ECLI:NL:RBOVE:2024:485

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
08.163749.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf opgelegd aan 15-jarige jongen voor bedreiging en phishing

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 15-jarige jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 156 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De jongen is schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, het vervaardigen en te koop aanbieden van phishingpanels, en eenvoudig witwassen. De rechtbank oordeelde dat de jongen zich schuldig had gemaakt aan het verzenden van bedreigende e-mails naar medewerkers van een scholengemeenschap in Zwolle, waarin hij dreigde met een massale schietpartij. Daarnaast heeft hij phishingsoftware ontwikkeld en verkocht, waarmee hij anderen heeft misleid en financieel benadeeld. De rechtbank heeft de in beslag genomen cryptovaluta ter waarde van ongeveer € 9.765,34, alsook de telefoon, laptop en computer verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een taakstraf van 100 uren, naast een leerstraf van 35 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.163749.23 (P)
Datum vonnis: 29 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De toelichting op dit vonnis

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte] ) opgeroepen om op 15 januari 2024 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welke strafbare feiten [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 15 januari 2024 hebben de officier van justitie mr. S. van Laarhoven, [verdachte] en zijn raadsman mr. H. Blaauw, advocaat in Haarlem, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldigingen vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldigingen vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat de feiten die de officier van justitie [verdachte] verwijt, voor een groot deel kunnen worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging, het maken en verkopen van
phishingpanelsen eenvoudig witwassen. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een jeugddetentie voor de duur van 156 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze zoals zij deze aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte] een taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf van 100 uren en de leerstraf TACt regulier van 35 uren.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 15 januari 2024, kort en bondig, op neer dat [verdachte] :
feit 1:op 3 juli 2023 in Zwolle aan medewerkers van [scholengemeenschap] dreigende e-mailberichten (met foto’s) heeft verzonden, waarin wordt beschreven dat er een massale schietpartij op de school zou gaan plaatsvinden;
feit 2:in de periode van 16 juli 2022 tot en met 3 juli 2023 in Zwolle samen met anderen of alleen
phishingpanelsheeft gemaakt en verkocht, en,
feit3:in de periode van 13 juli 2022 tot en met 3 juli 2023 in Zwolle een gewoonte heeft gemaakt van witwassen van geldbedragen en cryptovaluta.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1hij op een of meerdere tijdstippen of omstreeks 3 juli 2023 te Zwolle, althans in Nederland, een of meer personeelsleden en/of leerlingen van de [scholengemeenschap], althans een of meerdere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, door meerdere e-mail berichten te sturen naar de conciërge en de pedagogisch medewerker van voornoemde school en/of het algemene mailadres van voornoemde school, met daarin de navolgende teksten:
- "Ik ga morgen om 10:00 iedereen neerknallen deze activiteit gaat gebeuren met een automatisch wapen, waarom ik dit doe zal duidelijk worden als het evenement word gezien door mensen, het zal een bloedbad worden, Elke jongen met zwarte huidskleur zal opgefocust worden jullie als school hebben mij in een kut situatie gezet en jullie sturen mij naar de [school] voor dit gaat elke jongen op school de kogels voelen" en/of daarbij als bijlage een foto van een kamer waar veel bloed, althans op bloed gelijkende vlekken en/ofvloeistof, op de grond te zien zijn mee te sturen en/of
- "Er staan al 3 volledige clips klaar, dit zal een goeie afhandeling zijn voor elke leerling is er wel 1 kogel aanwezig ?" en/of daarbij als bijlage een foto van een vuurwapen en patronen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en patronen, mee te sturen,

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 2hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2022 tot en met 3 juli 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht, heeft vervaardigd, ontvangen, zich verschaft, overgedragen, verkocht, verworven,
vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, door (telkens) in één of meerdere Telegramgesprek(ken) en/of groep(en) waaronder “ [groepsnaam 1] “ en/of " [groepsnaam 2] ", “ [groepsnaam 3] ” en “ [groepsnaam 4] ” en/of " [groepsnaam 5] ":
- berichten en/of een video’s te plaatsen over de werking en/of aanpassing van een phishing panel en/of
- phishing panels te ontwerpen en/of vervaardigen en/of te koop en/of te huur aan te bieden;
feit 3hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli2022 tot en met 3 juli 2023, te Zwolle, althans in Nederland,
(telkens) voorwerpen, te weten (grote) geldbedragen/cryptovaluta (ter waarde van
ongeveer EUR 92.603,34 en/of EUR 9.765,34 en/of $6348,85), althans geldbedragen en/of cryptovaluta, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
(telkens) van voorwerpen, te weten voornoemde cryptovaluta en/of geldbedragen
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze strafzaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, evenals het onder feit 2 ten laste gelegde voor wat betreft de periode van 28 juni 2023 tot en met 3 juli 2023 en het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 9.765,34 (of $ 6.348,85). De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 2 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde. [verdachte] heeft dit feit ook bekend en door of namens hem is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359 lid 3 laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2024;
het proces-verbaal van aangifte door [naam] van 3 juli 2023 (pagina’s 18 en 19), inclusief de bijlagen: de door [scholengemeenschap] ontvangen e-mailberichten en foto’s (pagina’s 20 tot en met 23).
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, maar hij heeft gezegd dat de periode waarin hij dit feit heeft gepleegd korter is dan de officier van justitie hem verwijt. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen met uitzondering van de hierna te bespreken gedeeltelijke vrijspraak tot een bewezenverklaring van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359 lid 3 laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2024;
een proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2023 (pagina’s 14 tot en met 27);
het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2023 (pagina’s 105 tot en met 116);
het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2023 (pagina’s 122 tot en met 136);
het proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2023 (pagina’s 137 tot en met 230).
De pleegperiode
De rechtbank overweegt op basis van de bewijsmiddelen ten aanzien van de pleegperiode het volgende. [verdachte] heeft bekend dat hij zich enkele maanden, ten minste in de periode van 21 april 2023 tot en met 3 juli 2023, heeft beziggehouden met het vervaardigen en verkopen van
phishingpanels. Volgens de officier van justitie heeft [verdachte] zich hier echter al sinds 16 juli 2021 mee beziggehouden. Dit volgt volgens haar uit de Telegram-gesprekken die op een onder in [verdachte] in beslag genomen USB-stick zijn aangetroffen. De rechtbank is het met de officier van justitie eens.
Op de betreffende USB-stick die onder [verdachte] in beslag is genomen, is een groot aantal Telegram-gesprekken van het Telegram-account ‘ [alias 1] ’ aangetroffen. Uit de chats van 16 juli 2022 volgt onder meer dat de gebruiker van het Telegram-account ‘ [alias 1] ’ in ieder geval sinds 16 juli 2022
phishingpanelsheeft gemaakt en verkocht. Op deze dag heeft hij een
phishingpanelaan de gebruiker van het Telegram-account ‘ [alias 2] ’ te koop aangeboden. [2] Uit Telegram-gesprekken volgt verder dat twee gebruikers van Telegram-accounts hebben geschreven dat [verdachte] de gebruiker is van het Telegram-account ‘ [alias 1] ’. [3] Ook volgt uit het dossier dat de gebruiker van het Telegram-account ‘ [alias 3] ’ (waarvan [verdachte] heeft verklaard dat dit account van hem is) in gesprekken met gebruikers van andere accounts naar het Telegram-account ‘ [alias 1] ’ verwijst. [4] De rechtbank is op basis van deze factoren in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat [verdachte] óók de gebruiker is van het Telegram-account ‘ [alias 1] ’ via welk account op 16 juli 2022 een
phishingpanelis verkocht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de periode van
16 juli 2022 tot en met 3 juli 2023
phishingpanelsheeft gemaakt en verkocht. Het door de [verdachte] gestelde scenario dat hij de in beslag genomen USB-stick (met daarop de chats van het Telegram-account ‘ [alias 1] ’) van een ander persoon heeft gekregen, vindt de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Individuele pleger
Volgens de officier van justitie is het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat [verdachte] het onder feit 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de onbekend gebleven gebruiker van het Telegram-account ’ [alias 4] ’ of andere personen is ten aanzien van het vervaardigen en verkopen van
phishingpanelsniet gebleken. Wat betreft ‘ [alias 4] ’ is daarbij van belang dat haar handelwijze, zo leidt de rechtbank af uit het dossier in onderling verband en samenhang met de verklaring van [verdachte] op de zitting, gedragingen betrof die plaatsvonden
nadat[verdachte] de bewezenverklaarde handelingen had verricht. Dit brengt met zich dat de rechtbank [verdachte] als pleger aanmerkt en hem dus zal vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de hiervoor ten aanzien van onder feit 2 genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de periode van 13 juli 2022 tot en met 3 juli 2023 in Zwolle cryptovaluta (ter waarde van ongeveer € 9.765,34) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl dit onmiddellijk uit enig
eigen misdrijfafkomstig was. De rechtbank stelt op grond van die bewijsmiddelen vast dat de onder [verdachte] in beslag genomen cryptovaluta (uit zijn
wallet) de opbrengst van het door hem onder feit 2 gepleegde vervaardigen en verkopen van
phishingpanelsbetreft. Omdat de rechtbank op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan vaststellen dat ten aanzien van die cryptovaluta sprake is geweest van verhullingshandelingen en de rechtbank evenmin ten aanzien van het meer of anders ten laste gelegde kan vaststellen dat sprake is geweest van (gewoonte)witwassen, acht de rechtbank ten aanzien van de cryptovaluta eenvoudig witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis.1 Sr wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal [verdachte] van het onder feit 3 meer of anders ten laste gelegde gedeeltelijk vrijspreken. Het door de [verdachte] gestelde scenario dat hij zijn
walletmet twee andere personen heeft gedeeld en hij dus eigenlijk minder geld heeft verdiend met de verkoop van
phishingpanels, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. [verdachte] heeft dit scenario niet onderbouwd en ook uit het dossier blijkt hier in het geheel niet van.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op 3 juli 2023 in Zwolle personeelsleden en leerlingen van [scholengemeenschap] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door e-mailberichten te sturen naar de conciërge en de pedagogisch medewerker van voornoemde school en het algemene mailadres van voornoemde school, met daarin de navolgende teksten:- ‘Ik ga morgen om 10:00 iedereen neerknallen deze activiteit gaat gebeuren met een automatisch wapen, waarom ik dit doe zal duidelijk worden als het evenement word gezien door mensen, het zal een bloedbad worden, Elke jongen met zwarte huidskleur zal opgefocust worden jullie als school hebben mij in een kut situatie gezet en jullie sturen mij naar de [school] voor dit gaat elke jongen op school de kogels voelen’ en daarbij als bijlage een foto van een kamer waar veel bloed, althans op bloed gelijkende vlekken ofvloeistof, op de grond te zien zijn mee te sturen en- ‘Er staan al 3 volledige clips klaar, dit zal een goeie afhandeling zijnvoor elke leerling is er wel 1 kogel aanwezig’ en daarbij als bijlage een foto van een vuurwapen en patronen mee te sturen;
feit 2hij in de periode van 16 juli 2022 tot en met 3 juli 2023 in Zwolle (telkens) een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt is gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht, heeft vervaardigd, verkocht en voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, door (telkens) in meerdere Telegram-gesprekken, waaronder met ‘ [groepsnaam 2] ’, ‘ [groepsnaam 3] ’, ‘ [groepsnaam 4] ’ en ‘ [groepsnaam 5] ’ berichten of video’s te plaatsen over de werking en aanpassing van een phishingpanel en phishingpanels te ontwerpen en vervaardigen en te koop of te huur aan te bieden;feit 3
hij in de periode van 13 juli 2022 tot en met 3 juli 2023 in Zwolle voorwerpen, te weten cryptovaluta (ter waarde van ongeveer € 9.765,34) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
Het kwalificatie-uitsluitingsgrond-verweer
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat sprake is van witwassen, gesteld dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond moet worden toegepast, omdat de cryptovaluta (ter waarde van ongeveer € 9.765,34) afkomstig is uit een door [verdachte] zelf gepleegd misdrijf.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat volgens vaste rechtspraak artikel 420bis.1 Sr de bestaande witwasbepalingen in die zin aanvult dat het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, ook kan worden bestraft als vorm van witwassen, zonder dat gedragingen van de verdachte worden vastgesteld die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Alsdan moet het bewezen verklaarde verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen, als bedoeld in artikel 420bis.1 Sr. Is er, bij dezelfde bewezenverklaring, naar het oordeel van de rechtbank tevens sprake van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat onmiddellijk door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft, dan dient het bewezen verklaarde ter zake van die gedraging daarnaast te worden gekwalificeerd als – gewoonte – witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis of 420quater Sr. [5]
De rechtbank verwerpt – in het licht bezien van deze jurisprudentie en wat zij eerder in dit vonnis heeft overwogen – het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 139d en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b en/of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigen, verkopen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
eenvoudig witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot 175 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan [verdachte] een taakstraf op te leggen, bestaande uit een werkstraf van 100 uren en de leerstraf TACt Regulier van 35 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd te volstaan met de oplegging van drie maanden jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één of twee jaren, met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden, en de oplegging van een taakstraf, bestaande uit een (iets lichtere) werkstraf van 85 uren en de leerstraf TACt regulier van 35 uren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] heeft allereerst zeer bedreigende e-mailberichten (met foto’s) verzonden aan medewerkers van [scholengemeenschap] in Zwolle. In deze berichten stond geschreven dat er een massale schietpartij op de school zou gaan plaatsvinden. De school is vervolgens ontruimd en leerlingen en medewerkers van de school werden uit voorzorg naar huis gestuurd. Met zijn handelen heeft [verdachte] bij zowel medewerkers als leerlingen van de school en hun naasten gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
[verdachte] heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan het vervaardigen, voorhanden hebben en verkopen van
phishingpanels. Een
phishingpanelis software waarmee websites kunnen worden gemaakt die lijken op de inlogpagina’s van de internetbankieromgeving van banken. Voor de beheerder van zo’n panel is het mogelijk om met op die websites ingevoerde gegevens de controle te krijgen over bankrekeningen en daarmee betalingen te doen.
Phishingis dan ook een geraffineerde vorm van fraude waarbij slachtoffers worden misleid en bestolen en waarmee dus financiële schade wordt aangericht. Door
phishingpanelste vervaardigen en te verkopen, heeft [verdachte] zulke fraude gefaciliteerd. Met deze vorm van fraude wordt het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen hebben in het betalingsverkeer, het bankwezen en bedrijven ondermijnd. Ook heeft [verdachte] zich in verband daarmee schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen, nu de opbrengst van de verkoop van de
phishingpanelseen criminele herkomst heeft. Door dit handelen van [verdachte] is de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 4 december 2023, waaruit volgt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het pro Justitia-rapport van 18 september 2023, het rapport van de Raad van 27 november 2023 en op wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. [verdachte] woont bij zijn ouders. Hij gaat inmiddels weer naar school, naar de [school] . In de toekomst hoopt [verdachte] iets met ICT te gaan doen. De ouders van [verdachte] hebben te kennen gegeven nu anders dan voorheen strengere regels in huis te hanteren. Het gedrag van [verdachte] lijkt enigszins in positieve zin te veranderen. Uit de genoemde rapporten volgt echter dat er nog wel zorgen zijn over [verdachte] . Om te voorkomen dat hij in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen, vinden de kinder- en jeugdpsycholoog en de Raad dat [verdachte] een behandeling en begeleiding nodig heeft. De leerstraf TACt regulier van 35 uren is volgens hen met het oog op de toekomst passend, net als systeemtherapie (MDFT). Om [verdachte] er zoveel mogelijk van te weerhouden weer de fout in te gaan, adviseert de Raad een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, medewerking aan noodzakelijk geachte ondersteuning van of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties zoals Accare om de kans op herhaling te verkleinen en het volgen van onderwijs of het hebben van een zinvolle dagbesteding. Ook adviseert de Raad de oplegging van een werkstraf.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is (op dit moment 15 jaar), past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. De rechtbank houdt vervolgens bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. In strafverlichtende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat [verdachte] heeft gezegd dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan en dat hij de schorsingsvoorwaarden en de afspraken met de jeugdreclassering nakomt. Ook vindt de rechtbank het positief dat [verdachte] het mediationtraject met [scholengemeenschap] positief heeft afgerond en dat hij inmiddels weer onderwijs volgt. Deze voorzichtig positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt, zou door een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de tijd die hij al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, worden doorkruist en tenietgedaan worden. Omdat de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten ernstig zijn en hij een stok achter de deur nodig heeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat hij in de toekomst weer strafbare feiten gaat plegen, zal de rechtbank de jeugddetentie dan ook grotendeels in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank zal aan die voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals de Raad die heeft geadviseerd, omdat [verdachte] een behandeling en begeleiding nodig heeft. Ook acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke taakstraf (in de vorm van een werkstraf en een leerstraf) op zijn plaats.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een jeugddetentie van 156 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Als [verdachte] tijdens deze proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt, moet hij alsnog naar de jeugdgevangenis. De rechtbank zal daarbij de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze zoals zij deze hierna in het dictum zijn geformuleerd. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte] een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf van 100 uren en de leerstraf TACt regulier van 35 uren.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1
De standpunten van partijen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder verdachte in beslag genomen cryptovaluta (met een waarde van ongeveer € 9.765,34), de telefoon, de laptop en de computer verbeurd dienen te worden verklaard. De elektrische step dient volgens de officier van justitie aan [verdachte] te worden teruggeven.
De raadsman heeft betoogd dat de in beslag genomen cryptovaluta aan [verdachte] moet worden teruggegeven, net als de elektrische stap. Ten aanzien van de laptop, de telefoon en de computer heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring: cryptovaluta, telefoon, laptop en computer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen cryptovaluta (ter waarde van ongeveer € 9.765,34), de telefoon, de laptop en de computer op grond van de artikelen 33 en 33a Sr vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn die aan [verdachte] toebehoren en die geheel of grotendeels uit de baten van het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbare feit is verkregen of voorwerpen zijn met behulp van welke de onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Teruggave: de elektrische step
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen elektrische step niet voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer vatbaar is. Omdat de overige gronden voor inbeslagneming uit artikel 94 Sv niet langer aan de orde zijn en het belang van strafvordering zich dus niet tegen teruggave verzet, gelast de rechtbank de teruggave van dit voorwerp aan de rechthebbende ( [verdachte] ).

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b en/of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigen, verkopen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
eenvoudig witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
156 (honderdzesenvijftig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd:
  • (of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt) meldt bij de jeugdreclassering op de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering, te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt;
  • meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties zoals Accare of een soortgelijke instelling, als dit gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen en de hiervoor genoemde afspraken na te komen, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van onderwijs of het hebben van een (door de jeugdreclassering te bepalen) zinvolle dagbesteding, voor zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
- draagt aan Jeugdbescherming Overijssel (AST106), een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf (TACt regulier), voor de duur van
35 (vijfendertig) uren;
-beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de tijd van
17 (zeventien) dagen.
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdde in beslag genomen
cryptovaluta(ter waarde van ongeveer
€ 9.765,34),
de telefoon, de laptop en de computer;
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de in beslag genomen
elektrische step;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter en ook kinderrechter, mr. H. Manuel, rechter en mr. C.A. Peterzon, kinderrechter in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de samengevoegde dossiers van de politie eenheid Oost-Nederland met nummers ON1R023048 en 0N1R023043. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2023 (pagina’s 105 tot en met 116).
3.het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2023 (pagina’s 14 tot en met 27).
4.het proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2023 (pagina’s 137 tot en met 230).
5.HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842, r.o. 2.4.3, en HR 2 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:321.