ECLI:NL:RBOVE:2024:3929

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
ak_24__2230
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde laattijdige aanvraag Wajong-uitkering door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De aanvraag werd door het UWV afgewezen met het besluit van 13 januari 2023, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij het bestreden besluit van 14 februari 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

Eiseres, geboren in 1970, heeft in het verleden meerdere aanvragen voor uitkeringen ingediend, die steeds zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres aangedragen nieuwe feiten, waaronder een licht verstandelijke beperking en een mogelijke borderline persoonlijkheidsstoornis, onvoldoende zijn om de eerdere afwijzingen te herzien. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen de medische informatie adequaat hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat eiseres op haar 18e verjaardag arbeidsongeschikt was. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aanvraag om een Wajong-uitkering terecht is afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter M. Eikelenboom, in aanwezigheid van griffier A.A.H. Beenen-Oskam, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2230

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van de Griek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV),
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
WV heeft deze aanvraag met het besluit van 13 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1970 en is 18 jaar geworden op [geboortedatum] 1988. Met het besluit van 15 september 1994 is besloten dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder is dan 25%. Met de beslissingen van 3 maart 2014 en
30 oktober 2017 zijn haar aanvragen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen afgewezen.
2.1.
Op 16 juli 2018 heeft eiseres een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Dit is door UWV opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit van 15 september 1994. Met het besluit van
6 september 2018 heeft UWV die aanvraag afgewezen. Volgens de verzekeringsarts waren er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de
18-jarige leeftijd van eiseres. Het bezwaar tegen deze beslissing is ongegrond verklaard en er is geen beroep ingesteld.
2.2.
Op 29 november 2022 heeft eiseres opnieuw een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. UWV heeft vervolgens om (nieuwe) medische informatie verzocht. Eiseres heeft een psychologisch onderzoeksverslag van 1 april 2022 van organisatie Aveleijn overgelegd. Daarin staat onder andere dat bij haar sprake is van een licht verstandelijke beperking. Zij heeft ondersteuning nodig bij de opvoeding van haar kinderen en bij bepaalde aspecten van het dagelijks leven. Zij krijgt die ondersteuning van diverse hulpverleners.

Standpunt partijen

3. Volgens UWV heeft eiseres geen recht op een Wajong-uitkering. De licht verstandelijke beperking die nu bekend is geworden is weliswaar een nieuw medisch feit, maar geeft onvoldoende aanleiding om de eerdere beoordelingen te wijzigen. Hiervoor baseert UWV zich op de rapporten van de verzekeringsartsen.
4. Eiseres voert – samengevat weergegeven – aan dat niet alleen de licht verstandelijke beperking als nieuw medisch feit is aangevoerd, maar ook de (naar waarschijnlijkheid) borderline persoonlijkheidsstoornis. De licht verstandelijke beperking is aangeboren en een borderline persoonlijkheidsstoornis ontstaat door trauma of hechtingsproblematiek in de jeugd. Daarom waren beide aandoeningen aanwezig omstreeks haar 18e levensjaar. Dat dit op latere leeftijd is vastgesteld doet daar volgens eiseres niets aan af.
4.1.
Ook voert eiseres aan dat het haar destijds erg veel moeite heeft gekost om te werken. Het was bijna niet vol te houden voor haar. Zij is uiteindelijk ontslagen wegens langdurige ziekte, waarna zij recht had op een Ziektewetuitkering. Verder voert eiseres aan dat de diagnose licht verstandelijke beperking de eerdere beoordeling anders had kunnen maken. Volgens eiseres dient dit daarom alsnog te worden onderzocht.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat UWV de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.1.
Een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering moet door het bestuursorgaan na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met andere woorden: welke bedoeling heeft de aanvrager met de aanvraag? Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), herziening voor het verleden), dat een zogeheten “Amber”-beoordeling wordt verricht of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). Het onderscheid in wat de aanvrager heeft beoogd, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door verweerder en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter. [1]
5.2.
In dit geval heeft eiseres, zoals zij ter zitting heeft bevestigd, enerzijds beoogd dat UWV terugkomt op de eerdere besluiten tot afwijzing van de AAW/Wajong-uitkering, en anderzijds dat zij voor de toekomst aanspraak maakt op een AAW/Wajong-uitkering.
5.3.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op de datum in het verleden waarop het oorspronkelijke besluit betrekking had, is de aanvrager op grond van artikel 4:6 van de Awb gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen.
5.4.
Voor zover - ook - voor de toekomst wordt verzocht om terug te komen van een eerder besluit, moet de aanvrager feiten of omstandigheden vermelden die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. Met name zijn hierbij feiten en omstandigheden relevant die - ten minste ook - zien op de voor het oorspronkelijke besluit geldende beoordelingsdatum. De aanvraag moet deugdelijk en toereikend worden onderbouwd en, voor zover mogelijk, worden voorzien van relevant bewijs.
6. UWV heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres wel nieuw gebleken feiten heeft aangedragen, maar dat die er zowel voor het verleden als voor de toekomst niet toe leiden dat zij wel recht heeft op een AAW-uitkering.
6.1.
Er is sprake van een (herhaalde) laattijdige Wajong-aanvraag. Omdat eiseres is geboren vóór 1 januari 1980 moet deze aanvraag beoordeeld worden op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), de voorganger van de Wajong. Op grond van de AAW heeft iemand recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als hij of zij arbeidsongeschikt is op de dag waarop hij of zij zeventien jaar wordt, zodra hij of zij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest en als hij of zij na afloop van die periode nog arbeidsongeschikt is. Het gaat er in deze zaak dus om of eiseres op haar zeventiende verjaardag, op haar achttiende verjaardag en in het tussenliggende jaar arbeidsongeschikt was, dus in de periode 1987-1988.
6.2.
De verzekeringsarts heeft in het rapport van 11 januari 2023 vermeld dat uit het
psychologisch onderzoeksverslag van 1 april 2022 blijkt dat er bij eiseres sprake is van een licht verminderd leer- en begripsvermogen. Volgens de verzekeringsarts zal in theorie het verminderde leer- en begripsvermogen ook op de 18e verjaardag aanwezig zijn geweest. In die zin is dat een nieuw medisch feit, maar het beoordelingsmoment (de 18e verjaardag) ligt erg ver in het verleden. Volgens de verzekeringsarts is bij de eerdere beoordelingen nooit eerder melding gemaakt van deze problematiek. Eiseres heeft regulier onderwijs gevolgd en ook bij de huidige aanvraag is aangegeven dat ze in 1990 een LBO-diploma heeft behaald. Ook blijkt uit het dossier dat eiseres een redelijke periode heeft kunnen werken (van 1991 tot en met 1993). Volgens de verzekeringsarts bieden de lagere scores bij het recente intelligentie-onderzoek onvoldoende reden en onvoldoende houvast, om voor de situatie op 18-jarige leeftijd tot een bijstelling van de belastbaarheid te komen.
6.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 13 februari 2024 vermeld dat er geen enkele aanleiding is aan te nemen dat de in april 2022 geconstateerde licht verstandelijke beperking (en mogelijke persoonlijkheidsproblematiek) de beoordeling rondom het 18e levensjaar (in 1988) anders zou maken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is terecht gewezen op het LBO-diploma en de werkzame periode. Uit het psychologisch onderzoeksverslag van 2022 blijkt dat er weliswaar enige aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek, maar dit is op basis van een hetero anamnestische persoonlijkheidsvragenlijst waarbij uitdrukkelijk is gevraagd naar de situatie op dat moment. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het nogal voorbarig om te concluderen dat bij eiseres sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, omdat in het verslag enkel is aangegeven dat nadere specialistische diagnostiek helpend kan zijn om het persoonlijkheidsbeeld te verhelderen. Het psychodiagnostische onderzoek is verricht om beter zicht te krijgen op de capaciteiten van eiseres om te beoordelen welke hulp zij nodig heeft. Daarom bevat dit onderzoeksverslag geen gegevens over het functioneren van eiseres over de Wajong-verzekerde periode. Het enkele feit dat vele jaren later de diagnose licht verstandelijke beperking is vastgesteld en een andere diagnose wordt overwogen, maakt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet dat de eventuele beperkingen in de periode op of rondom het 18e levensjaar van eiseres kunnen worden aangegeven.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen hiermee navolgbaar hebben gemotiveerd dat de door eiseres aangedragen nieuwe feiten geen aanleiding geven om terug te komen op de eerdere beoordelingen. De beroepsgrond dat de borderline persoonlijkheidsstoornis ertoe moet leiden dat er recht op een AAW-uitkering bestaat, slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft terecht gemotiveerd dat het enkele feit dat vele jaren later de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis wordt overwogen, niet maakt dat de eventuele beperkingen in de periode op of rondom het 18e levensjaar van eiseres kunnen worden aangegeven. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen de beschikbare medische informatie die wel voorhanden is inzichtelijk bij de beoordeling hebben betrokken. Dat eiseres geen medische informatie heeft die ziet op haar achttiende verjaardag, dient voor haar risico te blijven omdat het hier gaat om en (herhaalde) laattijdige aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij ontvangt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1