Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
2.De feiten
gevorderd dat [gedaagde] afschriften van haar bankrekening zal overleggen waarmee [gedaagde] betalingen aan derden had gedaan. [eiser] vermoedde namelijk dat [naam 1] het bedrag van € 746.693,- aan [gedaagde] had overgemaakt en dat [gedaagde] daarmee begin 2019
onroerend goed (voor een bedrag van € 238.500,-) en een Porsche (voor een bedrag van
€ 150.000,-) had gekocht. Volgens [eiser] had [gedaagde] onrechtmatig gehandeld door vermogen van [naam 1] aan het verhaal door zijn schuldeisers, waartoe [eiser] zich rekende, te onttrekken. [eiser] vorderde tevens betaling van € 238.500,- en € 150.000,-.