ECLI:NL:RBOVE:2024:3781

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
08/301715-23 en 18/108317-23 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelierszaak met geweld tegen slachtoffers

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een juwelierszaak in [plaats] op 14 november 2023. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van de overval, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en moet schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de overval heeft gepleegd, waarbij sieraden zijn weggenomen en geweld is gebruikt om de slachtoffers te intimideren. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de impact van de overval op de slachtoffers en de ernst van het gepleegde feit zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/301715-23 en 18/108317-23 (TUL) (P)
Datum vonnis: 16 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 februari 2024, 7 mei 2024 en 2 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B. Hartman, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) door mevrouw [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 7 mei 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd bij [bedrijf] in [plaats].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 november 2023 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere sieraden en/of juwelen, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht doormiddel van braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijkte maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- met mondkapjes, althans deels gelaatsbedekkende kleding, op het hoofd en/of met capuchons op het hoofd/hoodies aan naar het [bedrijf] te gaan en/of met een hamer/moker een raam/vitrine van voornoemd [bedrijf] stuk te slaan en/of- die [slachtoffer 1] te duwen op/tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of- door een hamer/moker naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gooien.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op 14 november 2023 vindt om ongeveer 14:30 uur een gewapende overval plaats op het [bedrijf] aan de [adres 1] in [plaats]. Twee mannen in het zwart gekleed en met bedekte gezichten komen aanrijden op een scooter. De bijrijder slaat met een moker de ruit en het glas van een vitrinekast in en neemt sieraden weg om ze vervolgens in een tas te stoppen die de bestuurder voor hem open houdt. De eigenaresse van het [bedrijf], [slachtoffer 1], probeert de mannen tegen te houden, wordt geduwd en valt op de grond, waarna de scooter wegrijdt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat verdachte die middag van 14 november 2023 rond park [locatie 2] in [plaats] aanwezig was, omdat hij als opkoper interesse had in een partij sieraden. Hij trof de aanbieder van de sieraden bij het park en werd geïnstrueerd om plaats te nemen in het voertuig. Hij was verder niet bij de overval betrokken.
Daarnaast is aangevoerd dat, nu de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht jegens medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de verklaringen van beide medeverdachten niet gebruikt kunnen worden als bewijs. De verdediging stelt in dit verband dat deze verklaringen als ‘sole and decisive’ voor het bewijs moeten worden beschouwd en het gebruik van ‘ongetoetste’ verklaringen strijdig is met artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM). De omstandigheden die overblijven zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte medepleger is geweest bij de hem verweten diefstal met geweld, zodat vrijspraak zal dienen te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het gebruik van geweld, nu verdachte geen geweld heeft gebruikt en bij hem ook geen opzet was op het geweld. Het geweld dat door medeverdachte [medeverdachte 1] is toegepast was niet voorzienbaar en dient dan ook niet voor zijn rekening te komen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Hierna stelt de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot haar oordeel en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Leeswijzer
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte hierna telkens worden aangeduid met verdachte of [verdachte]. De medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3],
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zullen worden aangeduid met hun achternamen.
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] heeft verklaard in haar aangifte dat zij op 14 november 2023 aan het werk is in het [bedrijf] te [plaats]. Omstreeks 14:30 uur hoort zij glasgerinkel en ziet zij op de camerabeelden personen in donkere kleding en een blauw object. Zij gaat naar beneden en ziet een persoon voor de doorgeslagen ruit van de winkel staan die sieraden uit de vitrinekast pakt en ze in een blauwe tas stopt. Op dat moment wordt er iets vanaf buiten naar binnen gegooid. Deze persoon rent weg. [slachtoffer 1] loopt naar buiten en slaat meerdere keren met een gele kruk tegen de rug van de bestuurder van de scooter. De persoon die achter op de scooter zat, komt terug gerend en geeft haar een duw, waardoor ze op de grond valt. Daarna voelt ze pijn. [2] De huisarts heeft twee hematomen geconstateerd. [3]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op de camerabeelden van het [bedrijf] ziet dat er een scooter nadert met twee personen erop. Een van de personen stapt af en slaat tegen het raam waardoor het kapot gaat. Hij loopt samen met [slachtoffer 1] naar beneden. Als hij beneden is gooit een van de personen een sloophamer naar hem toe. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er een hoeveelheid sieraden is weggenomen uit de vitrinekast. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij ziet dat een vrouw uit het [bedrijf] komt en met een gele kruk de persoon op de scooter slaat. Zij ziet dat de persoon met de vrouw in een worsteling belandt, waardoor de vrouw ten val komt. [5]
Op de camerabeelden van het [bedrijf] van 14 november 2023 is te zien dat twee personen op een scooter komen aanrijden, dat de bijrijder met een voorwerp de ruit kapot slaat en doosjes uit de vitrine pakt. De bestuurder van de scooter pakt een blauwe tas die tussen zijn voeten op de treeplank van de scooter lag, vouwt deze open en reikt de tas richting de bijrijder. De bijrijder stopt de doosjes in die blauwe tas. Vervolgens is te zien dat [slachtoffer 1] naar buiten komt en de bestuurder van de scooter slaat met een kruk en dat zij daarna op de grond valt. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij in park [locatie 2] te [plaats] ziet dat twee personen op een scooter komen aanrijden en de scooter op het gras in het park gooien. Vervolgens komt een derde man aanrennen die een vloeistof uit een witte fles over de scooter gooit. [7]
Op camerabeelden van de [adres 2] te [plaats] is te zien dat op 14 november 2023 om 14:21 uur een blauwe Citroën met kenteken [kenteken] langsrijdt, waarna een donker manspersoon gekleed in een donkerkleurige bodywarmer contact heeft met de bestuurder van de Citroën. Om 14.33 uur komt een rode Seat Ateca voorbij gereden, het voertuig keert en gaat op aanwijzing van de manspersoon stilstaan. Om 14.34 uur komen twee donker geklede personen uit de richting van het park aangerend. Zij gooien een blauwe tas in de Seat en rennen weg. Vervolgens komt de donkere manspersoon met de bodywarmer aanrennen vanuit de richting van het park met in zijn hand een lichte fles en hij stapt in de Seat, waarna de Seat versneld wegrijdt. [8]
Om 14:46 uur wordt op de N50 richting Kampen een blauwe Citroën met kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht, waarin zich vier personen bevinden: [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 1], die als verdachten worden aangehouden. Op de achterbank zitten [verdachte] en [medeverdachte 1], respectievelijk achter de bijrijder en achter de chauffeur. [9]
In de Citroën wordt een iPhone 14 aangetroffen waarop na onderzoek een Snapchat chatgesprek in het Papiaments is aangetroffen tussen de gebruiker van de Iphone ‘[alias 1]’ ([medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de gebruikersnaam ‘[alias 1]’ heeft gebruikt) en gebruiker ‘[alias 2]’ ([medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de naam ‘[alias 2]’ gebruikt). [10] Het gesprek is vertaald. In het chatgesprek zegt [alias 1] dat er twee auto’s nodig zijn en [alias 2] zegt dat er een tas en een moker nodig zijn. [alias 2] zegt dat een moker goed is, want dan is het een klap en dan gaan. [alias 1] vraagt of er een vluchtscooter is. [alias 1] zegt dat [alias 3] de weg weet en dat ‘[alias 4]’ dat ding vandaag gaat halen. Hij benoemt verder een blauwe en een rode auto. [11]
Op 14 november 2023 maakt [alias 1] ([medeverdachte 2]) een groepschat aan en hij voegt [alias 2] ([medeverdachte 1]) en [alias 3] ([verdachte]) toe aan deze groep. [12] Op 14 november stuurt [alias 3] een bericht in de groepschat met [alias 1] en [alias 2]:
“Iedereen wakker?”en [alias 1] antwoordt:
“maak ready b” [13]
[medeverdachte 3] (‘[alias 4]’) heeft op 14 november 2023 om 13.05 uur bij de Gamma in [plaats] de moker gekocht die is aangetroffen in het [bedrijf]. [14]
Op camerabeelden van het [bedrijf] wordt gezien dat op 1 november 2023 om 16.31 uur de rode Seat Ateca langs het [bedrijf] rijdt en stilstaat voor het [bedrijf]. De bijrijder stapt uit en gaat bij de deur van het [bedrijf] kijken. Verbalisant [verbalisant] herkent deze persoon als [verdachte]. [15] Om 17:00 uur komt de rode Seat weer langs het [bedrijf] rijden, waarna de auto wordt geparkeerd en de bijrijder en de bestuurder uitstappen. Op
13 november 2023 om 22.05 uur ontvangt [medeverdachte 1] op zijn telefoon een foto van de vitrine van het [bedrijf]. [16]
Er is forensisch onderzoek gedaan bij het [bedrijf] [17] , op de aangetroffen scooter in park [locatie 2] en ook aan de schoenen van [verdachte] en [medeverdachte 1]. Daarbij zijn glassporen veiliggesteld. [18] Uit het glasonderzoek van het NFI blijkt dat het scenario dat de glasdeeltjes die zijn aangetroffen op/uit de schoenen van [verdachte] en [medeverdachte 1] afkomstig zijn van de gebroken ruit van het [bedrijf]
extreem veelwaarschijnlijker is dan dat ze van een willekeurige andere ruit afkomstig zijn. Het scenario dat de glasdeeltjes op de treeplank van de scooter afkomstig zijn van het [bedrijf] is
veelwaarschijnlijker dan dat ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit. [19]
Verklaringen verdachten
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij de overval degene was die met een moker het glas en vitrine van het [bedrijf] kapot heeft geslagen. Hij heeft van alles gepakt en in een blauwe tas gestopt. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat degene die de scooter heeft bestuurd [alias 5] is, en dat die op Snapchat de gebruikersnaam ‘[alias 3]’ heeft. [alias 5] is naar de blauwe auto gerend waarin ze later zijn aangehouden en [alias 5] zat achter de passagier en [medeverdachte 1] zat achter de chauffeur. [20]
[medeverdachte 2] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 7 maart 2024 verklaard dat hij dit samen met anderen heeft gedaan, maar dat hij niet degene was die alles heeft georganiseerd. Hij was aanwezig bij de voorverkenning op 1 november 2023. Hij heeft gesprekken gehad op Snapchat en hij is degene geweest die de vloeistof over de scooter heeft gegooid. [21]
[verdachte] heeft bij de politie gezwegen en heeft op 27 juni 2024 een verklaring gestuurd waarin staat dat hij naar [plaats] is gekomen om sieraden te bekijken die hij wilde kopen. Hij is in een auto gestapt met drie anderen om in Kampen de sieraden te gaan bekijken en is vervolgens op de N50 aangehouden. [22]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 14 november 2023 samen met [medeverdachte 2] en haar kinderen in de rode Seat Ateca naar [plaats] is gereden. Zij heeft die dag ook bij de Gamma een hamer gekocht, omdat [medeverdachte 2] tegen haar had gezegd dat zij die nodig hadden. [medeverdachte 3] bestuurde de auto. Zij hebben in [plaats] even stil gestaan en toen is [medeverdachte 2] uit de auto gegaan en is even weggeweest. Zij heeft verklaard dat er jongens aan kwamen rennen en dat die jongens wat in de auto gooiden. Het was een blauwe plastic tas. [medeverdachte 2] stapte weer in de auto en zij is weggereden. [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat zij een van de jongens herkende, hij heet [alias 2]. [23]
Schending 6 EVRM
De verdediging heeft verzocht om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen te horen en dit verzoek is door de rechtbank toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat zij ter terechtzitting van 2 juli 2024 als getuigen zullen worden gehoord. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ter terechtzitting van 2 juli te kennen gegeven een beroep te zullen doen op het verschoningsrecht, waarna de verdediging heeft afgezien van het ondervragen van hen beiden. De verdediging heeft uitdrukkelijk geen afstand gedaan van het ondervragingsrecht. De raadsman heeft bij pleidooi vervolgens aangevoerd dat het gebruik van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die zij bij de politie hebben afgelegd een schending van artikel 6 EVRM oplevert nu hij niet in staat is geweest om hen hierover te ondervragen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het feit dat de verdediging niet behoorlijk en effectief in staat is geweest [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen te ondervragen een ontoelaatbare beperking van de verdedigingsrechten oplevert, ten gevolge waarvan geen sprake zou zijn van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM wanneer de rechtbank deze verklaringen wel voor het bewijs zou gebruiken.
Vast staat dat de verdediging niet behoorlijk en effectief in staat geweest de medeverdachten als getuigen te ondervragen nu [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen.
In gevallen als deze, waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, moeten er volgens de rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens drie stappen worden doorlopen bij de beoordeling of het proces als geheel desondanks eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als ‘sole or decisive’ bewijs dienen te worden beschouwd. Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet – zo luidt de vaste rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt – betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
[medeverdachte 1] heeft over verdachte een belastende verklaring afgelegd en deze wordt voor het bewijs gebruikt. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat degene die op 14 november 2023 de scooter heeft bestuurd [alias 5] is, en dat die op Snapchat de gebruikersnaam ‘[alias 3]’ heeft. [alias 5] is naar de blauwe auto gerend waarin ze later zijn aangehouden en [alias 5] zat achter de passagier. Verdachte is die dag aangetroffen in de blauwe Citroën met kenteken [kenteken], waarin ook [medeverdachte 1] zat, en hij zat achter de passagier. Het is onder meer op basis van deze verklaring dat de rechtbank tot het bewijs komt dat verdachte degene is die op 14 november 2023 de scooter heeft bestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet als ‘sole or decisive’ dient worden te beschouwd. Met verwijzing naar feiten en omstandigheden zoals hierboven vermeld, herhaalt de rechtbank hier dat de verklaring van [medeverdachte 1] steun vindt in de volgende bewijsmiddelen:
  • verdachte is herkend als de persoon die op 1 november 2023 bij het [bedrijf] is geweest en daar heeft rondgekeken;
  • onder de schoenzolen van verdachte zijn glasdeeltjes aangetroffen waarover het NFI concludeert dat het scenario dat de glasdeeltjes die zijn aangetroffen op/uit de schoenen van [verdachte] afkomstig zijn van de gebroken ruit van het [bedrijf]
  • verdachte is aangetroffen in een van de vluchtauto’s op de dag van de overval, de blauwe Citroen met kenteken [kenteken], op de plek waarvan [medeverdachte 1] heeft verklaard dat daar de bestuurder van de scooter zat;
Gelet op al deze ondersteunende bewijsmiddelen mag de verklaring van [medeverdachte 1] voor het bewijs worden gebruikt, ondanks de vaststelling dat de verdediging het ondervragingsrecht effectief gezien niet heeft kunnen uitoefenen. Van een ontoelaatbare beperking van de verdedigingsrechten en een schending van het recht op een eerlijk proces is geen sprake.
[medeverdachte 2] heeft over verdachte geen belastende verklaring afgelegd. Het gebruik van zijn verklaring voor het vaststellen van de feiten en omstandigheden zoals hierboven vermeld, levert dan ook geen ontoelaatbare beperking op van de verdedigingsrechten en een schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman
De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overval op het [bedrijf] heeft gepleegd en dat daarbij geweld is gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat hij op 14 november 2023 naar [plaats] is gekomen om sieraden te bekijken die hij wilde kopen en dat hij om die reden in een auto is gestapt om in Kampen sieraden te gaan bekijken, ongeloofwaardig is en zal deze om die reden ter zijde schuiven.
Medeplegen
De raadsman heeft ten aanzien van het medeplegen vervolgens aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het geweld en dat dit voor hem niet voorzienbaar was.
Het is vaste rechtspraak dat het niet is vereist dat een medepleger van het gronddelict op de hoogte is van de precieze gedragingen van zijn mededader. Wel is noodzakelijk dat die gedragingen van de mededader als zeer waarschijnlijke mogelijkheid in het gezamenlijke plan besloten lagen. [24]
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had op het gebruik van enig geweld door medeverdachte(n) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]. Voorts moet dan de vraag worden beantwoord of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Verdachte bestuurde ten tijde van de overval de scooter, terwijl [medeverdachte 1] met een hamer/moker de vitrine van het [bedrijf] insloeg en de sieraden die in de vitrine lagen pakte. [medeverdachte 1] deed de sieraden vervolgens in een blauwe plastic tas die door verdachte werd opengehouden. De overval vond plaats rond 14.30 uur. De kans dat het [bedrijf] op dat moment geopend zou zijn en er mensen aanwezig zouden zijn in het pand en daarmee de kans dat er een confrontatie zou kunnen plaatsvinden lag voor de hand en is ook naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. De kans dat de confrontatie, waarbij bovendien een medeverdachte een hamer/moker voorhanden had, zou uitmonden in het gebruik van enig geweld is naar algemene ervaringsregels ook aanmerkelijk.
De confrontatie met enig geweld heeft zich ook daadwerkelijk voorgedaan. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer 1] een duw gegeven waardoor zij ten val kwam. [slachtoffer 1] heeft hierdoor pijn en letsel bekomen. [medeverdachte 1] heeft ook een hamer/moker in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hamer/moker bij [medeverdachte 1] ten tijde van de overval. De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden af dat verdachte zich niet alleen bewust was van de aanmerkelijke kans op een confrontatie, waarbij geweld zou kunnen worden toegepast, maar dat hij die kans ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties, waaruit blijkt dat verdachte die aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard, is niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op het gebruik van enig geweld om de diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan de andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Resumerend acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en alles wat hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 november 2023 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, sieraden toebehorend aan [bedrijf] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak,welke diefstal werd vergezeld en gevolgd door geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- met gelaatsbedekkende kleding op het hoofd en met capuchons op het hoofd/hoodies aan naar het [bedrijf] te gaan en met een hamer/moker een raam/vitrine van voornoemd [bedrijf] stuk te slaan en- die [slachtoffer 1] te duwen tegen het lichaam waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en- door een hamer/moker in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 36 maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd: een contactverbod met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de [adres 1].
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet meer beslaat dan 12 maanden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op het [bedrijf] in [plaats]. Bij de overval waren de verdachten geheel in het zwart gekleed en hadden hun gezicht en hoofd bedekt. De verdachten hebben op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat met een moker de ruit en vitrine van het [bedrijf] ingeslagen om hun slag te slaan. Toen [slachtoffer 1] naar buiten rende met een kruk om hen te stoppen, is zij geduwd en op de grond gevallen. De moker is in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid.
Dit is een zeer ernstig feit. De overval is gepleegd op brutale wijze en daarbij werd geweld niet geschuwd. Verdachten hebben bovendien alleen oog gehad voor hun eigen financieel gewin en hebben geen oog gehad voor de gevolgen van hun handelen voor anderen. De situatie is voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die aanwezig waren in het [bedrijf], enorm bedreigend en beangstigend geweest. Uit de onderbouwing van de vordering van [slachtoffer 1] en de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft afgelegd, blijkt de impact die de overval op haar heeft gehad. Naast de pijn en het letsel waar zij last van heeft gehad, is zij angstig en op haar hoede en ze realiseert zich dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Daarnaast blijkt uit de vordering van het [bedrijf] dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook veel financiële schade hebben geleden door de overval.
Naast de gevolgen voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het bijzonder veroorzaken dergelijke overvallen veel schade en overlast bij winkeliers en ontstaan door dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid bij omstanders en de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 30 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte loopt in een proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf, hetgeen hem kennelijk niet heeft weerhouden wederom een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een reclasseringsrapport van 18 januari 2024, waarin de reclassering constateert dat bij verdachte sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden. Het negatieve sociale netwerk zou een risicofactor kunnen zijn, maar door de ontkennende proceshouding van verdachte kan de reclassering geen verbanden leggen met het ten laste gelegde. De reclassering kan dan ook het risico op recidive niet inschatten en ziet geen mogelijkheden om met reclasseringsbemoeienis en/of gedragsinterventies risico’s te verlagen of gedragsverandering te bewerkstelligen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS en acht geslagen op rechterlijke uitspraken in soortgelijke zaken. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte, waarbij verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde feit. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de goed georganiseerde, professionele werkwijze waarmee de overval is gepleegd, de omvang van de schade, het gebruik van een wapen, het geweld in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het feit dat de overval op klaarlichte dag is gepleegd, waardoor de kans dat er personeel aanwezig zou zijn in het [bedrijf] en dat omstanders getuige zouden zijn van de overval aanzienlijk was.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is en zal een straf opleggen zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank zal het locatieverbod voor de [adres 1] in [plaats] niet opleggen, nu zij de oplegging van een locatieverbod naast een contactverbod met de aangevers niet opportuun acht.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.521,96 (vijftienhonderdeenentwintig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- medicijnen € 21,96;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich namens [bedrijf] [plaats] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 15.049,07 (vijftienduizendnegenenveertig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kapotte ruit € 325,00;
- beschadigde vitrinekast € 696,42;
- gestolen sieraden € 14.000,00;
- factuur KvK € 27,65.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de beide vorderingen integraal en hoofdelijk toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van benadeelde partij het [bedrijf]
De raadsman heeft verzocht de post sieraden te matigen, nu uit de onderbouwing van deze post volgt dat wordt uitgegaan van de verkoopprijs en niet de inkoopprijs.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De opgevoerde materiële schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 21,96 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank acht ook voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden, wat is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit het verhandelde ter terechtzitting. [slachtoffer 1] heeft naast lichamelijk letsel als blauwe plekken en last van haar maag, psychische klachten opgelopen. Ze is angstig en op haar hoede en realiseert zich dat het ook heel anders had kunnen aflopen. De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing tot de vaststelling dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 1.500,00. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 1.500,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Ten aanzien van benadeelde partij het [bedrijf]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij het [bedrijf]. De rechtbank acht het bedrag dat is opgevoerd aan gestolen sieraden voldoende onderbouwd en aannemelijk, nu de opgevoerde bedragen de inkoopprijzen van de sieraden betreffen. De overige materiële schadeposten zijn niet betwist en acht de rechtbank eveneens toewijsbaar. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van
€ 15.049,07 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De vordering tenuitvoerlegging 18/108317-23
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 18/108317-23 bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland van 9 mei 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden zal worden toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen of om de straf om te zetten in een andere strafmodaliteit, nu die zaak handelde over een ander type feit dan de onderhavige zaak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie)jarende navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
toetot een bedrag van
€ 1.521,96 (bestaande uit € 21,96 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.521,96 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.521,96 (zegge: vijftienhonderdeenentwintig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
25 dagenkan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als de verdachte (of zijn mededader) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte (of een mededader) om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte (of een mededader) aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Ten aanzien van benadeelde partij [bedrijf]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
toetot een bedrag van € 15.049,07 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van € 15.049,07 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 15.049,07 (zegge: vijftienduizendnegenenveertig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
110 dagenkan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als de verdachte (of zijn mededader) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte (of een mededader) om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte (of een mededader) aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 18/108317-23
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland van 9 mei 2023 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met onderzoeksnummer Veelvraat/ON1R023029. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 51 ev.
3.Proces-verbaal van bevindingen medische verklaring en foto’s, pagina 56 ev.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], pagina 97 en 98.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 103.
6.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf], pagina 196 ev.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 118.
8.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek beveiligingsbeelden [adres 2] te [plaats], pagina 256 ev.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 798.
10.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek eerst onderzoek iPhone, pagina 293 ev.
11.Proces-verbaal van bevindingen vertaling chat [alias 1]-[alias 2], pagina 313.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 305.
13.Proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek telefoon [medeverdachte 1], pagina 392.
14.Proces-verbaal van bevindingen aanschaf stalen moker Gamma in [plaats], pagina 574 ev.
15.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek camerabeelden voorverkenning, pagina 270.
16.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek camerabeelden voorverkenning, pagina 269.
17.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf [adres 1], pagina 151 en 152.
18.Proces-verbaal forensisch onderzoek [adres 3] [plaats], pagina 153 en 154.
19.Een geschrift zijnde een vergelijkend glasonderzoek naar aanleiding van een diefstal met geweld te [plaats] op 14 november 2023, pagina 180 ev.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 15 november 2023, pagina 840 ev.
21.Proces-verbaal van bevindingen verklaring verdacht [medeverdachte 2], pagina 952 e.v..
22.Een geschrift zijnde een schriftelijke verklaring van verdachte [verdachte], van 27 juni 2024.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], van 5 december 2023 , pagina’s 52 tot en met 56.
24.HR 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0267.