3.4Het oordeel van de rechtbank
Hierna stelt de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot haar oordeel en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Leeswijzer
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte hierna telkens worden aangeduid met verdachte of [verdachte]. De medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3],
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zullen worden aangeduid met hun achternamen.
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] heeft verklaard in haar aangifte dat zij op 14 november 2023 aan het werk is in het [bedrijf] te [plaats]. Omstreeks 14:30 uur hoort zij glasgerinkel en ziet zij op de camerabeelden personen in donkere kleding en een blauw object. Zij gaat naar beneden en ziet een persoon voor de doorgeslagen ruit van de winkel staan die sieraden uit de vitrinekast pakt en ze in een blauwe tas stopt. Op dat moment wordt er iets vanaf buiten naar binnen gegooid. Deze persoon rent weg. [slachtoffer 1] loopt naar buiten en slaat meerdere keren met een gele kruk tegen de rug van de bestuurder van de scooter. De persoon die achter op de scooter zat, komt terug gerend en geeft haar een duw, waardoor ze op de grond valt. Daarna voelt ze pijn.De huisarts heeft twee hematomen geconstateerd.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op de camerabeelden van het [bedrijf] ziet dat er een scooter nadert met twee personen erop. Een van de personen stapt af en slaat tegen het raam waardoor het kapot gaat. Hij loopt samen met [slachtoffer 1] naar beneden. Als hij beneden is gooit een van de personen een sloophamer naar hem toe. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er een hoeveelheid sieraden is weggenomen uit de vitrinekast.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij ziet dat een vrouw uit het [bedrijf] komt en met een gele kruk de persoon op de scooter slaat. Zij ziet dat de persoon met de vrouw in een worsteling belandt, waardoor de vrouw ten val komt.
Op de camerabeelden van het [bedrijf] van 14 november 2023 is te zien dat twee personen op een scooter komen aanrijden, dat de bijrijder met een voorwerp de ruit kapot slaat en doosjes uit de vitrine pakt. De bestuurder van de scooter pakt een blauwe tas die tussen zijn voeten op de treeplank van de scooter lag, vouwt deze open en reikt de tas richting de bijrijder. De bijrijder stopt de doosjes in die blauwe tas. Vervolgens is te zien dat [slachtoffer 1] naar buiten komt en de bestuurder van de scooter slaat met een kruk en dat zij daarna op de grond valt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij in park [locatie 2] te [plaats] ziet dat twee personen op een scooter komen aanrijden en de scooter op het gras in het park gooien. Vervolgens komt een derde man aanrennen die een vloeistof uit een witte fles over de scooter gooit.
Op camerabeelden van de [adres 2] te [plaats] is te zien dat op 14 november 2023 om 14:21 uur een blauwe Citroën met kenteken [kenteken] langsrijdt, waarna een donker manspersoon gekleed in een donkerkleurige bodywarmer contact heeft met de bestuurder van de Citroën. Om 14.33 uur komt een rode Seat Ateca voorbij gereden, het voertuig keert en gaat op aanwijzing van de manspersoon stilstaan. Om 14.34 uur komen twee donker geklede personen uit de richting van het park aangerend. Zij gooien een blauwe tas in de Seat en rennen weg. Vervolgens komt de donkere manspersoon met de bodywarmer aanrennen vanuit de richting van het park met in zijn hand een lichte fles en hij stapt in de Seat, waarna de Seat versneld wegrijdt.
Om 14:46 uur wordt op de N50 richting Kampen een blauwe Citroën met kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht, waarin zich vier personen bevinden: [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 1], die als verdachten worden aangehouden. Op de achterbank zitten [verdachte] en [medeverdachte 1], respectievelijk achter de bijrijder en achter de chauffeur.
In de Citroën wordt een iPhone 14 aangetroffen waarop na onderzoek een Snapchat chatgesprek in het Papiaments is aangetroffen tussen de gebruiker van de Iphone ‘[alias 1]’ ([medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de gebruikersnaam ‘[alias 1]’ heeft gebruikt) en gebruiker ‘[alias 2]’ ([medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de naam ‘[alias 2]’ gebruikt).Het gesprek is vertaald. In het chatgesprek zegt [alias 1] dat er twee auto’s nodig zijn en [alias 2] zegt dat er een tas en een moker nodig zijn. [alias 2] zegt dat een moker goed is, want dan is het een klap en dan gaan. [alias 1] vraagt of er een vluchtscooter is. [alias 1] zegt dat [alias 3] de weg weet en dat ‘[alias 4]’ dat ding vandaag gaat halen. Hij benoemt verder een blauwe en een rode auto.
Op 14 november 2023 maakt [alias 1] ([medeverdachte 2]) een groepschat aan en hij voegt [alias 2] ([medeverdachte 1]) en [alias 3] ([verdachte]) toe aan deze groep.Op 14 november stuurt [alias 3] een bericht in de groepschat met [alias 1] en [alias 2]:
“Iedereen wakker?”en [alias 1] antwoordt:
“maak ready b”
[medeverdachte 3] (‘[alias 4]’) heeft op 14 november 2023 om 13.05 uur bij de Gamma in [plaats] de moker gekocht die is aangetroffen in het [bedrijf].
Op camerabeelden van het [bedrijf] wordt gezien dat op 1 november 2023 om 16.31 uur de rode Seat Ateca langs het [bedrijf] rijdt en stilstaat voor het [bedrijf]. De bijrijder stapt uit en gaat bij de deur van het [bedrijf] kijken. Verbalisant [verbalisant] herkent deze persoon als [verdachte].Om 17:00 uur komt de rode Seat weer langs het [bedrijf] rijden, waarna de auto wordt geparkeerd en de bijrijder en de bestuurder uitstappen. Op
13 november 2023 om 22.05 uur ontvangt [medeverdachte 1] op zijn telefoon een foto van de vitrine van het [bedrijf].
Er is forensisch onderzoek gedaan bij het [bedrijf], op de aangetroffen scooter in park [locatie 2] en ook aan de schoenen van [verdachte] en [medeverdachte 1]. Daarbij zijn glassporen veiliggesteld.Uit het glasonderzoek van het NFI blijkt dat het scenario dat de glasdeeltjes die zijn aangetroffen op/uit de schoenen van [verdachte] en [medeverdachte 1] afkomstig zijn van de gebroken ruit van het [bedrijf]
extreem veelwaarschijnlijker is dan dat ze van een willekeurige andere ruit afkomstig zijn. Het scenario dat de glasdeeltjes op de treeplank van de scooter afkomstig zijn van het [bedrijf] is
veelwaarschijnlijker dan dat ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit.
Verklaringen verdachten
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij de overval degene was die met een moker het glas en vitrine van het [bedrijf] kapot heeft geslagen. Hij heeft van alles gepakt en in een blauwe tas gestopt. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat degene die de scooter heeft bestuurd [alias 5] is, en dat die op Snapchat de gebruikersnaam ‘[alias 3]’ heeft. [alias 5] is naar de blauwe auto gerend waarin ze later zijn aangehouden en [alias 5] zat achter de passagier en [medeverdachte 1] zat achter de chauffeur.
[medeverdachte 2] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 7 maart 2024 verklaard dat hij dit samen met anderen heeft gedaan, maar dat hij niet degene was die alles heeft georganiseerd. Hij was aanwezig bij de voorverkenning op 1 november 2023. Hij heeft gesprekken gehad op Snapchat en hij is degene geweest die de vloeistof over de scooter heeft gegooid.
[verdachte] heeft bij de politie gezwegen en heeft op 27 juni 2024 een verklaring gestuurd waarin staat dat hij naar [plaats] is gekomen om sieraden te bekijken die hij wilde kopen. Hij is in een auto gestapt met drie anderen om in Kampen de sieraden te gaan bekijken en is vervolgens op de N50 aangehouden.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 14 november 2023 samen met [medeverdachte 2] en haar kinderen in de rode Seat Ateca naar [plaats] is gereden. Zij heeft die dag ook bij de Gamma een hamer gekocht, omdat [medeverdachte 2] tegen haar had gezegd dat zij die nodig hadden. [medeverdachte 3] bestuurde de auto. Zij hebben in [plaats] even stil gestaan en toen is [medeverdachte 2] uit de auto gegaan en is even weggeweest. Zij heeft verklaard dat er jongens aan kwamen rennen en dat die jongens wat in de auto gooiden. Het was een blauwe plastic tas. [medeverdachte 2] stapte weer in de auto en zij is weggereden. [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat zij een van de jongens herkende, hij heet [alias 2].
Schending 6 EVRM
De verdediging heeft verzocht om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen te horen en dit verzoek is door de rechtbank toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat zij ter terechtzitting van 2 juli 2024 als getuigen zullen worden gehoord. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ter terechtzitting van 2 juli te kennen gegeven een beroep te zullen doen op het verschoningsrecht, waarna de verdediging heeft afgezien van het ondervragen van hen beiden. De verdediging heeft uitdrukkelijk geen afstand gedaan van het ondervragingsrecht. De raadsman heeft bij pleidooi vervolgens aangevoerd dat het gebruik van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die zij bij de politie hebben afgelegd een schending van artikel 6 EVRM oplevert nu hij niet in staat is geweest om hen hierover te ondervragen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het feit dat de verdediging niet behoorlijk en effectief in staat is geweest [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen te ondervragen een ontoelaatbare beperking van de verdedigingsrechten oplevert, ten gevolge waarvan geen sprake zou zijn van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM wanneer de rechtbank deze verklaringen wel voor het bewijs zou gebruiken.
Vast staat dat de verdediging niet behoorlijk en effectief in staat geweest de medeverdachten als getuigen te ondervragen nu [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen.
In gevallen als deze, waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, moeten er volgens de rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens drie stappen worden doorlopen bij de beoordeling of het proces als geheel desondanks eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als ‘sole or decisive’ bewijs dienen te worden beschouwd. Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet – zo luidt de vaste rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt – betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
[medeverdachte 1] heeft over verdachte een belastende verklaring afgelegd en deze wordt voor het bewijs gebruikt. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat degene die op 14 november 2023 de scooter heeft bestuurd [alias 5] is, en dat die op Snapchat de gebruikersnaam ‘[alias 3]’ heeft. [alias 5] is naar de blauwe auto gerend waarin ze later zijn aangehouden en [alias 5] zat achter de passagier. Verdachte is die dag aangetroffen in de blauwe Citroën met kenteken [kenteken], waarin ook [medeverdachte 1] zat, en hij zat achter de passagier. Het is onder meer op basis van deze verklaring dat de rechtbank tot het bewijs komt dat verdachte degene is die op 14 november 2023 de scooter heeft bestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet als ‘sole or decisive’ dient worden te beschouwd. Met verwijzing naar feiten en omstandigheden zoals hierboven vermeld, herhaalt de rechtbank hier dat de verklaring van [medeverdachte 1] steun vindt in de volgende bewijsmiddelen:
- verdachte is herkend als de persoon die op 1 november 2023 bij het [bedrijf] is geweest en daar heeft rondgekeken;
- onder de schoenzolen van verdachte zijn glasdeeltjes aangetroffen waarover het NFI concludeert dat het scenario dat de glasdeeltjes die zijn aangetroffen op/uit de schoenen van [verdachte] afkomstig zijn van de gebroken ruit van het [bedrijf]
- verdachte is aangetroffen in een van de vluchtauto’s op de dag van de overval, de blauwe Citroen met kenteken [kenteken], op de plek waarvan [medeverdachte 1] heeft verklaard dat daar de bestuurder van de scooter zat;
Gelet op al deze ondersteunende bewijsmiddelen mag de verklaring van [medeverdachte 1] voor het bewijs worden gebruikt, ondanks de vaststelling dat de verdediging het ondervragingsrecht effectief gezien niet heeft kunnen uitoefenen. Van een ontoelaatbare beperking van de verdedigingsrechten en een schending van het recht op een eerlijk proces is geen sprake.
[medeverdachte 2] heeft over verdachte geen belastende verklaring afgelegd. Het gebruik van zijn verklaring voor het vaststellen van de feiten en omstandigheden zoals hierboven vermeld, levert dan ook geen ontoelaatbare beperking op van de verdedigingsrechten en een schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman
De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overval op het [bedrijf] heeft gepleegd en dat daarbij geweld is gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat hij op 14 november 2023 naar [plaats] is gekomen om sieraden te bekijken die hij wilde kopen en dat hij om die reden in een auto is gestapt om in Kampen sieraden te gaan bekijken, ongeloofwaardig is en zal deze om die reden ter zijde schuiven.
Medeplegen
De raadsman heeft ten aanzien van het medeplegen vervolgens aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het geweld en dat dit voor hem niet voorzienbaar was.
Het is vaste rechtspraak dat het niet is vereist dat een medepleger van het gronddelict op de hoogte is van de precieze gedragingen van zijn mededader. Wel is noodzakelijk dat die gedragingen van de mededader als zeer waarschijnlijke mogelijkheid in het gezamenlijke plan besloten lagen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had op het gebruik van enig geweld door medeverdachte(n) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]. Voorts moet dan de vraag worden beantwoord of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Verdachte bestuurde ten tijde van de overval de scooter, terwijl [medeverdachte 1] met een hamer/moker de vitrine van het [bedrijf] insloeg en de sieraden die in de vitrine lagen pakte. [medeverdachte 1] deed de sieraden vervolgens in een blauwe plastic tas die door verdachte werd opengehouden. De overval vond plaats rond 14.30 uur. De kans dat het [bedrijf] op dat moment geopend zou zijn en er mensen aanwezig zouden zijn in het pand en daarmee de kans dat er een confrontatie zou kunnen plaatsvinden lag voor de hand en is ook naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. De kans dat de confrontatie, waarbij bovendien een medeverdachte een hamer/moker voorhanden had, zou uitmonden in het gebruik van enig geweld is naar algemene ervaringsregels ook aanmerkelijk.
De confrontatie met enig geweld heeft zich ook daadwerkelijk voorgedaan. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer 1] een duw gegeven waardoor zij ten val kwam. [slachtoffer 1] heeft hierdoor pijn en letsel bekomen. [medeverdachte 1] heeft ook een hamer/moker in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hamer/moker bij [medeverdachte 1] ten tijde van de overval. De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden af dat verdachte zich niet alleen bewust was van de aanmerkelijke kans op een confrontatie, waarbij geweld zou kunnen worden toegepast, maar dat hij die kans ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties, waaruit blijkt dat verdachte die aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard, is niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op het gebruik van enig geweld om de diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan de andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Resumerend acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en alles wat hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.