ECLI:NL:RBOVE:2024:4390

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
317922 KG RK 24-309
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek in civiele procedure met informatiebeveiligingskwestie

Op 16 augustus 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het wrakingsverzoek van een besloten vennootschap ongegrond verklaard. De verzoekster stelde dat haar belangen geschaad werden omdat het onderzoek naar een klacht over een informatiebeveiligingsrisico nog niet was afgerond. De rechter had echter besloten de behandeling van de zaak voort te zetten, wat volgens de wrakingskamer een procesbeslissing is en geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De verzoekster had de mogelijkheid om haar standpunten naar voren te brengen tijdens de openbare zitting, maar had ervoor gekozen dat niet te doen. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om de behandeling voort te zetten niet getuigde van partijdigheid en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 317922 KG RK 24-309
Beslissing van 16 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats],
vertegenwoordigd door [naam] (directeur),
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting op 16 juli 2024 heeft verzoekster een mondeling verzoek tot wraking van de rechter mr. A.T. de Kwaasteniet gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting (met zaaknummer ZWO 21/1464). Uit het proces-verbaal blijkt verder dat het verzoek tot wraking tevens betrekking heeft op het beroep met zaaknummer ZWO 21/2025.
1.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Hij heeft een schriftelijke reactie gedateerd 18 juli 2024, ingediend.
1.3.
Het wrakingsverzoek van verzoekster is op 8 augustus 2024 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is de vertegenwoordiger van verzoekster, de heer [naam], verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het standpunt van verzoekster

Aan het wrakingsverzoek heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat de rechter
in de procedures met zaaknummers ZWO 21/1464 en ZWO 21/2025, die tussen verzoekster en de staatssecretaris van Financiën- Fiscaliteit en de Belastingdienst aanhangig zijn, niet onpartijdig is. Door verzoekster is bij de rechtbank een klacht ingediend over een informatiebeveiligingsissue. Bij de afdoening van de klacht is aan verzoekster de mogelijkheid geboden om vervolgstappen te ondernemen door de klacht voor te leggen aan de Procureur-Generaal van de Hoge Raad (P-G). Verzoekster heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Het onderzoek van de P-G is nog niet afgerond. Er is dus nog geen definitief uitsluitsel gegeven of de gegevens van verzoekster veilig zijn bij de rechtbank. Zolang dat uitsluitsel er niet is, kan verzoekster geen inhoudelijke uitspraken doen, omdat zij niet weet of haar gegevens bij de rechtbank veilig zijn. Door toch verder te gaan met de behandeling van de zaken stelt de rechtbank haar eigen belang en dat van de staatssecretaris boven het procesbelang van verzoekster. Daarmee schaadt de rechtbank het belang van verzoekster en is zij niet onpartijdig.
Ter zitting heeft [naam] namens verzoekster naar voren gebracht dat hij de oproep voor de zitting van de wrakingskamer van 8 augustus 2024 pas twee dagen voor de zitting heeft gezien. Daardoor heeft hij onvoldoende tijd gekregen om zich op de behandeling van het wrakingsverzoek voor te bereiden. Hij heeft daarnaast niet kunnen verifiëren of het stuk dat hij heeft ontvangen als zijnde de reactie van de rechter door de rechter is opgesteld, omdat het stuk niet is ondertekend. Hij vraagt aan de wrakingskamer om die verklaring naast zich neer te leggen dan wel bewijs over te leggen waaruit blijkt dat het stuk daadwerkelijk door de rechter is opgesteld. Vanwege het voorgaande vraagt [naam] aan de wrakingskamer om het wrakingsverzoek niet inhoudelijk te behandelen, maar een nieuwe zittingsdatum te bepalen.

3.Het standpunt van mr. A.T. de Kwaasteniet

De rechter berust niet in de wraking en vraagt om het verzoek af te wijzen. De beide procedures zijn voor het eerst door de rechter behandeld op de zitting van 28 september 2023. Bij die gelegenheid heeft de rechter beide zaken geschorst, omdat verzoekster van mening was dat sprake was van een datalek bij de rechtbank dat eerst moest worden opgehelderd. Eind 2023 is het door het bestuur van de rechtbank ingestelde onderzoek naar het datalek afgerond en is verzoekster daarover geïnformeerd, waarna de griffier bij brief van 11 december 2023 aan verzoekster heeft laten weten dat de rechter voornemens was de behandeling van de zaken voort te zetten. Verzoekster heeft gereageerd dat zij niet met voortzetting kan instemmen zolang de klachten niet zijn afgehandeld en er geen bericht van de P-G is. Na enige correspondentie heeft de griffier meegedeeld dat de behandeling doorgang zal vinden op 16 juli 2024. De onpartijdigheid van de rechter is volgens hem niet in het geding door de procesbeslissing om de behandeling van de zaken ter zitting door te laten gaan. De rechter is van mening dat er geen reden is om de inhoudelijke behandeling van de zaken, die inmiddels ruim drie jaar oud zijn en waarin de redelijke afdoeningstermijn ruim is overschreden, nog langer uit te stellen. Het interne onderzoek naar het datalek is afgerond en er is geen reden om langer te wachten met de inhoudelijke behandeling.

4.4. De beoordeling

De wrakingskamer heeft ter zitting het door verzoekster gedane verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek afgewezen. Daartoe heeft de wrakingskamer overwogen dat verzoekster voldoende tijd heeft gehad om zich voor te bereiden. Verzoekster heeft immers zelf reeds op 16 juli 2024 het wrakingsverzoek gedaan en had vanaf dat moment rekening kunnen houden met een behandeling van het verzoek. Daarnaast heeft te gelden dat sommige wrakingsverzoeken reeds binnen een half uur nadat zij zijn ingediend, worden behandeld. Verzoekster was er naar eigen zeggen pas twee dagen voor de zitting mee bekend dat het verzoek zou worden behandeld en heeft daarmee naar het oordeel van de wrakingskamer voldoende gelegenheid gehad om zich voor te bereiden. Ten aanzien van het door verzoekster ingenomen standpunt dat zij niet kan verifiëren of de verklaring door de rechter zelf is opgesteld, heeft de wrakingskamer vastgesteld en aan [naam] gezegd dat de verklaring afkomstig is van het mailadres van de rechter en heeft de wrakingskamer geen reden eraan te twijfelen dat het om de verklaring van de rechter zelf gaat. Het standpunt van verzoekster wordt dus gepasseerd.
Ten aanzien van het wrakingsverzoek is de wrakingskamer van oordeel dat de rechter geen blijk heeft gegeven van enige vorm van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer zal het verzoek daarom ongegrond verklaren. Het volgende wordt daartoe overwogen.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat de bij verzoekster bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dat wil zeggen dat bij een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoekster op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók de indruk kan zijn ontstaan dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
Het wrakingsverzoek is gestoeld op de stelling van verzoekster dat de zaken nog niet inhoudelijk kunnen worden behandeld, omdat er nog geen afdoende oordeel over het informatiebeveiligingsissue is gegeven. Door de behandeling toch voort te zetten schaadt de rechter de belangen van verzoekster en is de rechter partijdig. De wrakingskamer stelt voorop dat de beslissing van de rechter om de behandeling voort te zetten een procesbeslissing is. Een rechterlijke procesbeslissing als zodanig is nooit een grond voor wraking. De motivering van een rechterlijke beslissing kan sporadisch wel een grond voor wraking opleveren (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Hieruit volgt dat er ten aanzien van procesbeslissingen beperkte ruimte is voor wraking. In dit geval ziet de wrakingskamer niet dat de procesbeslissing getuigt van partijdigheid. De redenering van verzoekster dat zij wordt geschaad in haar belangen omdat zij niet inhoudelijk kan reageren, volgt de wrakingskamer niet. De behandeling van de beroepen vindt immers in het openbaar plaats en ook de uitspraak is openbaar. Dat maakt dat verzoekster op de zitting ook haar standpunten naar voren kan brengen. Dat zij er kennelijk voor kiest om dat niet te doen, dient voor haar rekening en risico te komen en rechtvaardigt niet de door verzoekster getrokken conclusie dat de rechter partijdig is.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek ongegrond zal worden verklaard.

5.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, H. Stam en A.M.S. Kuipers, in tegenwoordigheid van de griffier A.B. Knook en in het openbaar uitgesproken op
16 augustus 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.