Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
te [woonplaats 2]
,
[eiseres],
1.[gedaagde 2] B.V.,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 5 juli 2024,
- de pleitnota aan de zijde van [eiseres] .
Desgevraagd hebben (de aanwezige) partijen ter zitting het aan de kantonrechter gelaten of de zaken kunnen worden gevoegd. Hoewel formeel niet sprake is van zaken “tussen dezelfde partijen”, is daar materieel wel sprake van nu door [eiseres] in beide procedures is beoogd om de huurder(s) en degene die verblijven op het adres [adres 1] en [adres 2] te [plaats] te dagvaarden. De zaken gaan over hetzelfde onderwerp. Het feitencomplex, de verdere inhoud en het petitum van de dagvaardingen in de twee zaken zijn identiek en gaan over dezelfde huurovereenkomsten en verblijf in dezelfde panden. Ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen zal de kantonrechter de zaken daarom ambtshalve voegen in de zin van artikel 222 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat betekent dat in beide zaken één vonnis wordt gewezen.
2.De samenvatting
3.De feiten
Huurder
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte door degene die als huurder van deze huurovereenkomst staat vermeld.”
Uw zienswijze
4.Het geschil
- de woningen onmiddellijk worden ontruimd door alle gedaagden of iemand anders die zich daarin bevindt,
- [gedaagde 1] en het uitzendbureau een schadevergoeding alsmede nadeelcompensatie van € 20.000,00 moeten betalen,
- [gedaagde 1] en het uitzendbureau een dwangsom van € 5.000,00 moeten betalen indien alle gedaagden binnen drie dagen na het vonnis de woningen niet ontruimen, met een maximum van € 5.000,00,
- indien de schadevergoeding, nadeelcompensatie en dwangsom niet volledig toewijsbaar zijn, de boete van de gemeente Almelo die op 4 maart 2024 is aangekondigd aan [gedaagde 1] en het uitzendbureau wordt doorbelast,
- gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.
5.De beoordeling
Vonnis op tegenspraak
Daaruit zou volgen dat de beheerder juist ten behoeve van het creëren van een extra kamer voor de door het uitzendbureau beoogde onderverhuur van kamers werkzaamheden heeft verricht. Het uitzendbureau zegt een en ander ook anderszins te kunnen bewijzen door het horen van werknemers bij de door [eiseres] aangestelde beheerder en de verhuurmakelaar. Verder heeft het uitzendbureau erop gewezen dat zij in eerste instantie gezamenlijk met [eiseres] heeft opgetrokken met betrekking tot de bestuursrechtelijke kwestie bij de gemeente. Volgens het uitzendbureau kan [eiseres] een beroep op overgangsrecht doen waardoor kamerverhuur is toegestaan, maar heeft zij om haar moverende redenen ervoor gekozen niet meer samen te willen optrekken om dat te bewerkstelligen.
HUUROVEREENKOMST WOONRUIMTE onzelfstandige’, wat erop kan wijzen dat de woning als onzelfstandige woonruimte gebruikt wordt. Verder volgt uit het door het uitzendbureau als productie 2 overgelegde e-mailbericht van 12 juni 2024 dat [eiseres] kennelijk samen met de advocaat van het uitzendbureau en [gedaagde 1] heeft geprobeerd om een beroep te doen op overgangsrecht waardoor kamerverhuur in de woningen ook door de gemeente zou kunnen worden toegestaan. Tot slot volgt uit de overgelegde brief van de gemeente Almelo van 30 mei 2024 (zie 3.6.) dat [eiseres] kennelijk bij de gemeente een zienswijze heeft ingediend waarin zij naar voren heeft gebracht dat de woningen al geruime tijd voor de vaststelling van het bestemmingsplan Parapluherziening wonen structureel werden ingezet voor kamergewijze verhuur en dat deze wijze van verhuur van het pand op grond van het bestemmingsplan Kerkelanden 2012 was toegestaan en ononderbroken is voortgezet. Dit verdraagt zich niet goed met de huidige stelling van [eiseres] in deze procedure dat [gedaagde 1] en het uitzendbureau in strijd met de huurovereenkomsten de woningen niet zelfstandig gebruiken en kamers onderverhuren.