ECLI:NL:RBOVE:2024:3965
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning faillissementsuitkering en geschil over provisievergoeding in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn faillissementsuitkering beoordeeld. Eiser, die als accountmanager werkzaam was bij [bedrijf 1] B.V., heeft op 1 februari 2022 faillissement aangevraagd voor zijn werkgever. Na het faillissement heeft hij een uitkering wegens betalingsonmacht aangevraagd bij het UWV, waarbij hij ook om vergoeding van zijn provisie heeft verzocht. Het UWV heeft de uitkering toegekend, maar de vergoeding van de provisie geweigerd, omdat deze betrekking had op een periode die buiten de maximaal vergoede termijn viel. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 9 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de provisie een onderdeel van het loon is, maar dat alleen de provisie die is opgebouwd in de periode van 2 juni 2023 tot en met 31 augustus 2023 voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de vergoeding van de provisie heeft geweigerd, omdat de opgebouwde provisie voor de relevante periode niet kan worden overgenomen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij recht heeft op de vergoeding van de provisie, en het beroep wordt ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.