ECLI:NL:RBOVE:2024:4269

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
318345 FT RK 24/497
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in het kader van een ontwerpakkoord voor een besloten vennootschap

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in de zaak van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen verzoekster. De verzoekster had op 23 mei 2024 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd en verzocht om een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden, althans twee maanden. Dit verzoek was ingediend in het kader van een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster, die een hotel drijft, onder grote druk heeft gestaan door de coronamaatregelen, wat heeft geleid tot een aanzienlijke daling van de omzet en een oplopende schuldenlast. De verzoekster heeft een ontwerpakkoord aangeboden aan haar schuldeisers, met uitzondering van de Belastingdienst en het UWV, en heeft aangegeven dat zij aan haar lopende verplichtingen kan voldoen.

De rechtbank heeft de noodzaak van de afkoelingsperiode onderbouwd door te stellen dat het verzoek gegrond is op de tweede afdeling van titel III van de Faillissementswet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn met de afkoelingsperiode, aangezien de Belastingdienst geen bezwaar heeft gemaakt en de verzoekster in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen voor de duur van vier maanden, ingaande op 9 augustus 2024, en heeft bepaald dat de bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen van de verzoekster gedurende deze periode niet kan worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechtbank.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Insolventies – locatie Almelo – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: 318345 FT RK 24/497
uitspraakdatum: 9 augustus 2024
beschikking op het ingekomen verzoek ex artikel 376 Fw, met bijlagen, van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer], gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
advocaat: mr. M. Loef te Deventer,
hierna te noemen: verzoekster en/of [verzoekster].

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 23 mei 2024 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Bij verzoek, binnengekomen ter griffie op 23 juli 2024 heeft [verzoekster] verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden, althans twee maanden.
1.3.
[verzoekster] heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.4 .
[verzoekster] heeft de Belastingdienst, het UWV, [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. per exploot opgeroepen om te verschijnen ter (digitale) zitting van 2 augustus 2024. Bij e-mail van 31 juli 2024 heeft [verzoekster] afschriften van deze exploten toegezonden.
1.5.
Bij e-mail van 31 juli 2024 heeft de Belastingdienst bericht dat zij niet ter zitting zal verschijnen, geen bezwaar heeft tegen het afkondigen van een afkoelingsperiode en zich conformeert naar het oordeel van de rechtbank.
1.6.
Bij e-mail van 1 augustus 2024 heeft mr. S.A.C.A. van Vloten namens [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. bericht dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.
1.7.
Het verzoek is op 2 augustus 2024 in raadkamer, door middel van een videoverbinding, behandeld in aanwezigheid van:
- Mr. M. Loef, de advocaat van [verzoekster].
Het UWV is niet verschenen en heeft evenmin op een andere wijze gereageerd.

2.Het standpunt van [verzoekster]

2.1.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft [verzoekster] het volgende aangevoerd.
[verzoekster] drijft een hotel in [vestigingsplaats]. Bestuurder van [verzoekster] is [bedrijf 3] B.V., waarvan de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] de bestuurders zijn.
2.2.
Tijdens de coronapandemie heeft de bedrijfsvoering van [verzoekster] onder grote druk gestaan. Door de sluitingen van overheidswege is de omzet in die periode aanzienlijk gedaald, terwijl de kosten doorliepen. [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de overheidssteun en de mogelijkheid om de betaling van de belasting uit te stellen. De resultaten zijn desondanks achtergebleven en door de uitstelregeling zijn de schulden sterk opgelopen. Het afgelopen jaar heeft een forse indexering van onder andere de lonen plaatsgevonden, wat het aflossen van de schulden verder bemoeilijkt.
2.3.
In de kern is de onderneming gezond, echter wordt het voortbestaan van [verzoekster] bedreigd door de hoge schuldenlast. Zij kan aan haar lopende verplichtingen voldoen, maar [verzoekster] voorziet dat zij redelijkerwijs niet met betalen van haar schulden kan voortgaan. [verzoekster] ziet zich genoodzaakt haar schulden te herstructureren. [verzoekster] baseert dit standpunt op een door externe deskundigen opgestelde liquiditeitsprognose.
2.4.
[verzoekster] heeft op 18 juli 2024 aan al haar schuldeisers met uitzondering van de Belastingdienst en het UWV een ontwerpakkoord aangeboden. Aan de Belastingdienst en het UWV wordt in de komende twee maanden een kwijtingsverzoek in het kader van een ontwerpakkoord toegezonden.
2.5.
[verzoekster] is verwikkeld in een procedure tegen het IT bedrijf That’s IT. het is aannemelijk dat That’s IT gaat verzoeken om beslag te leggen. Doordat de crediteuren van [verzoekster] zijn geïnformeerd over het aangeboden ontwerpakkoord is er tevens een reële kans dat andere schuldeisers rechtsmaatregelen zullen treffen.
2.6.
Doordat [verzoekster] aan haar lopende verplichtingen voldoet, worden haar schuldeisers door een afkoelingsperiode niet in hun belangen geschaad. Daarnaast is de liquiditeitsprognose positief, en is het percentage van het akkoord gefixeerd. De financiering van het akkoord wordt gewaarborgd door een externe financier. In een faillissementsscenario zullen de concurrente crediteuren geen betaling op hun vorderingen ontvangen.

3.De beoordeling

3.1.
Het onderhavige verzoek is gegrond op de tweede afdeling van titel III van de Faillissementswet (homologatie van een onderhands akkoord). Het verzoek ziet op het afkondigen van een afkoelingsperiode (artikel 376 Fw).
Rechtsmacht en beslotenheid procedure
3.2.
Verzoekster is gevestigd in [vestigingsplaats]. Gezien het bepaalde in
artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter, en meer specifiek de rechtbank Overijssel, rechtsmacht om dit verzoek in behandeling te nemen.
3.5.
Geconstateerd wordt dat [verzoekster] heeft gekozen voor een besloten procedure.
3.6.
De bevoegdheid van de rechtbank en de beslotenheid van de procedure liggen hiermee
vast voor het verdere verloop van de procedure.
Startverklaring en afkoelingsperiode
3.7.
[verzoekster] heeft op 23 mei 2024 een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd ter griffie van de rechtbank. Zij heeft in haar verzoekschrift gesteld dat zij een ontwerpakkoord aan haar schuldeisers met uitzondering van de belastingdienst en het UWV heeft aangeboden. [verzoekster] kan derhalve worden ontvangen in haar verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode.
3.8.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt een verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode toegewezen als summierlijk blijkt dat (a) dit noodzakelijk om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten, en (b) redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar hierbij gediend zijn en de in het artikel genoemde schuldeisers, onder wie de indiener van het faillissementsverzoek, niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
Noodzaak afkoelingsperiode
3.9.
In de omstandigheid dat recent het faillissement van [verzoekster] is aangevraagd dat ternauwernood kon worden afgewend en het feit dat er een procedure tussen [verzoekster] en That’s IT aanhangig is, ziet de rechtbank voldoende grond voor het oordeel dat van de hiervoor onder (a) bedoelde noodzaak summierlijk is gebleken.
Belangen schuldeisers
3.10.
Uit de stellingen van [verzoekster] volgt naar het oordeel van de rechtbank ook (summierlijk) dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van [verzoekster] met een afkoelingsperiode zijn gediend en dat geen van de schuldeisers wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad. De rechtbank overweegt daartoe dat lopende (betalings)verplichtingen blijkens de overgelegde exploitatiebegroting de komende maanden kunnen worden voldaan. Daarnaast heeft de Belastingdienst kenbaar gemaakt dat zij geen bezwaar heeft tegen het afkondigen van een afkoelingsperiode. Zoals het zich verder laat aanzien, kunnen de gezamenlijke schuldeisers, als het tot een akkoord komt, betaling van een deel van hun vordering tegemoet zien, terwijl dit in geval van een faillissement niet het geval zal zijn.
3.11
Gelet op het voorgaande zal het verzoek dan ook worden toegewezen, en wel voor de duur van vier maanden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fw af voor een periode van vier maanden, ingaande 9 augustus 2024, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van
verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, gedurende een periode van vier maanden niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- dat de behandeling van een verzoek tot verlening van surseance van betaling, een eigen aangifte of een jegens de schuldenaar ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.P. van Eerde, voorzitter, mr. C.H. Rombouts en
mr. S. Boot, en is in aanwezigheid van A.B. Knook, griffier, uitgesproken op 9 augustus 2024.