ECLI:NL:RBOVE:2024:3744

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/08/312821 / FA RK 24-865
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam in gezag- en omgangszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een gezag- en omgangszaak tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder verzocht om vervangende toestemming om de achternaam van hun kind te wijzigen naar een gecombineerde geslachtsnaam, gebaseerd op de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG). De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders bij de erkenning van hun kind gekozen hebben voor een bepaalde geslachtsnaam en dat er geen gezamenlijke verklaring is afgelegd voor de wijziging van de achternaam. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de WIGG geen geschillenregeling biedt en de ouders geen overeenstemming hebben bereikt over de naamskeuze. De rechtbank verwees ook naar artikel 120 van de Grondwet, dat bepaalt dat de rechter niet toetst aan de grondwettigheid van wetten. De moeder's beroep op discriminatie werd afgewezen, omdat de uitkomst van de procedure niet anders zou zijn geweest als de vader het verzoek had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de huidige geslachtsnaam van het kind behouden blijft, omdat er geen gezamenlijke keuze is gemaakt door de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/312821 / FA RK 24-865
beschikking van 18 juni 2024
inzake
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R.W. Hoevers,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. T.R. Oude Veldhuis.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 5 april 2024;
- een F9-formulier van mr. Hoevers met bijlagen, binnengekomen op 17 april 2024;
- een e-mailbericht van mr. Oude Veldhuis, binnengekomen op 13 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft op 18 juni 2024 plaatsgevonden. Verschenen en gehoord zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • [medewerker Kinderbescherming] namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017, hierna te noemen de minderjarige of [minderjarige] . De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] , die zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan haar (vervangende) toestemming wordt verleend voor het wijzigen van de achternaam van de minderjarige
[minderjarige]naar
[verzochte naam].
3.2.
De moeder stelt in haar verzoekschrift dat [minderjarige] het recht heeft om de achternaam van zowel zijn vader als zijn moeder te dragen. Het is volgens haar vanuit emancipatorisch oogpunt niet meer vanzelfsprekend dat een kind bij de geboorte de achternaam van één ouder krijgt. Als slechts één ouderlijke achternaam wordt gegeven, wordt miskend dat beide ouders van betekenis zijn bij de afstamming van een kind. Als een kind de achternamen van beide ouders draagt wordt volgens de moeder recht gedaan aan de gelijkwaardigheid van beide ouderlijke stammen waaruit het kind voortkomt. De moeder stelt dat de Wet invoering gecombineerde geslachtsnaam (verder: WIGG) leidt tot een situatie van discriminatie omdat de wet niet voorziet in een geschillenregeling en het veelal de moeders zijn die afhankelijk zijn van de medewerking en instemming van de vaders voor een gecombineerde geslachtsnaam. Daarom is de WIGG in strijd met de grondwet, aldus de moeder.

4.Het verweer van de vader

4.1.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd. Hij vindt dat de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er geen wettelijke grondslag is voor haar verzoek. Hij verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 april 2024, specifiek naar de rechtsoverwegingen 6.6. en 6.7. Subsidiair zegt hij dat wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang is van [minderjarige] en verzoekt hij de rechtbank om het verzoek van de moeder op die grond af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
In geschil is de vraag of aan de moeder door de rechtbank vervangende toestemming kan worden verleend voor het wijzigen van de achternaam van [minderjarige] . Deze rechtbank heeft recent uitspraak gedaan in een vergelijkbare procedure [1] en heeft toen verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal ook in de onderhavige procedure de moeder niet-ontvankelijk verklaren en overweegt daartoe het volgende.
5.2.
Vast staat dat de ouders ter gelegenheid van de erkenning van de ongeboren vrucht ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben gekozen voor de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ”.
5.3.
Met ingang van 1 januari 2024 is door de inwerkingtreding van de WIGG de keuzemogelijkheid van ouders voor de geslachtsnaam van hun kinderen uitgebreid met de keuze voor een gecombineerde geslachtsnaam, bestaande uit die van beide ouders.
5.4.
Het gewijzigde artikel 1:5 lid 2 BW luidt:
Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde.
Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. De eerste twee volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind. De ouders kunnen evenwel ter gelegenheid van de voltrekking van hun huwelijk of van de registratie van hun partnerschap alsnog gezamenlijk verklaren, dat hun kind voortaan de geslachtsnaam van de andere ouder zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Indien een kind door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap vermeldt de verklaring van de ouders omtrent de geslachtsnaamkeuze.
5.5.
In het overgangsrecht is bepaald dat tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van de WIGG kinderen van dezelfde ouders, geboren op of na
1 januari 2016, onder bepaalde voorwaarden de geslachtsnaam van beide ouders in een door hen te bepalen volgorde kunnen verkrijgen.
5.6.
In artikel IIIB van de WIGG staat hierover het volgende:
1. Tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen kinderen van dezelfde ouders de geslachtsnaam van beide ouders in een door hen te bepalen volgorde verkrijgen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde;b. het oudste kind dat in familierechtelijke betrekking tot beide ouders staat, is geboren op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
c. de verklaring betreft alle kinderen van dezelfde ouders.2. Tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen kinderen die op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn geboren en van wie de rechter voor de datum van inwerkingtreding van deze wet de adoptie heeft uitgesproken, de oorspronkelijke geslachtsnaam, de geslachtsnaam van beide adoptanten of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde verkrijgen indien beide adoptanten hiertoe een gezamenlijke verklaring afleggen. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing in geval van adoptie door de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder, met dien verstande dat de gezamenlijke verklaring de keuze voor de geslachtsnaam van die ouder en de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde kan betreffen.
3. Een gemeenschappelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze op.
4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege het gezag als bedoeld in artikel 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek over het kind uitoefenen.
5.7.
Uit de kamerstukken bij het wetsvoorstel blijkt dat de nieuwe keuzemogelijkheid voor de gecombineerde geslachtsnaam een aanvulling is op de reeds bestaande keuzemogelijkheden. Het maken van een keuze is niet verplicht; in gevallen waarin de ouders geen keuze maken is de bestaande vangnetnorm van toepassing. De ouders hebben niet alleen de vrijheid tot het doen van een naamskeuze, maar zij hebben ook de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat aan het kind een geslachtsnaam wordt gegeven. Wanneer ouders zich aan deze verantwoordelijkheid onttrekken door niet een gezamenlijke keuze te maken, is het nodig dat in de wet is bepaald welke geslachtsnaam het kind zal hebben. Er zullen soms gevallen blijven bestaan waarin de naamskeuze leidt tot ongemak of onenigheid, maar het alternatief voor een vangnetkeuze, namelijk het lot of een rechter laten beslissen, miskent de verantwoordelijkheid van beide ouders voor de naamskeuze voor het kind. [2] De wetgever heeft er dan ook bewust van afgezien om een mogelijkheid te creëren om deze geschillen aan de rechter voor te leggen. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 14 april 2006 over een geschil tussen ouders over naamskeuze volgt ook dat de vangnetbepaling bewust door de wetgever is opgenomen en dat hierin geen taak voor de rechter is weggelegd. [3]
5.8.
De overgangsregeling biedt de mogelijkheid voor ouders om (een nieuwe) naamskeuze voor de gecombineerde geslachtsnaam voor [minderjarige] te doen. Nu de ouders hierover echter geen overeenstemming hebben, ontbreekt de vereiste gemeenschappelijke verklaring. Bij het uitblijven van een gezamenlijke keuze vergt zowel de rechtszekerheid als het belang van het kind dat de wet bepaalt welke geslachtsnaam het kind heeft (de vangnetnorm). Dit betekent voor [minderjarige] dat hij zijn huidige geslachtsnaam behoudt.
5.9.
De rechtbank concludeert gelet op het vorenstaande dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
5.10.
Voor de stelling van de moeder dat de WIGG in strijd is met de grondwet wijst de rechtbank op artikel 120 van de Grondwet: “de rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het beroep van de moeder op discriminatie ook anders had gefaald. De uitkomst van de onderhavige procedure was niet anders geweest als het de vader was geweest die eenzelfde verzoek had ingediend in het geval destijds bij de aangifte was gekozen voor de familienaam [verzochte naam] . Van discriminatie omdat de uitkomst van deze procedure meer vrouwen dan mannen zou treffen is geen sprake.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024 in tegenwoordigheid van K.K. van Haarst, griffier. De beschikking is schriftelijk vastgelegd op 8 juli 2024.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

2.Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 35 990, nr. 3, blz. 8.
3.Hoge Raad van 14 april 2006, ECLI:NL:HR:AU9239, rechtsoverweging 3.5.