In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een gezag- en omgangszaak tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder verzocht om vervangende toestemming om de achternaam van hun kind te wijzigen naar een gecombineerde geslachtsnaam, gebaseerd op de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG). De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders bij de erkenning van hun kind gekozen hebben voor een bepaalde geslachtsnaam en dat er geen gezamenlijke verklaring is afgelegd voor de wijziging van de achternaam. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de WIGG geen geschillenregeling biedt en de ouders geen overeenstemming hebben bereikt over de naamskeuze. De rechtbank verwees ook naar artikel 120 van de Grondwet, dat bepaalt dat de rechter niet toetst aan de grondwettigheid van wetten. De moeder's beroep op discriminatie werd afgewezen, omdat de uitkomst van de procedure niet anders zou zijn geweest als de vader het verzoek had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de huidige geslachtsnaam van het kind behouden blijft, omdat er geen gezamenlijke keuze is gemaakt door de ouders.