In deze zaak heeft de curator conservatoir beslag gelegd op de woning van eiser, die vordert dat dit beslag wordt opgeheven. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van de curator, die aan het beslag ten grondslag ligt, ondeugdelijk is. De curator heeft gesteld dat hij een vordering op eiser heeft uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling, omdat [bedrijf 1] verbouwingswerkzaamheden aan de woning van eiser heeft uitgevoerd zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. De voorzieningenrechter weegt het belang van de curator bij handhaving van het beslag zwaarder dan het belang van eiser bij opheffing daarvan. De vordering van eiser wordt integraal afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de curator.