ECLI:NL:RBOVE:2024:3815

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
ak_23_616
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor migrantenhuisvesting nabij glastuinbouwbedrijven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen een omgevingsvergunning die is verleend aan Wonen KKP B.V. voor de bouw van een pand voor het huisvesten van 120 arbeidsmigranten. De vergunning is verleend op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en betreft zowel de bouw van het pand als het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan. Eiser, wiens perceel zich op ongeveer 350 meter van de bouwlocatie bevindt, heeft een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning en stelt dat zijn procesbelang voldoende is. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en dat de vergunning op zorgvuldige wijze is verleend. Eiser heeft geen deskundig tegenadvies overgelegd en de rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank wijst erop dat de afstand tussen de woning van eiser en de locatie van de migrantenhuisvesting te groot is om een beroep te doen op het soortenbeschermingsregime van de Wet Natuurbescherming. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/616

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Kampen, verweerder

(gemachtigde: W.R. Beukhof).
Als
derde-partijneemt aan de procedure deel
Wonen KKP B.V., vertegenwoordigd door
[naam 1] , directeur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser gericht tegen een omgevingsvergunning, verleend voor de bouw van een pand voor het huisvesten van arbeidsmigranten aan de [adres 1] .
1.1.
Met het besluit van 22 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de omgevingsvergunning aan de derde-partij verleend.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van verweerder en de vertegenwoordiger van de derde-partij, bijgestaan door [naam 2] , adviseur.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan de [adres 2] . Zijn perceel ligt aan de hoek van de kruising van de [adres 3] .
2.1.
Op 1 november 2021 heeft de derde-partij een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor realisatie van migrantenhuisvesting op een perceel aan de [adres 1] , kadastrale aanduiding [kadastrale aanduidingen] (het perceel). De aanvraag is ingediend om huisvesting mogelijk te maken voor maximaal 120 arbeidsmigranten die werkzaam zullen zijn in glastuinbouwbedrijven in de nabijgelegen [locatie] voor een periode van maximaal 15 jaar.
2.1.1.
De afstand tussen het perceel en het perceel van eiser is ongeveer 350 meter.
2.2.
Op het perceel zijn van toepassing de bestemmingsplannen ‘Glastuinbouwgebied [locatie] 2014’ en ‘Parkeren (parapluplan)’. Op grond van het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied [locatie] 2014’ (het bestemmingsplan) rust op het perceel de enkelbestemming ‘Bedrijventerrein’ en de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’.
2.3.
Het ontwerpbesluit voor het verlenen van de omgevingsvergunning is ter inzage gelegd op 10 augustus 2022. Eiser heeft een zienswijze ingediend.
2.4.
Verweerder heeft aan de derde-partij de vergunning op 22 december 2022 verleend voor de volgende activiteiten:
het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo;
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo;
het maken, aanleggen of veranderen van een uitweg.
2.5.
Verweerder is om de vergunning te kunnen verlenen afgeweken van de regels van het bestemmingsplan.
2.6.
Eiser heeft beroep ingesteld.
2.7.
Hierna is de procedure vervolgd zoals beschreven onder Inleiding.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
3. De rechtbank beoordeelt eerst of het beroep van eiser ontvankelijk is.
De rechtbank beoordeelt vervolgens of verweerder de omgevingsvergunning voor de realisatie van de migrantenhuisvesting aan de derde-partij heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ontvankelijk is. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
3.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat in deze zaak de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor die datum is ingediend, is de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiser niet ontvankelijk is wegens een gebrek aan procesbelang. Volgens verweerder heeft eiser geen procesbelang omdat hij voornamelijk beroep heeft ingesteld vanwege zijn voorkeur voor de aanleg van een rotonde in plaats van de kruising op de hoek van de [adres 3] , terwijl dat resultaat niet met deze procedure kan worden bereikt.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure.
Eiser heeft tegen de ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning een zienswijze ingediend. Hij heeft ook beroepsgronden ingediend. Eiser heeft in verband hiermee voldoende belang bij een inhoudelijke behandeling van het beroep. Het beroep is daarom ontvankelijk.
De beroepsgronden
Vooraf
6. Eiser voert in beroep aan dat het bestreden besluit om verschillende redenen niet voldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd.
6.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de gronden van het beroep zo goed als volledig overeenkomen met de inhoud van de door eiser ingediende zienswijze.
Verweerder heeft uitgebreid inhoudelijk gereageerd op de zienswijze van eiser en andere belanghebbenden met zijn zienswijzenota van 30 november 2022. Eiser is in zijn beroepschrift niet ingegaan op de reacties van verweerder. Hij heeft in de gronden van het beroep vooral de inhoud van zijn zienswijze herhaald.
6.2.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling is het louter verwijzen naar de zienswijze pas als een bestrijding van de reactie van het bestuursorgaan aan te merken, als het bestuursorgaan in zijn reactie niet op de zienswijze is ingegaan of die reactie slechts een herhaling is van wat in het ontwerpbesluit is opgenomen. Nu dat hier niet het geval is, kunnen de gronden van het beroep in zoverre in beginsel al niet slagen [1] .
De rechtbank zal hierna toch nog oordelen over de gronden die ter zitting zijn besproken.
Is de besluitvorming zorgvuldig geweest?
7. Eiser voert aan dat het bestreden besluit om diverse redenen niet zorgvuldig is genomen.
7.1.
Eiser voert allereerst aan dat er redenen zijn om te betwijfelen of het adviesbureau dat het rapport ‘Ruimtelijke onderbouwing, [adres 3] ’ (het rapport Ruimtelijke onderbouwing) van 3 maart 2022 heeft opgesteld, Pouderoyen Tonnaer B.V. (Pouderoyen Tonnaer), wel bevoegd is om in het kader van planologische besluitvorming te rapporteren en adviseren.
7.2.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.2.1.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bevoegdheid van genoemd bureau om te adviseren op het gebied van ruimtelijke ordening moet worden betwijfeld. Eiser heeft zijn bij die bevoegdheid geplaatste vraagtekens op geen enkele wijze onderbouwd.
7.2.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.3.
Eiser voert aan dat het rapport Ruimtelijke onderbouwing ten aanzien van de verkeerssituatie niet zorgvuldig is opgemaakt en niet kan worden gebruikt ter onderbouwing van het bestreden besluit. Pouderoyen Tonnaer heeft bij zijn onderzoek onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van de komst van de migrantenhuisvesting voor de verkeersveiligheid rond het kruispunt [adres 3] , mede in het licht van mogelijk toekomstige toename van het aantal verkeersbewegingen door uitbreidingen van agrarische en/of industriële activiteiten in de omgeving. Volgens eiser is het veel veiliger om op die kruising een rotonde aan te leggen.
7.3.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en dat hij zich wat betreft de gevolgen van de migrantenhuisvesting voor de verkeerssituatie ter hoogte van het kruispunt [adres 3] mag baseren op het rapport Ruimtelijke onderbouwing van Pouderoyen Tonnaer.
7.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.4.1.
Het bestuursorgaan vergaart bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Een besluit dient verder op een deugdelijke motivering te berusten. Dit volgt uit de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Dit staat in artikel 3:49 van de Awb.
7.4.2.
Eiser heeft niet een deskundig tegenadvies overgelegd. Eiser heeft zijn stelling dat de komst van de migrantenhuisvesting zal leiden tot een grote toename van het aantal verkeersbewegingen en ernstige verslechtering van de verkeerssituatie ter hoogte van de [adres 1] en het kruispunt [adres 3] , ook niet op andere wijze onderbouwd. Hetzelfde geldt voor zijn stelling dat de bevindingen in het rapport Ruimtelijke onderbouwing niet zouden kloppen.
7.4.3.
In het rapport van Pouderoyen Tonnaer staat (onder 4.10.2, ‘Verkeerssituatie met arbeidsmigranten’) onder meer dat voor het dagelijks vervoer van de arbeidsmigranten van en naar de glastuinbouwbedrijven in de [locatie] een fietsplan is uitgewerkt. De dagelijkse verkeersbewegingen zullen grotendeels plaatsvinden met de fiets of anders met collectief vervoer. De capaciteit van de [adres 1] is daarvoor ruimschoots voldoende.
Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep de verkeerssituatie ter hoogte van de kruising nogmaals laten beoordelen door een mobiliteitsdeskundige van de gemeente.
De reactie van deze deskundige is gevoegd als bijlage bij het verweerschrift. De mobiliteitsdeskundige bevestigt in zijn reactie de bevindingen en conclusies van het rapport Ruimtelijke onderbouwing. Volgens deze deskundige is de capaciteit van de kruising in de huidige vorm, ook met het oog op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, voldoende. Hij wijst op het feit dat de arbeidsmigranten voor het werkverkeer van en naar de [locatie] geen gebruik zullen maken van de kruising en dat de verwachting is dat zij veelal te voet of met de fiets naar de winkel zullen gaan via het ‘ [adres 4] ’. Er is geen aanleiding om de verkeerssituatie bij de kruising te herzien.
7.4.4.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder het rapport Ruimtelijke onderbouwing aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen en dat dat besluit zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd.
7.4.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.5.
Eiser voert aan dat verweerder de gevolgen van de bouw van migrantenhuisvesting voor de reeëntrek in de [locatie] niet voldoende heeft onderzocht. Ook met het ‘Verkennend flora en faunaonderzoek project 28A’ van september 2021 zijn die gevolgen niet voldoende in kaart gebracht. Volgens eiser bevinden zich reeën in het gebied en ziet hij ook met enige regelmaat reeën op zijn nabijgelegen weilanden.
7.5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze beroepsgrond niet kan slagen omdat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin een rechtszoekende dreigt te worden geschaad. Dit volgt uit artikel 8:69a van de Awb.
7.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.6.1.
Eiser doet, waar het gaat om reeën en een reeëntrek, een beroep op het soortenbeschermingsregime van de Wet Natuurbescherming (Wnb).
7.6.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kunnen natuurlijke personen alleen een beroep doen op dit soortenbeschermings-regime als hun belang bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe woon- en leefomgeving zódanig is verweven is met het algemeen belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat dat regime ook strekt tot bescherming van hun belangen. De Afdeling heeft eerder aangegeven dat bij een afstand van meer dan 100 meter tussen de woning van een eiser en het projectgebied van een dusdanige verwevenheid geen sprake is [2] . In deze zaak is de afstand tussen de woning van eiser en de locatie van de migrantenhuisvesting ongeveer 300 tot 350 meter. De rechtbank is daarom van oordeel dat het soortenbeschermingsregime van de Wnb niet mede strekt tot bescherming van de belangen van eiser en de beroepsgrond daarom niet kan slagen.
7.6.3.
Verweerder heeft bovendien voorafgaand aan het bestreden besluit een flora – en faunaonderzoek laten verrichten door bureau JK Consultancy. Uit de rapportage ‘Verkennend Flora- en faunaonderzoek ten aanzien van project [adres 5] ’ van september 2021 (als bijlage 2 gevoegd bij het rapport Ruimtelijke onderbouwing) blijkt dat in het betreffende plangebied geen beschermde zoogdieren of sporen daarvan werden aangetroffen. Volgens dit rapport is de vegetatie op de erfscheidingen en het plangebied niet bijzonder geschikt voor zoogdieren. De adviseurs concluderen onder 4. ‘Advies en conclusies’ dat gesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve invloed zal hebben op beschermde soorten en beschermde natuurgebieden.
7.6.4.
Eiser heeft geen deskundig tegenadvies ingebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat genoemde rapportage niet deugdelijk is.
De enkele stelling van eiser dat hij met enige regelmaat reeën op een van zijn weilanden in de nabije omgeving ziet, doet aan de inhoud van het voorgaande niet af.
7.6.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.7.
Eiser voert nog aan dat hij betwijfelt of alle migranten die de nieuwe migrantenhuisvesting zullen gaan betrekken, wel in de [locatie] gaan werken.
7.7.1.
Volgens verweerder is voldoende duidelijk dat de migrantenhuisvesting is bedoeld voor arbeiders die in de [locatie] zullen gaan werken. Zo is het ook vastgelegd bij het verlenen van de vergunning.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
Verweerder heeft aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden. De voorschriften maken onderdeel uit van de vergunning.
In deze voorschriften in onder 7. (‘Strijdig gebruik’), sub 2 ‘Naleving convenant’ onder 1 als voorschrift opgenomen:
‘De huisvesting mag uitsluitend gebruikt worden door arbeidsmigranten die werkzaam zijn in de [locatie] ’. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er gegronde redenen bestaan om te betwijfelen dat de derde-partij de voorschriften zal naleven.
8.2.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Mr. A. Oosterveld is buiten staat om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1795.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:414, r.o. 6.3 en 6.4.