ECLI:NL:RBOVE:2024:4804

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
71.189715.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van handelen in illegale (vuur)wapens en munitie met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van illegale vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het handelen in illegale (vuur)wapens en munitie, gepleegd in de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 in Emmen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met de verplichting om zich te melden bij de Reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte wapens en munitie voorhanden heeft gehad, en dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van deze wapens in de woning van de verdachte. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie, en dat hij feitelijke macht over deze voorwerpen had. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van twee vuurwapens die op een video waren te zien, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze video in de ten laste gelegde periode was gemaakt. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de op te leggen straf gemotiveerd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.189715.24 (P)
Datum vonnis: 17 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 juli 2024, 29 juli 2024 en van 3 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna in enkelvoud aangeduid als ‘de officier van justitie’) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Volckmann, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 in Emmen alleen of met een of meer anderen
feit 1:vuurwapens, gas- en/of alarmpistolen, een patroonhouder en/of patroonmagazijn en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 2:twee geluidsdempers voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 te Emmen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wapens en/of onderdelen van wapens van categorie III onder 1 en/of onder 4 van
de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:
- een of meerdere vuurwapens, en/of
- een of meerdere gas- en/of alarmpistolen, en/of
- een patroonhouder en/of een patroonmagazijn,
en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten een
of meerdere kogelpatronen en/of knalpatronen, in elk geval wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 te Emmen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wapens van categorie I onder III van de Wet wapens en munitie, te weten twee
geluiddempers voor vuurwapens, in elk geval wapens in de zin van categorie I van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie in het requisitoir op pagina 20 in afwijking van de tenlastelegging heeft gerekwireerd dat verdachte 21 vuurwapens voorhanden heeft gehad, welke hoeveelheid niet staat opgenomen in de tenlastelegging.
De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van (een onderdeel) van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de raadsman is aangevoerd niet kan leiden tot het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten
laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide feiten bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In onderzoek Naald, een onderzoek naar een poging tot doodslag met een vuurwapen, werd onder een verdachte een telefoon in beslag genomen. Op de telefoon zijn twee video’s aangetroffen met de bestandsnamen [bestandsnaam 1] (hierna: video 1) en [bestandsnaam 2] (hierna: video 2). In video 1 worden een vuurwapen met patroon in de kamer en een gevulde patroonhouder getoond. In deze video is een krant zichtbaar met daarop de tekst "EMMEN VLINDER STAD". In video 2 worden twee vuurwapens en een gevulde patroonhouder getoond.
Op 17 januari 2024 is medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]), aangehouden in verband met verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie, waarna hij in voorlopige hechtenis is gesteld. Op 17 april 2024 is er in de cel van [medeverdachte] een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen. Op die telefoon is een video (hierna: video 3) aangetroffen waarop twee voorwerpen te zien zijn met de uiterlijke kenmerken van geluidsdempers.
In de drie video’s is een persoon te zien die zwarte slippers met een groene band en rood vlak draagt. Naast dezelfde slippers is in de video’s ook steeds dezelfde vloer te zien.
[medeverdachte] heeft met het e-mailadres [e-mailadres 1] een pakket besteld bij het bedrijf [bedrijf 1] Dit bedrijf verkoopt onder andere gas-alarmpistolen. Als bezorgadres van deze bestelling is het adres [adres] opgegeven, het adres van verdachte [verdachte]. Op 25 januari 2022 is er een e-mailbericht verzonden door een onderdeel van dit bedrijf ‘[bedrijf 2]’ met als bijlage een factuur, waarop een herzien aantal van in totaal eenentwintig stuks gas-alarmpistolen stond vermeld. Op 31 januari 2022 is er door [e-mailadres 2] een bericht gestuurd naar voornoemd e-mailadres waarin wordt bevestigd dat het pakket van [bedrijf 1] is afgeleverd om 12:50 uur.
De woning van verdachte is op 24 juni 2024 doorzocht. Bij de doorzoeking zijn onder meer een patroonmagazijn en verschillende soorten munitie aangetroffen. Het patroonmagazijn is in een koffer in de berging van de woning aangetroffen. De verschillende soorten munitie zijn op verscheidene plekken in de woning aangetroffen.
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] al dan niet samen met (een) ander(en) een of meerdere wapens en/of munitie voorhanden heeft gehad.
Beoordelingskader
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. In bijzondere gevallen volstaat de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van feitelijke macht over het wapen of de munitie niet voor het oordeel dat de verdachte dat wapen of die munitie voorhanden had in de zin van art. 26, eerste lid, Wet wapens en munitie (WWM). Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen of munitie van een ander in handen krijgt of wanneer iemand onverwacht kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen. [1]
Video 1
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] het getoonde vuurwapen wapen in zijn woning vast heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. [verdachte] heeft verklaard dat hij op video 1 slippers ziet die hij herkent als slippers die hijzelf heeft, dat het erop lijkt dat het filmpje in zijn woning is opgenomen en dat het kan zijn dat hij nog een vuurwapen vast heeft. Daar komt bij dat op de achtergrond van het filmpje een krant met daarop ‘Emmen’ te zien is, de woonplaats van verdachte. Deze woonplaats is alleen ten aanzien van verdachte in dit onderzoek naar boven gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] het op video 1 getoonde vuurwapen voorhanden heeft gehad. Hij heeft het wapen bewust aanwezig gehad en heeft daarover de feitelijke macht kunnen uitoefenen, wat blijkt uit het feit dat hij daarvan een filmpje heeft gemaakt.
Munitie en patroonmagazijn in de woning en berging
De rechtbank overweegt dat de verschillende soorten munitie in de woning en een patroonmagazijn in de berging van [verdachte] zijn aangetroffen. Als uitgangspunt geldt dat hij als bewoner van de woning met berging de beschikkingsmacht heeft over de spullen die zich daarin bevinden. Wel is vereist dat hij zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid daarvan. De munitie en het patroonmagazijn zijn op verschillende plekken in de woning en berging aangetroffen. [verdachte] heeft verklaard dat niemand anders toegang heeft tot zijn woning en berging en dat alleen hij daarvan een sleutel heeft. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte zich bewust was van deze voorwerpen in zijn woning en dat hij hierover de feitelijke macht heeft kunnen uitoefenen.
Alarmpistolen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bestelde alarmpistolen dat [verdachte] heeft verklaard dat hij alleen in zijn woning woont en dat niemand anders de sleutel van zijn woning heeft. Het pakket met de alarmpistolen is naar het adres van verdachte verzonden en daar volgens UPS succesvol bezorgd. De verklaring van [verdachte] dat een ander, wellicht [medeverdachte], zonder zijn medeweten op zijn adres het pakket heeft aangenomen, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank oordeelt dat het niet anders kan dan dat het pakket met medeweten van [verdachte] op zijn woonadres is afgeleverd. Hiermee heeft [verdachte] de alarmpistolen bewust aanwezig gehad en heeft hij de feitelijke macht over de wapens kunnen uitoefenen.
Medeplegen
In het geval van ‘medeplegen’ moet vaststaan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van wapens en/of munitie. De eisen van bewustheid en feitelijke macht gelden hier voor verdachte en zijn mededader(s). De rechtbank is van oordeel dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat [verdachte] met (een) ander(en) bewust en nauw heeft samengewerkt. De alarmpistolen die bij [verdachte] thuis zijn bezorgd, zijn besteld door [medeverdachte] en naar het adres van [verdachte] verstuurd. Om dit te bewerkstelligen heeft [verdachte] samen moeten werken met [medeverdachte]. [verdachte] had immers als enige toegang tot zijn woning, omdat alleen hij over de sleutel van de woning beschikte. Dat maakt dat er afstemming moet hebben plaatsgevonden en afspraken moeten zijn gemaakt over het aannemen van de wapens. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] samen de beschikkingsmacht hadden over de alarmpistolen en dat [verdachte] samen met een onbekend gebleven ander een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen en alarmpistolen voorhanden had in Emmen en een patroonmagazijn en munitie voorhanden had in Emmen.
Partiële vrijspraak
De rechtspraak spreekt verdachte vrij van het voorhanden hebben van de twee vuurwapens en de patroonhouder die in video 2 te zien zijn. Hoewel de rechtbank er niet aan twijfelt dat ook op deze video verdachte te zien is, vanwege onder meer de slippers en vloer die ook in video 1 en 3 te zien zijn, heeft de rechtbank op grond van het dossier niet kunnen vaststellen dat deze video gemaakt is in de ten laste gelegde periode.
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] al dan niet samen met (een) ander(en) een of meer geluidsdempers voorhanden heeft gehad. Hiervoor geldt hetzelfde beoordelingskader als bij feit 1.
Video 3
[verdachte] heeft verklaard dat hij te zien is op video 3 en dat hij deze video ongeveer twee maanden geleden in zijn woning heeft gemaakt. Verder heeft hij verklaard dat het gaat om brandstoffilters voor het dempen van het geluid van een aggregaat en niet om geluiddempers bedoeld als opzetstuk aan de loop van vuurwapens.
Door team Forensische Opsporing, afdeling wapens, munitie en explosieven van de Dienst Landelijke Eenheid is onderzoek gedaan naar de voorwerpen die op het filmpje te zien zijn. Op de filmopname zijn twee op cilinder gelijkende voorwerpen te zien, die van de binnenzijde zijn voorzien van lamellen/kamertjes met de bedoeling het geluid van
een schot uit een vuurwapen te reduceren/te dempen.
De rechtbank acht, gelet op deze bevindingen, wettig en overtuigend bewezen dat de voorwerpen op het filmpje geluidsdempers betreffen. De verklaring van [verdachte], dat het brandstoffilters zijn, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. Nu verdachte heeft erkend dat hij de persoon op de video is en dat hij de voorwerpen vast heeft gehad en in zijn woning aanwezig heeft gehad acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de geluidsdempers voorhanden heeft gehad in de hiervoor bedoelde zin.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] de geluiddempers tezamen en in vereniging met een of meer anderen voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de conclusie dat daarvan in het geval van de geluidsdempers sprake is geweest.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] twee geluidsdempers voorhanden heeft gehad in Emmen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander wapens van categorie III onder 1 en/of onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen,
- meerdere alarmpistolen
- een patroonhouder en
- munitie van categorie III
voorhanden heeft gehad;
en:
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 te Emmen onderdelen van wapens van categorie III onder 1 en/of onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn en een gevulde patroonhouder en munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere kogelpatronen en knalpatronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 juni 2024 te Emmen, wapens van categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten twee geluiddempers voor vuurwapens, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13, 26 en 55 van de WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, voor zover het betreft een geluiddemper, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat er reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden wordt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij veroordeling de duur van de gevangenisstraf aanzienlijk te matigen en geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan drie maanden. De raadsman refereert zich met betrekking tot het opleggen van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde
feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die
uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De
rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een ander wapens, waaronder een vuurwapen, een gevulde patroonhouder, een patroonmagazijn, munitie en geluidsdempers voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt grote risico’s voor de veiligheid met zich, brengt in de maatschappij gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Bovendien is het algemeen bekend dat (vuur)wapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van zware vormen van criminaliteit. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie, namelijk voor steekwapenbezit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het retourverslag van 28 augustus 2024, waarin is gerapporteerd dat het de reclassering wegens capaciteitsgebrek niet is gelukt om met verdachte in gesprek te gaan.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte onder bewind staat, sinds kort schuldenvrij is en dat er in het verleden sprake is geweest van reclasseringscontact. Verdachte heeft een eigen woning, maar is bang om die te verliezen door langere detentie. Zijn netwerk is zeer beperkt.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat op de feiten die verdachte heeft gepleegd niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte zich in de toekomst niet wederom aan dergelijke feiten schuldig zal maken en heeft – net als de officier van justitie – de indruk dat reclasseringstoezicht hierbij van belang kan zijn ter ondersteuning, mede gelet op zijn beperkte netwerk.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden opleggen waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden een meldplicht en reclasseringstoezicht opleggen. Het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, voor zover het betreft een geluiddemper, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
  • stelt als
  • stelt als
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
hefthet bevel tot voorlopige hechtenis
opmet ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk en
mr. K. Drenth, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer LEFCP23009 van 25 juni 2024 in onderzoek 26Dieppe. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1

1. Het proces-verbaal van bevindingen identificatie verdachte [verdachte] van 7 juni 2024, proces-verbaalnummer LEFC23009-915, pagina’s 14 tot en met 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

PI telefoon
Op de telefoon werd een video aangetroffen. In deze video is een
houtkleurigevloer te zien. Tevens is te zien dat de filmer
zwarte slippers met een groene band en rood vlakdraagt.
Video [bestandsnaam 1]
In deze video werden een vuurwapen met patroon in de kamer, alsmede een gevulde
patroonhouder getoond. In deze video is een krant zichtbaar. Op deze krant is de tekst "MMEN VLINDER STAD" te lezen. Bij onderzoek middels openbare bronnen blijkt dit te gaan om: "EMMEN VLINDER STAD". Dit betreft de woonplaats van [verdachte]. In deze video waren ook dezelfde vloer en slippers te zien zoals eerder beschreven onder de aanhef P.I. telefoon.

2. Het proces-verbaal van bevindingen Herkenning woning [verdachte] op basis van beeldmateriaal, pagina’s 38 tot en met 42, als bijlage 4 gevoegd bij het proces-verbaal aanvulling op Einddossier 26Dieppe [code 1] en [code 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Onderzoek Naald
In de ter beschikking gestelde gegevens van deze telefoon werd een video aangetroffen met de bestandsnamen [bestandsnaam 1] In deze video werd een
vuurwapen met een patroon in de kamer, alsook een gevulde patroonhouder getoond. Voor de volledige beschrijving van deze video zie proces-verbaal van bevindingen LEFCP23009-915. Op de achtergrond zijn een houtkleurig vloer en een stoel te zien. Deze stoel is voorzien van metalen poten en een zwarte zitting. [verdachte] verklaarde tijdens het eerste verhoor. Hiervan is proces-verbaal van verhoor LEFCP23009-1020 opgemaakt, het videofragment is genoemd “filmpje 4”.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 juni 2024, proces-verbaalnummer LEFC23009-1020, pagina’s 140 tot en met 152, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

V: We tonen je nu filmpje 4. Wat kun je hierover verklaren? Heb je de slippers op het filmpje gezien?
A: Ja. Ik heb twee paar, Die en nog een andere.
V: Hoe weet jij dat je deze slippers hebt?
A: Ik zie de tekens en kleuren. Die zijn van Gucci.
V: Op het filmpje is ook een deel van een stoel te zien. Kijk hierbij naar de vloer en de stoel.
A: Ja het lijkt op mijn woning door de vloer en de stoel. En het kan zijn dat ik nog een vuurwapen vast heb.
V: Hebben andere mensen een sleutel van jouw woning?
A: Nee.
V: Dus als ik het goed begrijp ben jij de enige met een sleutel en de enige welke toegang heeft tot jouw woning?
A: Ja dat klopt.

4. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar digitale inhoud Ideapad 3 van 17 mei 2024, pagina’s 104 tot en met 112, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] is een laptop van het merk Lenovo aangetroffen en in beslaggenomen.
Onderzoek e-mailberichtenverkeer[e-mailadres 1]
Ik zag tijdens een nader ingesteld onderzoek naar het e-mailberichtenverkeer dat via het
voornoemde e-mailadres verliep het volgende:
Vervolgens deed ik, met gebruikmaking van de zoekmachine Google middels het internet,
onderzoek naar Ekol Firat Compact Titan 9mm. Ik zag dat het een gas- alarmpistool betrof.
Bestelling [bedrijf 2] de dato 22 januari 2022
Ik zag dat op 22 januari 2022 een e-mailbericht door [e-mailadres 3] naar
[e-mailadres 1] een bericht was verstuurd met als onderwerp: ‘
[bedrijf 2].com - Acceptance of the order".(Aanvaarding van de bestelling).
De bestelling had een ordernummer
[nummer]en bestond uit vierentwintig stuks Ekol Firat Compact 9 mm wapens. Zes uitgevoerd in Titan, zeven stuks uitgevoerd in Black en elf stuks uitgevoerd in Nickel. De totale verkoopwaarde van de bestelling bedroeg €2749,50. Zoals eerder in dit proces-verbaal genoemd betreft een Ekol Firat Compact 9mm een gas- alarmpistool.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
Op 25 januari 2022 werd door [bedrijf 2] een e-mailbericht verzonden met de mededeling dat er slechts drie stuks van de E31101, de Ekol Firat Titan 9mm, beschikbaar waren. Ik zag dat er vervolgens een e-mailbericht werd ontvangen afkomstig van [bedrijf 2]. Bij dit e-mailbericht werd als bijlage een factuur verzonden, waarop het herziende aantal van in totaal eenentwintig stuks gas-alarmpistolen stond vermeld.
Ik zag dat op 31 januari 2022 door [e-mailadres 2] een bericht werd gestuurd naar [e-mailadres 1]. In dit bericht informeerde UPS dat er op maandag 31 januari 2022 een pakket werd bezorgd afkomstig van
[bedrijf 1]
[Afbeelding]

5. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 28 juni 2024, aanvulling op het einddossier, pagina’s 20 tot en met 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Onderzoek woonkamer
Bevindingen verbalisant [verbalisant]:
Ik hoorde een zoekkoppel zeggen dat ze een gripzakje met munitie hadden gevonden in
een blik waarop "Camel" stond. Ik hoorde het zoekkoppel zeggen dat dit blik op de
salontafel stond. Ik zag dat het zoekkoppel het gripzakje uit het blik had gehaald.
Ik zag dat dit gripzakje twee stuks munitie bevatte.
Ik hoorde een zoekkoppel zeggen dat ze een gripzakje met munitie hadden gevonden in
een witte papieren tas. Ik hoorde het zoekkoppel zeggen dat deze tas op de salontafel
stond. Ik zag dat het zoekkoppel het gripzakje uit de as had gehaald. Ik zag dat het
gripzakje zes stuks munitie bevatte.
Ik hoorde een zoekkoppel zeggen dat ze drie gripzakjes met munitie hadden gevonden in.
een doosje onder de salontafel.
Ik hoorde een zoekkoppel zeggen dat ze twee doosjes 'airgun slugs' hadden gevonden
onder de salontafel.
Ik hoorde een zoekkoppel zeggen dat ze een patroon hadden gevonden op de grond
achter de televisie.
Onderzoek keuken
Ik hoorde een zoekkoppel zeggen dat ze twee stuks munitie gevonden hadden in een
keukenla.
Onderzoek kamer rechtsvoor
Naast de koelkast in deze ruimte, op de grond, zag ik een gele verhuisdoos staan. Ik zag in deze verhuisdoos in totaal 6 stuks knal- /gaspatronen op de bodem liggen.
Onderzoek berging
Ik zag links in de hoek van de berging, op een tafel, een koffertje opengeklap liggen. Ik zag in het opengeklapte koffertje een roze doek met daarop een patroonmagazijn liggen;
Feit 2

1. Het proces-verbaal van bevindingen identificatie verdachte [verdachte] van 7 juni 2024, pagina’s 14 tot en met 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Aanleiding
Op 19 april 2024 werd door het Gedetineerden Recherche-Informatie Punt, voorts aangeduid als GRIP, van de penitentiaire inrichting te [locatie 2] informatie verstrekt aan het tactisch team dat in de cel van [medeverdachte], geboren op [geboortedatum 2] 1998 (…) een mobiele telefoon aangetroffen was. Hieruit bleek dat deze telefoon in gebruik was bij [medeverdachte].
P.I. telefoon
Op de telefoon werd een video aangetroffen met de bestandsnaam [bestandsnaam 3]. In deze video is een houtkleurige vloer te zien. Tevens is te zien dat de filmer zwarte slippers met een groene band en rood vlak draagt. Er wordt een doos gefilmd met op de doos 2 voorwerpen met de uiterlijke kenmerken van geluidsdempers. Vervolgens wordt 1 van de dempers opgepakt. De geluidsdemper wordt getoond waarna deze teruggelegd wordt.
Van de genoemde video (video 1) werden onderstaande afbeeldingen gemaakt.
[Afbeelding]

2. Het proces-verbaal van bevindingen Herkenning woning [verdachte] op basis van beeldmateriaal, pagina’s 38 tot en met 42, als bijlage 4 gevoegd bij het proces-verbaal aanvulling op Einddossier 26Dieppe [code 1] en [code 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

In de veiliggestelde digitale inhoud van de telefoon werd een video aangetroffen met de
bestandsnaam [bestandsnaam 3].
[verdachte] verklaarde tijdens het eerste verhoor, nadat hem het volledige eerdergenoemde filmpje was getoond, dat hij de persoon in de video was en dat het was opgenomen in zijn woning. Hiervan is proces-verbaal van verhoor opgemaakt LEFCP23009-1020, het videofragment is genoemd “filmpje 1”.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 juni 2024, proces-verbaalnummer LEFC23009-1020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina’s 145-147.

V: Wij laten jou nu filmpje 1 zien.
V. wie zien wij op dit filmpje?
A: Mij.
V: Waar ben jij in dit filmpje?
A: In mijn huis.
V: Wie heeft dit filmpje gemaakt?
A: Ikzelf.
V. Van wanneer is dat filmpje dan?
A: twee maanden geleden.
6. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek filmmateriaal van 5 augustus 2024, pagina’s 43 en 44, als bijlage 5 gevoegd bij het proces-verbaal aanvulling op Einddossier 26Dieppe [code 1] en [code 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de film opname zag ik, verbalisant, voorwerpen gelijkend op twee cilinders. Ik zag dat een cilinder aan de binnenzijde voorzien was van lamellen. Op de film opname zag ik dat je door de cilinder heen kan kijken aangezien de voor- en achterzijde open waren.
Tijdens andere onderzoeken heb ik, verbalisant, soortgelijke voorwerpen aangetroffen. Deze
voorwerpen waren op de loop van een vuurwapen geschroefd met de bedoeling om als een
geluiddemper te functioneren. Deze voorwerpen, alsmede de getoonde cilinders in het aangeboden filmpje, zijn voorzien van lamellen/ kamertjes met de bedoeling het geluid van een schot uit een vuurwapen te reduceren c.q. te dempen. In dit geval is er sprake van een geluiddemper ten behoeve van een vuurwapen.
Het is een geluiddemper, als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder f van de RWM en is geschikt om
bevestigd te worden op een onbekend vuurwapen.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 3
van de WWM.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504, r.o. 2.4.