ECLI:NL:RBOVE:2024:4450
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van voorschotten op basis van de Wet WIA en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van voorschotten op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten tot terugvordering van een bedrag van € 12.499,10 bruto, omdat de eiser zijn beroep op een dringende reden niet heeft onderbouwd met medische informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die sinds 16 januari 2020 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, te veel voorschotten heeft ontvangen, wat blijkt uit de definitieve vaststelling van zijn uitkering over de periode van 1 maart 2022 tot en met 28 februari 2023.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat de terugvordering tot financiële problemen leidt en dat hij zijn loonsverhoging niet kon aantonen vanwege technische problemen, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de terugvordering niet onevenredig nadelige gevolgen heeft, aangezien de eiser een betalingsregeling van € 300,- per maand heeft afgesproken. De rechtbank concludeert dat het belang van het UWV bij de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen zwaarder weegt dan de belangen van de eiser om van de terugvordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.