ECLI:NL:RBOVE:2024:4701

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
24-007118, 24-007126, 24-007150 en 24-007156
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van klaagschriften inzake verschoningsrecht en filtering van in beslag genomen data in strafzaak Ballycastle

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagschriften zijn ingediend door verschoningsgerechtigden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek 'Ballycastle'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klaagschriften op grond van artikel 98 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk zijn, omdat er geen sprake was van een beslissing van de rechter-commissaris die inbeslagneming van geprivilegieerde gegevens toestond. De rechtbank oordeelt dat het filterproces, dat was ingesteld om mogelijk geprivilegieerde gegevens te verwijderen, niet adequaat was uitgevoerd. De klagers, die als verschoningsgerechtigden zijn aangemerkt, hebben zich ook beroepen op artikel 552a Sv, en de rechtbank heeft geoordeeld dat hun klaagschrift op deze grond gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat er een nadere filtering van de in beslag genomen data moet plaatsvinden onder leiding van de rechter-commissaris, omdat het verschoningsrecht onvoldoende was gewaarborgd. De rechtbank heeft de data in handen van de rechter-commissaris gesteld voor deze nadere filtering, en heeft de verzoeken van de klagers om inzage in de stukken en aanhouding van de behandeling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en biedt de klagers de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
raadkamernummers : 24-007118, 24-007126, 24-007150 en 24-007156
datum : 6 september 2024
beslissing van de meervoudige raadkamer op de klaagschriften op grond van artikel 98 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 552a Sv van:

mr. [klager 1] (24-007118),

mrs. [klager 2]en
[klager 3] (24-007126),
mr. [klager 4] (24-007150) en
mr. [klager 5] (24-007156),
hierna te noemen: de klagers.
De klagers zijn allen verschoningsgerechtigden. Zij worden bijgestaan door
mr. Th. J. Kelder, advocaat in 's-Gravenhage.

Procedure

De klaagschriften zijn op 14 en 15 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt (d.d. 23 april 2024) schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 12 juli 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. Daarbij zijn mr. L.E.G. van der Hut, waarnemend voor haar kantoorgenoot mr. Kelder, en de officier van justitie, mr. J. Mul, gehoord. De klagers zijn, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Met instemming van de raadsvrouw en de officier van justitie zijn voornoemde klaagschriften gelijktijdig en gevoegd behandeld, zodat ten aanzien van de door de hierboven genoemde klagers afzonderlijk ingediende klaagschriften één beschikking volgt.
Naast hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen, heeft de rechtbank in deze zaak kennis genomen van de stukken die door en namens de klagers zijn overgelegd, van de e-mail van de officier van justitie van 1 juli 2024, van de beschikking van de rechter-commissaris van
1 maart 2024 in de zaak van de beslagenen en van het proces-verbaal van de geheimhoudersfunctionaris (AMB-005) (hierna: het proces-verbaal).
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is kennis te nemen van het beklag.

Inleiding

In het strafrechtelijk onderzoek ‘Ballycastle’ hebben op 30 juni 2022 op diverse locaties (netwerk)doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn meerdere gegevensdragers met daarop omvangrijke digitale bestanden in beslag genomen. Ook zijn historische administratieve gegevens gevorderd. Deze data tezamen vormen ‘de dataset’. De dataset bestaat uit vele miljoenen bestanden. [1] In onderzoek ‘Ballycastle’ zijn [verdachte 1], [verdachte 2], [verdachte 3] B.V., [verdachte 4] B.V. en [verdachte 5] als verdachten aangemerkt. Hierna worden zij “de beslagenen” genoemd.
Door de beslagenen, aan wie geen verschoningsrecht toekomt, is aangevoerd dat een verschoningsgerechtigde de bevoegdheid tot verschoning kan uitoefenen ten aanzien van onder hen in beslag genomen bescheiden, brieven of andere stukken, stukken of gegevens die door hen zijn uitgeleverd ter inbeslagneming dan wel gegevens die op de voet van artikel 125i Sv zijn vastgelegd.
Onder leiding van de rechter-commissaris is de dataset gefilterd, met als doel het verwijderen van mogelijk geprivilegieerde gegevens. De rechter-commissaris heeft de raadslieden van de beslagenen daarbij betrokken: zij hebben een lijst aangeleverd met zoektermen die betrekking zouden kunnen hebben op digitale bestanden/documenten waar een verschoningsgerechtigde mogelijk de bevoegdheid tot verschoning over zou kunnen uitoefenen.
Na die filtering hebben de raadslieden van de beslagenen steekproeven verricht in de overgebleven digitale bestanden. Daarbij stuitten zij op gegevens van mogelijke verschoningsgerechtigden. Naar aanleiding daarvan heeft de geheimhoudersfunctionaris opnieuw gefilterd.
Na een regiebijeenkomst bij de rechter-commissaris zijn alle bestanden (ook bestanden van niet-verschoningsgerechtigden) van vóór 2014 zoveel als mogelijk integraal verwijderd.
In november 2023 heeft de rechter-commissaris de filterwerkzaamheden beëindigd. Bij beschikking van 1 maart 2024 heeft de rechter-commissaris de officier van justitie toegestaan kennis te nemen van de na filtering overgebleven fysieke en digitale bestanden c.q. documenten.
Tegen die beslissing richten de klaagschriften zich.

Standpunt van de klagers

Kort en zakelijk weergegeven is het primaire standpunt van de klagers dat zij zich op grond van artikel 98 Sv kunnen beklagen, omdat sprake is van een beslissing op grond van artikel 98 Sv en de klagers daartegen als verschoningsgerechtigden een klaagschrift hebben ingediend.
Subsidiair menen klagers dat zij zich op de voet van artikel 552a Sv kunnen beklagen.
In het kader van het hen toekomende klachtrecht menen zij verder dat zij op grond van artikel 23 lid 5 Sv de beschikking dienen te krijgen over alle op de zaak betrekking hebbende stukken. De rechtbank dient daarom de behandeling van de klaagschriften aan te houden, alle op de zaak betrekking hebbende stukken beschikbaar te stellen, om vervolgens de klagers in de gelegenheid te stellen naar aanleiding van die stukken een gemotiveerd standpunt in te nemen over het filterproces.
Het meer subsidiaire standpunt van de klagers is dat het aannemelijk is dat zich onder de vrijgegeven data nog steeds materiaal bevindt dat onder het verschoningsrecht van de klagers valt, zodat een nadere filtering dient te worden uitgevoerd.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich kort en zakelijk weergegeven op het standpunt dat de klagers zich niet op grond van artikel 98 Sv kunnen beklagen, omdat er geen sprake is van een beslissing waarin de rechter-commissaris inbeslagneming van geprivilegieerde gegevens toestaat. Wel kunnen zij zich op grond van artikel 552a Sv beklagen, nu duidelijk is geworden dat de klagers via de beslagenen hebben vernomen dat mogelijk nog van de klagers afkomstige geprivilegieerde gegevens aanwezig zijn in de al gefilterde data. Om die reden dient het klaagschrift gegrond te worden verklaard en dient opnieuw te worden gefilterd.

Beoordeling

Artikel 98 Sv
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. ECLI:NL:HR:2015:3076) volgt dat wanneer een beslagene, niet zijnde de verschoningsgerechtigde, aanvoert dat een geheimhouder de bevoegdheid tot verschoning kan uitoefenen ten aanzien van onder hem in beslag genomen bescheiden, brieven of andere stukken, stukken of gegevens die door hem zijn uitgeleverd ter inbeslagneming dan wel gegevens die op de voet van artikel 125i Sv zijn vastgelegd, de rechter-commissaris bevoegd is ter zake te beslissen. Beslist hij dat de inbeslagneming is toegestaan, dan dient gehandeld te worden zoals in artikel 98 lid 3 Sv is bepaald. De beschikking van de rechter-commissaris zal aan de betrokken verschoningsgerechtigde moeten worden betekend, onder mededeling dat deze binnen veertien dagen tegen deze beschikking een klaagschrift kan indienen bij een in die mededeling aangeduid gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming van de stukken wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag van de verschoningsgerechtigde is beslist.
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een situatie dat de rechter-commissaris gegevens/bestanden van/aan een verschoningsgerechtigde heeft gezien en heeft beslist dat inbeslagneming van die gegevens is toegestaan. Uit de beschikking van de rechter-commissaris en het proces-verbaal volgt juist dat het doel van het filterproces was álle mogelijk geprivilegieerde gegevens te verwijderen. Een dergelijke beslissing tot vrijgave na verwijdering kan niet worden gelijkgesteld met inbeslagneming als bedoeld in artikel 98 Sv, ook al is in de aanhef van de beschikking in kwestie wel verwezen naar dat wetsartikel.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetsuitleg in zo’n geval niet met zich dat gehandeld dient te worden zoals in artikel 98 lid 3 Sv is bepaald. Ook had de rechter-commissaris de verschoningsgerechtigden in dit geval niet in staat hoeven stellen zich uit te laten over hun verschoningsrecht met betrekking tot de stukken en gegevens, omdat het doel van het filterproces juist was álle informatie van verschoningsgerechtigden te verwijderen, ongeacht of het al dan niet gaat om geprivilegieerde stukken en gegevens. Niet valt in te zien waarom de verschoningsgerechtigde in dat geval zou moeten worden gehoord.
Dat brengt met zich dat de rechter-commissaris zijn beslissing over het gebruik van de veilig gestelde data naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte heeft gegeven in de vorm van een beschikking op grond van artikel 98 Sv. Voor zover het klaagschrift op grond van artikel 98 lid 4 Sv is ingediend, is het daarom niet-ontvankelijk.
Artikel 552a Sv
De klagers beklagen zich daarnaast op grond van artikel 552a Sv over de kennisneming of het gebruik van de tijdens de doorzoeking in beslag genomen gegevens, omdat – kort gezegd – het verschoningsrecht onvoldoende zou zijn gewaarborgd.
Het wettelijk stelsel voorziet in de mogelijkheid van belanghebbenden om op grond van artikel 552a Sv beklag te doen tegen de kennisneming en het gebruik van in beslag genomen gegevens dan wel een verzoek te doen tot vernietiging daarvan. Onder die belanghebbenden kunnen ook verschoningsgerechtigden worden begrepen (ECLI:NL:HR:2024:375 r.o. 6.3.5). Omdat aannemelijk is geworden dat de klagers een of meerdere beslagene(n) hebben bijgestaan als verschoningsgerechtigde adviseurs zijn zij daarom ontvankelijk voor zover het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv is ingediend. Het is in dit geval aan de rechtbank om te beoordelen of bij de filtering het verschoningsrecht voldoende is gewaarborgd.
Het verschoningsrecht is een fundamenteel rechtsbeginsel in het Nederlandse rechtssysteem. De belangen die met het verschoningsrecht zijn gemoeid, maken het noodzakelijk dat politie en justitie doen wat nodig is om inbreuken van het verschoningsrecht
zo veel mogelijkte voorkomen, zodra het redelijk vermoeden bestaat dat het (deels) geprivilegieerde gegevens betreft (ECLI:NL:HR:2024:375, r.o. 7.1.2). Voor zover in een strafprocedure zal blijken dat er desondanks gebruik is gemaakt van geprivilegieerde gegevens voor het onderzoek of het vormen van het procesdossier, zijn de rechtmatigheid én de eventuele gevolgen daarvan, een discussie die in het kader van de inhoudelijke procedure dient te worden gevoerd.
De raadslieden van de beslagenen hebben tijdens de behandeling in raadkamer naar voren gebracht dat zij tijdens hun inzage op 30 maart 2023 op basis van een zoekslag met de bij de rechter-commissaris bekende zoektermen geprivilegieerde gegevens hebben aangetroffen van verschoningsgerechtigden, van wie de namen en overige relevante informatie aan de rechter-commissaris waren doorgegeven. Deze gegevens betreffen stukken van één van de klagers. Of die stukken vervolgens zijn uitgefilterd is de raadslieden niet bekend, omdat zij na de laatste filtering niet opnieuw een steekproef hebben mogen doen.
Uit het proces-verbaal blijkt dat de geheimhoudersfunctionaris tijdens het zoeken aan de hand van een lijst met zoektermen inhoudende bedrijfsnamen en achternamen van de verschoningsgerechtigden – welke lijst door de raadslieden van de beslagenen is aangeleverd – steekproefsgewijs heeft beoordeeld of het geprivilegieerde gegevens betrof. De rechtbank begrijpt uit dit proces-verbaal dat de geheimhoudersfunctionaris – in weerwil van de opdracht van de rechter-commissaris die luidde dat alle door zoektermen getroffen documenten (‘hits’) moesten worden verwijderd – alleen de bestanden heeft uitgefilterd die als hit op de (door de raadslieden van de beslagenen) opgegeven zoekterm (een bedrijfsnaam of achternaam van een verschoningsgerechtigde) naar voren kwam én die door de geheimhoudersfunctionaris vervolgens in zijn steekproef zijn geopend én die hij vervolgens als potentieel geprivilegieerde gegevens heeft bestempeld. [2] Dat betekent dat bestanden die wel als hit naar voren kwamen op de door de raadslieden van de beslagenen opgegeven zoekterm met de bedrijfsnaam of achternaam van een verschoningsgerechtigde, maar in de steekproef niet zijn geopend (en beoordeeld), in de dataset zijn achtergebleven.
Dat wordt bevestigd door de omstandigheid dat de raadslieden van de beslagenen in de al gefilterde data diverse adviezen van en correspondentie met advocaten die voorkwamen op de zoektermenlijst als ook ‘legal opinion’ hebben aangetroffen tijdens hun inzage op 30 maart 2023. Uit het proces-verbaal [3] blijkt dat laatstgenoemd document wel als hit naar voren kwam bij een zoekslag op de bedrijfsnaam (die door de raadslieden van de beslagenen was opgegeven), maar niet was geopend in de steekproef van de geheimhoudersfunctionaris en daarom in de dataset was achtergebleven.
Anders dan uit de beschikking van de rechter-commissaris lijkt te volgen [4] , zijn dus niet alle door de zoektermen geselecteerde bestanden verwijderd zonder inhoudelijk te controleren of het daadwerkelijk geprivilegieerde gegevens betreft.
De rechtbank heeft oog voor de zeer grote hoeveelheid data die gefilterd diende te worden (met een systeem dat wellicht traag en gebruiksonvriendelijk is) en ziet ook het belang van de voortgang van het opsporingsonderzoek en het daarmee samenhangende recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn. Daartegenover staan echter de belangen die met het verschoningsrecht zijn gemoeid. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het verschoningsrecht in deze procedure onvoldoende is gewaarborgd. Er bestaat een voldoende concrete aanleiding voor het redelijk vermoeden dat zich mogelijk geprivilegieerde gegevens in de gefilterde data bevinden. Gelet daarop moet een nadere filtering onder leiding van de rechter-commissaris plaatsvinden. De rechtbank stelt de data om die reden in handen van de rechter-commissaris voor een onder zijn leiding uit te voeren nadere filtering.
Gelet op hetgeen tijdens de behandeling in raadkamer naar voren is gekomen, geeft de rechtbank daarbij de rechter-commissaris in overweging om – na het eventueel houden van een regiebijeenkomst – te (laten) filteren op de eerder door de raadslieden van de beslagenen en tijdens de behandeling in raadkamer door de officier van justitie voorgestelde wijze. Die komt erop neer de data eerst te filteren op basis van zoektermen van het Openbaar Ministerie (verband houdend met het strafrechtelijk onderzoek) en die gefilterde data vervolgens opnieuw te filteren met door de raadslieden van de beslagenen opgegeven zoektermen (verband houdend met mogelijk geprivilegieerde gegevens).
Anders dan de procedure op grond van artikel 98 Sv, is in de huidige wetgeving bij een beklag tegen de kennisneming en het gebruik van in beslag genomen gegevens (als bedoeld in artikel 552a Sv) – met uitzondering van de zittingsrechter die achteraf toetst – geen rechtsbescherming voor een belanghebbende die zich op het standpunt stelt dat het filterproces niet deugdelijk is verlopen. In tegenstelling tot een beslissing op grond van artikel 98 Sv is er namelijk geen wettelijke grondslag die de opsporing ervan weerhoudt kennis te nemen van de door de rechter-commissaris vrijgegeven data, terwijl artikel 98 lid 8 Sv bepaalt dat de opsporing alleen na het onherroepelijk worden van de beslissing van de rechter-commissaris kennis mag nemen van in beslag genomen data.
In onderhavig geval leidt dat niet tot een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, nu de officier van justitie heeft medegedeeld dat de opsporing geen kennis heeft genomen van de data en ook niet zal nemen in afwachting van de uitkomst van deze procedure en er geen reden is om daaraan te twijfelen. Ten aanzien van toekomstige gevallen waarin dit mogelijk anders kan zijn, is het wenselijk dat de rechter-commissaris, ter voorkoming van een situatie waarin de opsporing al kennis neemt van data waarvan achteraf blijkt dat die ten onrechte is achtergebleven in de vrijgegeven set, in zijn beslissing bepaalt per wanneer het de officier van justitie wordt toegestaan kennis te nemen van de na filtering overgebleven gegevens.
Verzoek stukken en aanhouding behandeling
Nu een nadere filtering wordt gelast, hebben klagers geen belang meer bij inzage in de stukken en aanhouding van de behandeling van deze zaak. De daartoe strekkende verzoeken worden daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • de klagers
  • het klaagschrift
  • wijst af het meer- of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat beroep in cassatie open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank:
- voor het Openbaar Ministerie binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing
- voor klager(s) binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.

Voetnoten

1.Pagina 14 van het proces-verbaal.
2.Pagina 13 van het proces verbaal.
3.Pagina 14 van het proces-verbaal.
4.Pagina 3 van de beschikking.