ECLI:NL:RBOVE:2024:3521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
ak_23_2299
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 3 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 31,48%, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 10 december 2023. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen een juist beeld hebben van eisers medische situatie en dat de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage correct is. Eiser, die lijdt aan fibromyalgie en een aanpassingsstoornis, betoogde dat zijn beperkingen niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelt echter dat de verzekeringsartsen de juiste beperkingen hebben vastgesteld en dat er geen aanleiding is om aan hun conclusies te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2299

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. N. Velthorst,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: L.A.P. ter Laak.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2
In het besluit van 8 maart 2023 heeft het UWV aan eiser laten weten dat hij met ingang van 1 mei 2023 een vervolguitkering krijgt, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,97%. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3
In het bestreden besluit is het besluit van 8 maart 2023 herroepen en is eisers mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 31,48%. Met ingang van 10 december 2023 heeft eiser geen recht meer op een WIA-uitkering. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.4
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiser werkte tot 31 juli 2019 als logistiek medewerker voor ongeveer 38 uur per week. Na afloop van dit dienstverband kreeg eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Hij heeft zich op 18 september 2019 ziek gemeld. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. In het besluit van 27 januari 2022 is aan eiser met ingang van 15 september 2021 op grond van de WIA een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35,97%. Hij krijgt deze uitkering tot en met 30 april 2023.
2.2
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hiervoor in de inleiding uiteen is gezet.

Standpunten van partijen

3.1
Aan het bestreden besluit ligt het standpunt van het UWV ten grondslag dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.2
Eiser stelt zich op het standpunt – samengevat weergegeven – dat hij als gevolg van fibromyalgie dan wel een chronisch pijnsyndroom meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen en opgenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). Eiser kampt al lang met klachten en die klachten zijn in de loop van de tijd verergerd. Eiser verwijst in dit verband naar het advies over fibromyalgie van april 2024 van de Gezondheidsraad en de nieuwe inzichten die er zijn over fibromyalgie. Eiser wijst er verder op dat zijn klachtenpresentatie in grote lijnen consistent is. Ook is eiser vanwege zijn psychische klachten meer beperkt dan het UWV heeft aangenomen. Eiser is bekend met een flinke aanpassingsstoornis en daarom moeten er, in lijn met de GGZ Zorgstandaard (de Zorgstandaard), significante beperkingen worden aangenomen in sociaal en beroepsmatig functioneren. Eiser stelt verder dan het UWV ten onrechte geen urenbeperking heeft opgenomen. Ter onderbouwing van zijn betoog verwijst eiser naar een brief van de reumatoloog van 8 december 2023, een rapport van Werkfit van 17 oktober 2023 en een schrijven van de huisarts van 16 april 2024 waarin aan eiser medicinale cannabis wordt voorgeschreven. Vanwege zijn beperkingen kan hij de functies die het UWV heeft geduid, niet verrichten. Ook is niet inzichtelijk waarom eisers arbeidsongeschiktheidspercentage ten opzichte van de beoordeling in januari 2022 lager is, terwijl de FML gelijk is gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd per 10 december 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.2
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser bekend is met fibromyalgie, een aanpassingsstoornis, gonartrose en hoofdpijn. Volgens de verzekeringsarts komen de geclaimde belemmeringen niet overeen met eisers presentatie en zijn er op dit vlak inconsistenties. De verzekeringsarts acht eiser op preventieve gronden beperkt voor zwaar tillen en dragen, duwen en trekken en langdurig staan. Vanwege eisers knieklachten acht de verzekeringsarts eiser beperkt voor knielen en hurken, geknield of gehurkt werken en veelvuldig traplopen. Vanwege de rug- en schouderklachten, voortkomend uit de fibromyalgie, heeft de verzekeringsarts eiser beperkt geacht voor het boven schouderhoogte actief zijn, reiken, gebogen en getordeerd werken en frequent buigen. De verzekeringsarts acht eiser vanwege zijn mentale problematiek beperkt voor werk met veelvuldige storingen en onderbrekingen. Ook is eiser beperkt voor het omgaan met deadlines en productiepieken, een hoog handelingstempo, het omgaan met conflicten en voor leidinggevende taken. Volgens de verzekeringsarts is een urenbeperking niet aan de orde. Eiser heeft geen aandoening die gepaard gaat met een aanzienlijk verlies van energie. Ook uit preventief oogpunt of vanwege verminderde beschikbaarheid is geen reden om te komen tot een urenbeperking, aldus de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft in FML beperkingen opgenomen voor de onderdelen ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’, ‘fysieke omgevingseisen’, ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’.
4.3
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 28 september 2023 overtuigend gemotiveerd waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven en waarom hij in de medische informatie van onder meer de revalidatiearts en reumatoloog, die in bezwaar is overgelegd, geen aanleiding ziet om te komen tot een ander oordeel.
4.4
De rechtbank acht de rapporten van de verzekeringsartsen overtuigend en heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan hun conclusies. Met de klachten van eiser is rekening gehouden door beperkingen aan te nemen op een wijze, waarvan de rechtbank niet is gebleken dat die onjuist is. Dat eiser zwaardere beperkingen ervaart, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is namelijk niet alleen wat eiser ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. Het is bovendien de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om uit de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid. Uit de medische informatie die in het dossier zit blijkt de rechtbank niet van aanwijzingen dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van eisers medische situatie of een verkeerde inschatting hebben gemaakt van de belastbaarheid van eiser op de datum in geding.
Eisers verwijzing naar de Zorgstandaard en de nieuwe inzichten ten aanzien fibromyalgie leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hieruit kan namelijk niet de conclusie worden getrokken dat bij een aanpassingsstoornis altijd beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren als bedoeld in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) moeten worden aangenomen. De Zorgstandaard geeft handvatten voor diagnostiek, behandeling en begeleiding van een aanpassingsstoornis en is niet bedoeld voor het vaststellen van beperkingen in arbeid en ziet niet op de begrippen persoonlijk en sociaal functioneren zoals bedoeld in het CBBS [1] . De stelling van eiser dat een verdergaande urenbeperking aangenomen moet worden, vindt geen steun in de medische informatie die hij in beroep heeft overgelegd. Dit alles betekent dat de rechtbank vindt dat het UWV mocht uitgaan van de juistheid van de medische rapporten en de daarbij behorende FML.
4.5
Uitgaande van de juistheid van de FML is het aannemelijk dat eiser in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en operator voedingsmiddelenindustrie (SBC-code 271121) te vervullen. De arbeidsdeskundige heeft gekeken of de beperkingen die in de FML zijn opgenomen voor eiser een belemmering zijn om deze functies uit te oefenen. Dat is niet het geval. In de aangevoerde beroepsgronden heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden om de geselecteerde functies in medisch opzicht ongeschikt te achten voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft andere (passende) functies geselecteerd, waardoor het uurloon van de mediaan ook anders is dan bij de beoordeling in januari 2022. Het gevolg is een hogere restverdiencapaciteit en een lager arbeidsongeschiktheidspercentage. Deze wijze van berekening van de loonwaarde is correct.

Conclusie en gevolgen

5. Uitgaande van de verdiensten in de geselecteerde functies, afgezet tegen het maatmanloon van eiser, is het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser terecht bepaald op minder dan 35%. Het UWV is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat eiser niet (meer) in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.uitspraak van 3 maart 2022 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2022:598