ECLI:NL:RBOVE:2024:3557

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
ak_24_1250
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering AOW-pensioen na huwelijk in het buitenland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de herziening van zijn AOW-pensioen en de terugvordering van € 1.279,19 die hieruit voortvloeit. Eiser, die sinds september 2016 AOW-pensioen ontvangt, heeft op 24 december 2020 aan de Sociale Verzekeringsbank (Svb) gemeld dat zijn huwelijk met een Thaise vrouw op 9 november 2020 is gesloten. De Svb heeft daarop zijn AOW-pensioen per december 2020 aangepast naar de gehuwdennorm, omdat eiser volgens de Basisregistratie Personen (BRP) gehuwd is. Eiser is het hier niet mee eens en stelt dat zijn huwelijk pas op 21 december 2020 officieel is bekrachtigd, en dat de Svb ten onrechte het terug te vorderen bedrag heeft vastgesteld op € 1.279,19.

De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de Svb aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht is uitgegaan van de in de BRP geregistreerde huwelijksdatum van 9 november 2020, aangezien dit een authentiek gegeven is. Eiser had de mogelijkheid om de gegevens in de BRP aan te laten passen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat de aanpassing van het AOW-pensioen per december 2020 terecht is en dat er geen gronden zijn om van de terugvordering af te wijken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1250

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb,

gemachtigde: mr. K. Verbeek.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van het pensioen dat hij op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt en de terugvordering van € 1.279,19 die uit de herziening voortvloeit.
1.2
Eiser heeft tegen de herziening bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit van
5 januari 2024 op het bezwaar van eiser is de Svb bij dat besluit gebleven. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.3
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Op 30 april 2024 heeft eiser aanvullende stukken overgelegd.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van de Svb deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiser ontvangt sinds september 2016 een AOW-pensioen, in eerste instantie naar de norm voor een alleenstaande.
2.2
Op 24 december 2020 heeft eiser aan de Svb doorgegeven dat hij van de Thaise autoriteiten op 23 december 2020 bericht heeft ontvangen dat zijn huwelijk met [naam] wettelijk bevestigd is. Eiser heeft ook aangegeven dat zijn woonsituatie niet verandert. Eiser geeft aan enkel gedurende een aantal maanden per jaar onder meer in het huis van zijn echtgenote in Thailand te verblijven.
2.3
In het besluit van 19 maart 2021 heeft de Svb aan eiser meegedeeld dat hij vanaf maart 2021 voorlopig minder AOW-pensioen krijgt, namelijk een pensioen dat gebaseerd is op 50% van het netto minimumloon. Volgens de Svb is de woonsituatie van eiser niet duidelijk. De Svb heeft eiser gevraagd nadere informatie over zijn woonsituatie te geven en een kopie van de huwelijksakte op te sturen. Op 23 maart 2021 heeft eiser schriftelijk gereageerd en zijn woonsituatie toegelicht.
2.4
Op 25 februari 2022 heeft de Svb een systeemmelding van het huwelijk ontvangen van de Basisregistratie Personen (BRP). Uit de BRP blijkt dat het huwelijk op
9 november 2020 is gesloten.
2.5
Op 19 mei 2022 heeft de Svb aan eiser een ‘Formulier levensbewijs’ toegezonden en eiser verzocht dit formulier in te vullen, door de bevoegde autoriteiten te laten ondertekenen en te retourneren. Ook is eiser gevraagd een kopie van de huwelijksakte op te sturen.
2.6
In de brief van 1 augustus 2023 heeft de Svb eiser laten weten dat het Formulier levensbewijs nog niet retour is ontvangen. De Svb heeft eiser verzocht het formulier alsnog in te vullen en terug te sturen. Op 4 augustus 2023 heeft eiser de Svb laten weten dat het hem niet lukt om eerder dan 4 september 2023 het formulier door de bevoegde autoriteiten te laten ondertekenen.
2.7
Op 7 september 2023 heeft eiser het ‘Formulier levensbewijs’ geüpload in Mijn SVB. Een kopie van de huwelijksakte volgt op een later moment, zo heeft eiser in het gesprek met de Svb van 11 september 2023 aangegeven.
2.8
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals in de inleiding van deze uitspraak is weergegeven.

Standpunten van partijen

3.1
De Svb heeft eisers AOW-pensioen met ingang van december 2020 aangepast, omdat eiser op 9 november 2020 is gehuwd. De Svb baseert zich hierbij op de BRP. Daarin staat dat het huwelijk op 9 november 2020 is gesloten. Volgens de Svb heeft eiser van december 2020 tot en met februari 2021 te veel AOW-pensioen ontvangen. Eiser moet daarom € 1.279,19 terugbetalen. Volgens de Svb zijn er geen bijzondere omstandigheden waardoor eiser minder of niets hoeft terug te betalen.
3.2
Eiser stelt – samengevat weergegeven – dat de Svb zijn AOW-pensioen ten onrechte met ingang van december 2020 heeft herzien. Volgens eiser werd zijn huwelijk op 21 december 2020 officieel bekrachtigd. Op die datum heeft de Royal Thai Police de stempel ‘married’ bij het Thaise visum in zijn paspoort gezet. Daarom moet de Svb eisers AOW-pensioen pas met ingang van januari 2021 verlagen. Het bedrag dat de Svb van eiser terugvordert, moet daarom ook lager zijn, namelijk € 852,79. Verder vordert de Svb een bruto-bedrag terug. Voor de al ingehouden belasting en premie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft de Svb eiser verwezen naar de Belastingdienst. Eiser stelt een verrekening voor met een in zijn ogen teveel inhouden Zvw-premie in 2017. Volgens eiser is de Svb juist aan hém een bedrag verschuldigd en wel € 353,76.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
Het gaat in deze zaak alleen om de aanpassing (herziening) van eisers AOW-pensioen met ingang van december 2020 naar de gehuwdennorm en de daaruit voortvloeiende terugvordering van het teveel ontvangen AOW-pensioen van bruto
€ 1.279.19. De rechtbank zal beoordelen of dat terecht is. De rechtbank gaat niet in op wat eiser heeft aangevoerd over de eerdere zaken tussen hem en de Svb waarin – onder meer – de vraag aan de orde was of eiser per 1 november 2018 verzekerd was voor de Wlz en de Zvw op grond van ingezetenschap. Daar is namelijk al over geoordeeld [1] . De rechtbank kan dit niet nog een keer beoordelen.
4.2
De rechtbank stelt vast dat de Svb eiser niet verwijt dat hij zijn huwelijk niet zou hebben gemeld. Eiser heeft de Svb immers op 24 december 2020 laten weten dat hij gehuwd is. Verder zijn partijen het erover eens dat de Svb de hoogte van eisers AOW-pensioen vanwege het huwelijk mocht aanpassen. Partijen zijn verdeeld over de vraag welke datum als uitgangspunt moet worden genomen voor de aanpassing van eisers AOW-pensioen;
9 november 2020 (datum huwelijkssluiting) of 21 december 2020 (datum waarop het huwelijk volgens eiser door de Royal Thai Police met een stempel in eisers paspoort is bekrachtigd).
4.3
Voor het antwoord op die vraag is het volgende van belang. Een huwelijk en de datum van huwelijkssluiting zijn authentieke gegevens als bedoeld in artikel 1.6 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), in samenhang met artikel 2 van het Besluit registratie personen en de tabel die als bijlage 1 bij dat besluit is gevoegd. In artikel 2.8, tweede lid, van de BRP staat aan welke geschriften de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend.
4.4
Artikel 1.7, eerste lid, van de Wet BRP bepaalt dat een bestuursorgaan dat bij de vervulling van zijn taak informatie over een ingeschrevene nodig heeft, die in de vorm van een authentiek gegeven beschikbaar is in de basisregistratie, voor die informatie dat gegeven gebruikt. Dit betekent dat de Svb bij de uitvoering van de AOW gebruik móet maken van authentieke gegevens in de BRP, waaronder dus de datum van huwelijkssluiting. In artikel 1.7, tweede lid van de Wet BRP staat dat er diverse gronden zijn om af te wijken van de hoofdregel van het eerste lid van artikel 1.7 van de Wet BRP.
4.5
Voor deze zaak betekent dit het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de Svb bij de aanpassing van eisers AOW-pensioen terecht is uitgegaan van de in de BRP geregistreerde huwelijksdatum van 9 november 2020. Dat is immers een authentiek gegeven. Er bestaat geen aanleiding om van de hoofdregel van artikel 1.7 van de BRP af te wijken. Indien eiser meende dat de in de BRP genoemde datum van huwelijkssluiting onjuist was, bestond voor hem op grond van artikel 2.58 van de Wet BRP de mogelijkheid om die gegevens aan te laten passen. Dit heeft hij niet gedaan.
4.6
Overigens geheel ten overvloede veronderstelt de rechtbank dat de stempel van de Royal Thai Police bij het Thaise visum in het paspoort van eiser niets zegt over de datum van de formele huwelijkssluiting, maar alleen iets over eisers verblijfsstatus in Thailand.
4.7
Nu de Svb terecht 9 november 2020 heeft aangenomen als datum van huwelijkssluiting, heeft de Svb terecht eisers AOW-pensioen per december 2020 aangepast.
4.8
Voor het overige zijn geen gronden aangevoerd tegen de terugvordering dan wel gronden die duiden op een dringende reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:439