatie in het dossier, de verklaringen bij de zitting en de informatie die de rechtbank na de zitting heeft ontvangen volgt dat eisers te kennen hebben gegeven dat zij een pgb wensen te ontvangen voor de aanschaf van een geschikte bakfiets voor [naam 1]. De rechtbank stelt eveneens vast dat het college blijk heeft gegeven dat zij bereid en voornemens is om een pgb aan eisers toe te kennen voor de aanschaf een geschikte bakfiets voor [naam 1]. Het college heeft erop gewezen dat een geschikte bakfiets voldoet aan de eisen zoals die zijn vastgesteld in het advies van JPH Consult van 8 juni 2023 en eisers hebben deze eisen niet weersproken. In zoverre bestaat er tussen partijen geen geschil.
Het komt de rechtbank voor dat partijen, ondanks de ruime periode van overleg, niet onderling tot een bevredigende uitkomst zijn gekomen waarbij de rechtbank begrijpt dat onenigheid in het voortraject met het Sociaal Wijkteam, de daaruit voorvloeiende ruis in de communicatie en een gevoel van wantrouwen van partijen richting elkaar een rol hebben gespeeld. Verder hebben eisers aangegeven dat zij het niet eens zijn met de hoogte van het door het college voorgestelde pgb omdat het college twee offertes heeft overgelegd waarop twee verschillende bedragen staan genoemd voor dezelfde bakfiets, te weten het model “Rover bakfiets 2024” met huif van [naam 2] (offerte 1 van 5 april 2024 vermeldt een bedrag van € 9.950,- en offerte 2 van 5 april 2024 vermeldt een bedrag van € 12.039,50).
8. De rechtbank merkt de weigering van het college om een pgb ter hoogte van € 12.039,50 toe te kennen zoals door eisers is verzocht aan als een nieuw besluit, dat in de plaats komt van het bestreden besluit en waartegen dit beroep gelet op het bepaalde in artikel 6:19 Awb van rechtswege is gericht (hierna: vervangingsbesluit). Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk zal worden verklaard.De rechtbank zal hierna de gronden gericht tegen het vervangingsbesluit beoordelen.
De rechtbank stelt voorop dat eisers voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van een pgb voor een vervoersvoorziening op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Het college heeft dit ook niet weersproken. Tussen partijen is ook niet langer in geschil dat eisers in aanmerking moeten komen voor een pgb ten behoeve van de aanschaf van een bakfiets van het type “Rover bakfiets 2024” met huif. De rechtbank is verder van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een pgb tot een bedrag van € 9.950,- toereikend zou zijn voor de aanschaf van die bakfiets, gelet op het gegeven dat er ook een tweede offerte van dezelfde datum in omloop is met een hoger bedrag. Op offerte 1 wordt een lager bedrag van € 8.223,14 als bedrag exclusief btw genoemd, wat inclusief btw neerkomt op € 9.950,-, terwijl offerte 2 ervan uitgaat dat het bedrag € 9.950,- exclusief btw is, wat neerkomt op een bedrag van € 12.039,50 inclusief btw. Waarom moet worden uitgegaan van offerte 1 en niet van offerte 2 heeft het college niet toegelicht, terwijl dit wel op haar weg had gelegen aangezien beide offertes van dezelfde leverancier afkomstig zijn en aan haar zijn gericht. Aldus hebben eisers terecht aangevoerd dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een bedrag van € 9.950,- toereikend zou zijn en staat vast dat de weigering om een hoger pgb toe te kennen onvoldoende is gemotiveerd.