ECLI:NL:RBOVE:2024:2030

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/08/310731 / FA RK 24-492
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor gecombineerde geslachtsnaam na inwerkingtreding van de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor het toevoegen van haar geslachtsnaam aan die van haar dochter, geboren op [geboortedatum] 2016. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R. de Vries, verzocht de rechtbank om haar dochter de gecombineerde geslachtsnaam te geven, in het kader van de op 1 januari 2024 in werking getreden Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG). De vader, vertegenwoordigd door mr. M.A. Schuring, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de geslachtsnaam alleen kan worden gewijzigd als beide ouders het eens zijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken en de mondelinge behandeling, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat de ouders bij de erkenning van hun dochter hebben gekozen voor de geslachtsnaam van de vader. De nieuwe wet biedt ouders de mogelijkheid om een gecombineerde geslachtsnaam te kiezen, maar dit vereist overeenstemming tussen beide ouders. Aangezien de vader geen toestemming geeft voor de wijziging van de geslachtsnaam, concludeert de rechtbank dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat de huidige geslachtsnaam behouden blijft, omdat er geen gezamenlijke keuze is gemaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/310731 / FA RK 24-492
beschikking van de meervoudige kamer van 12 april 2024
inzake
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R. de Vries,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. M.A. Schuring.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 19 februari 2024;
- een F9-formulier van mr. Schuring, binnengekomen op 18 maart 2024;
- een F9-formulier van mr. De Vries, binnengekomen op 18 maart 2024;
- het verweerschrift, binnengekomen op 26 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaten,
- [medewerker Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van
[het kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016.
[het kind] is door de vader erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [het kind] .
[het kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor het toevoegen van haar geslachtsnaam, zodat de geslachtsnaam van [het kind] “ [achternaamkeuze 1] ” zal zijn, dan wel “ [achternaamkeuze 2] ”.
3.2.
De moeder grondt haar verzoek op de inwerkingtreding van de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG) per 1 januari 2024. Op grond van de overgangsbepaling bij deze wet is het voor kinderen geboren op of na 1 januari 2016 mogelijk om vóór 1 januari 2025 de achternaam van beide ouders te krijgen. De moeder wil dat [het kind] een gecombineerde achternaam krijgt, om zo tot uiting te brengen dat de moeder en de vader beiden de ouders van [het kind] zijn. De moeder stelt dat, als het destijds bij de geboorte van [het kind] mogelijk was om een dubbele geslachtsnaam te kiezen, de ouders daarvoor hadden gekozen. De vader geeft echter geen toestemming voor wijziging van de geslachtsnaam van [het kind] . De moeder ziet zich daarom genoodzaakt om op grond van 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming aan de rechtbank te verzoeken. Volgens de moeder dienen de belangen van de ouders en [het kind] in deze beslissing te worden meegewogen, waarbij het belang van [het kind] als uitgangspunt geldt. De moeder acht het voor de identiteit van [het kind] van belang dat haar geslachtsnaam wordt gewijzigd. Door een gecombineerde geslachtsnaam worden de familierechterlijke betrekkingen tot uiting gebracht.

4.Het verweer

4.1.
De vader voert verweer en verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel het verzochte af te wijzen, kosten rechtens.
4.2.
De vader is primair van mening dat het niet mogelijk is om vervangende toestemming te geven, als een van de ouders niet wenst dat de geslachtsnaam wordt gewijzigd in een gecombineerde geslachtsnaam. Het doel van de wetgever is geweest dat de geslachtsnaam alleen kan worden gewijzigd in een gecombineerde geslachtsnaam wanneer ouders hierover overeenstemming hebben. De vader verwijst hierbij naar de kamerstukken bij het wetsvoorstel.
Subsidiair voert de vader aan dat de ouders bij de geboorte van [het kind] bewust hebben gekozen voor de geslachtsnaam van de vader. De vader merkt daarbij op dat hij ten tijde van de geboorte nog niet samen met de moeder belast was met het ouderlijk gezag. Volgens de vader is wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang van [het kind] . [het kind] is inmiddels zeven jaar en is gewend aan haar geslachtsnaam. Zij kan haar geslachtsnaam zelf schrijven en heeft verschillende diploma’s behaald waarop haar naam staat. Een gecombineerde geslachtsnaam zal volgens de vader niet bijdragen aan een sterkere band tussen [het kind] en de moeder. Een dergelijke band wordt opgebouwd door het contact tussen de moeder en [het kind] en staat los van de geslachtsnaam. Volgens de vader zal wijziging van haar geslachtsnaam voor [het kind] alleen maar belastend zijn. [het kind] heeft in haar leven al veel meegemaakt en de vader acht het in haar belang dat er rust voor haar komt.

5.Het advies van de raad

5.1.
De raad ziet het verzoek van de moeder als onderdeel van de langdurige strijd tussen de ouders, die al tot diverse juridische procedures heeft geleid.
Indien het verzoek zal worden toegewezen, wordt de gecombineerde geslachtsnaam van [het kind] een personificatie van deze strijd. Een beslissing waarbij wijziging van de geslachtsnaam wordt toegestaan, zal betekenen dat [het kind] er voortdurend mee geconfronteerd wordt dat de ouders het niet eens konden worden over haar geslachtsnaam. De raad acht wijziging van de geslachtsnaam enkel in het belang van [het kind] als de ouders het samen eens zijn over de gecombineerde geslachtsnaam. Nu die overeenstemming ontbreekt, vindt de raad toewijzing van het verzoek in dit geval niet in het belang van [het kind] en de raad adviseert dan ook om het verzoek van de moeder af te wijzen.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek en legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
6.2.
Vast staat dat de ouders ter gelegenheid van de erkenning ongeboren vrucht ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben gekozen voor de geslachtsnaam “ [achternaam van de vader] ”.
6.3.
Met ingang van 1 januari 2024 is door de inwerkingtreding van de WIGG de keuzemogelijkheid van ouders voor de geslachtsnaam van hun kinderen uitgebreid met de keuze voor een gecombineerde geslachtsnaam, bestaande uit die van beide ouders.
6.4.
Het gewijzigde artikel 1:5 lid 2 BW luidt:
Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. De eerste twee volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind. De ouders kunnen evenwel ter gelegenheid van de voltrekking van hun huwelijk of van de registratie van hun partnerschap alsnog gezamenlijk verklaren, dat hun kind voortaan de geslachtsnaam van de andere ouder zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Indien een kind door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap vermeldt de verklaring van de ouders omtrent de geslachtsnaamkeuze.
6.5.
In het overgangsrecht is bepaald dat tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van de WIGG kinderen van dezelfde ouders, geboren op of na
1 januari 2016, onder bepaalde voorwaarden de geslachtsnaam van beide ouders in een door hen te bepalen volgorde kunnen verkrijgen.
In artikel IIIB van de WIGG staat hierover het volgende:
1. Tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen kinderen van dezelfde ouders de geslachtsnaam van beide ouders in een door hen te bepalen volgorde verkrijgen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde;b. het oudste kind dat in familierechtelijke betrekking tot beide ouders staat, is geboren op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
c. de verklaring betreft alle kinderen van dezelfde ouders.2. Tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen kinderen die op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn geboren en van wie de rechter voor de datum van inwerkingtreding van deze wet de adoptie heeft uitgesproken, de oorspronkelijke geslachtsnaam, de geslachtsnaam van beide adoptanten of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde verkrijgen indien beide adoptanten hiertoe een gezamenlijke verklaring afleggen. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing in geval van adoptie door de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder, met dien verstande dat de gezamenlijke verklaring de keuze voor de geslachtsnaam van die ouder en de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde kan betreffen.
3. Een gemeenschappelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze op.
4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege het gezag als bedoeld in artikel 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek over het kind uitoefenen.
6.6.
Uit de kamerstukken bij het wetsvoorstel blijkt het volgende. De nieuwe keuzemogelijkheid voor de gecombineerde geslachtsnaam is een aanvulling op de reeds bestaande keuzemogelijkheden. Het maken van een keuze is niet verplicht; in gevallen waarin de ouders geen keuze maken is de bestaande vangnetnorm van toepassing. De ouders hebben niet alleen de vrijheid tot het doen van een naamskeuze, maar zij hebben ook de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat aan het kind een geslachtsnaam wordt gegeven. Wanneer ouders zich aan deze verantwoordelijkheid onttrekken door niet een gezamenlijke keuze te maken, is het nodig dat in de wet is bepaald welke geslachtsnaam het kind zal hebben. Er zullen soms gevallen blijven bestaan waarin de naamskeuze leidt tot ongemak of onenigheid, maar het alternatief voor een vangnetkeuze, namelijk het lot of een rechter laten beslissen, miskent de verantwoordelijkheid van beide ouders voor de naamskeuze voor het kind. [1] De wetgever heeft er dan ook bewust van afgezien om een mogelijkheid te creëren om deze geschillen aan de rechter voor te leggen. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 14 april 2006 over een geschil tussen ouders over naamskeuze volgt ook dat de vangnetbepaling bewust door de wetgever is opgenomen en dat hierin geen taak voor de rechter is weggelegd. [2]
6.7.
De overgangsregeling biedt de mogelijkheid voor ouders om (een nieuwe) naamskeuze voor de gecombineerde geslachtsnaam voor [het kind] te doen. Nu de ouders hierover echter geen overeenstemming hebben, ontbreekt de vereiste gemeenschappelijke verklaring. Bij het uitblijven van een gezamenlijke keuze vergt zowel de rechtszekerheid als het belang van het kind dat de wet bepaalt welke geslachtsnaam het kind heeft (de vangnetnorm). Dit betekent voor [het kind] dat zij haar huidige geslachtsnaam behoudt.
6.8.
Gezien het bovenstaande kan het beroep van de moeder op toepassing van artikel 1:253a BW niet slagen. De rechtbank concludeert gelet op het vorenstaande dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
De proceskosten
6.9.
Omdat de moeder en de vader een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek;
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, mr. H.M. Jongebreur en
mr. A.B. de Wit, rechters, in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 35 990, nr. 3, blz. 8.
2.Hoge Raad van 14 april 2006, ECLI:NL:HR:AU9239, rechtsoverweging 3.5.