In deze zaak vordert eiser, die een huurwoning bewoonde van de stichting Woningstichting Rentree, in kort geding een voorschot op schadevergoeding na een ontruiming. Rentree had eerder een vonnis geëxecuteerd dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning inhield, maar dit vonnis werd later in hoger beroep vernietigd. Eiser heeft de woning verlaten na de ontruiming, wat volgens hem een onrechtmatige daad van Rentree opleverde. In afwachting van de bodemprocedure vraagt eiser om een voorschot van € 25.000,00 en andere voorzieningen, waaronder het opknappen van de nieuwe woning en het ontslaan van huurverplichtingen. De kantonrechter oordeelt dat eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, maar wijst de meeste vorderingen af. De kantonrechter kent wel een voorschot van € 7.428,00 toe, gebaseerd op de wettelijke regeling voor verhuis- en inrichtingskosten. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld.