Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
18 november 2021 gemeten concentratie benzeen 1,6 mg/Nm3 is, wordt de emissiegrenswaarde van 1,0 mg/Nm3 (neergelegd in artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit) overschreden. Het college is voornemens het handhavingsverzoek in zoverre toe te wijzen en eiseres een last onder dwangsom op te leggen.
20 december 2022, aan haar opgelegd. Dit betreft gesplitste besluitvorming en dit is in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Deze last had immers onderdeel moeten uitmaken van de beslissing op bezwaar van 18 november 2022. Tegen de opgelegde last staat beroep open en geen bezwaar, omdat de last immers onderdeel is van de beslissing op bezwaar. Het college had het bezwaar van eiseres tegen deze last op grond van artikel 6:15 van de Awb dan ook moeten doorzenden naar de rechtbank. Door dit niet te doen zijn er ten onrechte twee beslissingen op bezwaar genomen.
5 november 2022 (oftewel het moment waarop een dergelijke overschrijding wel een overtreding zou zijn) niet noodzakelijkerwijs dezelfde emissie is als de gemeten emissie op 6 juli 2022.
15 december 2021 (de brief van de staatssecretaris van I&W, Kamerstuk 28089, nummer 212, vergaderjaar 2021-2022) evident was dat de kwaliteitseisen uit de erkende maatregel BRL 9320 niet geschikt waren om te voldoen aan de emissiegrenswaarde voor PAK’s. Vanaf dat moment kon dan ook, voor beantwoording van de vraag of al dan niet wordt voldaan aan de emissiegrenswaarde voor PAK’s, niet meer worden volstaan met het aantonen dat aan de kwaliteitseisen uit het BRL 9320 wordt voldaan. Dit moet op een andere wijze worden vastgesteld, bijvoorbeeld door metingen. Als uit die metingen blijkt dat de emissiegrenswaarde voor PAK’s wordt overschreden (waardoor er sprake is van een overtreding van artikel 5.46, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit) moet het bevoegde gezag beslissen of hij hiertegen handhavend gaat optreden, ondanks dat de asfaltcentrale beschikt over een geldig BRL 9320-certificaat. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Oost Brabant van 21 april 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:1900, waar het college naar heeft verwezen. Zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 13 maart 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:1282, en de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
26 april 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1841.
4 november 2022, Staatscourant 2022, nr. 25973, ingetrokken. Hierbij is geen overgangsrecht vastgesteld.
6 juli 2022 een overtreding van artikel 5.46, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit opleverde. Hiervoor is van belang dat artikel 5.37 van de Activiteitenregeling (de erkende maatregel) ten tijde van het opleggen van de last was ingetrokken en dat deze ten tijde van de meting weliswaar nog gold, maar buiten toepassing moest worden gelaten. De rechtbank verwijst hierbij naar de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waar ook het college naar heeft verwezen. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar stelling dat de overschrijding van de emissiegrenswaarde op 6 juli 2022 geen overtreding opleverde en dat het college daarom niet handhavend heeft kunnen optreden.
Conclusie en gevolgen
20 december 2022 aan eiseres opgelegde last onder dwangsom in stand blijft.