ECLI:NL:RBOVE:2024:352

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
08.330527.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor verkrachting met geweld en terbeschikkingstelling

Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor verkrachting. De rechtbank gelastte tevens dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van verkrachting op 19 december 2022 in Enschede, waarbij hij het slachtoffer met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verklaringen van het slachtoffer en deskundigen in overweging genomen. De verdachte heeft een psychische stoornis (schizofrenie) en is verminderd toerekeningsvatbaar bevonden. De rechtbank heeft ook een contactverbod van vijf jaar opgelegd aan de verdachte ten aanzien van het slachtoffer, evenals een schadevergoeding van € 15.155,37 aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.330527.22 (P)
Datum vonnis: 22 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Vught in Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.L. Blonk en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door
mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een persoon genaamd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Enschede
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het brengen/duwen van zijn geslachtsdeel in de anus van die [slachtoffer] en/of
het brengen/duwen van zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] en/of
het brengen/duwen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk,
- op die [slachtoffer] is toegelopen en haar heeft gevraagd "Can I ask you
something?" en/of "Do you have a minute for me?", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] bij de hand(en) en/of de arm(en) heeft vastgepakt
en die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of
- die [slachtoffer] eenmaal of meerdere malen, met kracht naar/tegen de grond
heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] , die probeerde bij hem, verdachte weg te komen, meerdere
malen heeft teruggetrokken en/of
- die [slachtoffer] eenmaal of meerdere malen, met kracht, in het gezicht,
althans tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of aan het hoofd van
die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- de broek en/of de sokken en/of de schoenen en/of de onderbroek van die
[slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft omgedraaid en/of (vervolgens) voorover heeft gebogen
en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) de woorden "Bent over", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking heeft toegevoegd en/of
- die [slachtoffer] , met kracht, aan haar haren heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] de woorden "It's really fine" en/of "Oh, it's fine", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking heeft toegevoegd en/of
- die [slachtoffer] bij de arm(en) en/of bij de jas heeft vastgehouden en/of
(aldus) heeft belet bij hem, verdachte, weg te kunnen komen en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen
van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het ten laste gelegde feit is bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezen verklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 19 december 2022;
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 19 december 2022;
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, beschrijving camerabeelden verkrachting, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] op 20 december 2022;
4.
Het rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek opgesteld door
ing. F. van Gennip op 31 januari 2023;
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Slaan en duwen naar de grond
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de stelling van verdachte ter terechtzitting dat hij [slachtoffer] niet heeft geslagen en dat hij [slachtoffer] niet naar de grond heeft geduwd, wordt weerlegd door de verklaring van aangeefster, welke verklaring (ook) op deze punten steun vindt in het proces-verbaal beschrijving van de camerabeelden, een en ander opgenomen in voornoemde bewijsmiddelen nummer 1 en 3.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2022 te Enschede door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het brengen/duwen van zijn geslachtsdeel in de anus van die [slachtoffer] en
het brengen/duwen van zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] en
het brengen/duwen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] ,
welk geweld, hierin heeft bestaan dat verdachte opzettelijk,
- die [slachtoffer] bij de hand en/of de arm heeft vastgepakt en die [slachtoffer] heeft meegetrokken en
- die [slachtoffer] meerdere malen, met kracht naar/tegen de grond heeft geduwd en
- die [slachtoffer] , die probeerde bij hem, verdachte weg te komen, meerdere malen heeft teruggetrokken en
- die [slachtoffer] meerdere malen, met kracht, in het gezicht heeft geslagen/gestompt en aan het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- de broek en de sokken en de schoenen en de onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- die [slachtoffer] heeft omgedraaid en vervolgens voorover heeft gebogen en
- die [slachtoffer] daarbij de woorden "Bent over" heeft toegevoegd en
- die [slachtoffer] , met kracht, aan haar haren heeft getrokken en
- die [slachtoffer] bij de armen en bij de jas heeft vastgehouden en aldus heeft belet bij hem, verdachte, weg te kunnen komen en
- meermalen voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op: het misdrijf: verkrachting.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben het standpunt ingenomen dat bij verdachte sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
5.2
De bevindingen van de deskundigen
Naar aanleiding van een observatie in het Pieter Baan Centrum is op 20 juli 2023 over verdachte een rapportage opgemaakt door M.D. van Ekeren, psychiater, N.C. Kuin, klinisch neuropsycholoog, rapporteur in opleiding onder supervisie van M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog. Uit deze rapportage volgt ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid zakelijk weergegeven onder meer het volgende.
De psychische stoornis (schizofrenie) heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Verdachte kan complexe situaties onvoldoende inschatten, overzien of adequaat interpreteren. Er is geen ziektebesef en geen enkel zicht op het eigen handelen en de gevolgen daarvan. Anders gezegd: verdachte heeft geen zicht op zichzelf, zijn impulsen en op zijn eigen (psychotische) belevingen. Verdachte heeft bovendien geen enkele sturing op zichzelf en op zijn leven. Onderzoekers hebben geen eenduidig zicht gekregen op de belevingen van verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Omdat verdachte in een psychotische toestand verkeerde in de periode van het ten laste gelegde, maar onderzoekers niet met zekerheid hebben kunnen vaststellen dat dit een allesbepalende invloed op verdachte had, adviseert het onderzoekend team om verdachte het ten laste gelegde in tenminste verminderde mate toe te rekenen. Het wordt echter niet ondenkbaar geacht dat - indien er meer over verdachtes belevingswereld en de toedracht bekend geworden zou zijn - een sterkere mate van vermindering, met eventueel een volledige doorwerking van de pathologie - en in het geheel niet toerekenen - zou zijn geadviseerd.
Naar aanleiding van voornoemde rapportage zijn door de verdediging vragen gesteld aan voornoemde deskundigen. Deze vragen zijn bij briefrapport van 11 oktober 2023 beantwoord. Uit dit briefrapport volgt zakelijk weergegeven onder meer het volgende.
In het onderzoek is een goed beeld van verdachte ontstaan waardoor diagnostiek mogelijk is geweest. Het onderzoek heeft aangetoond dat in de periode van het ten laste gelegde psychotische klachten waren en dat er sprake was van middelengebruik, waarmee sprake is van een gelijktijdigheidsverband. Op basis van de ernst van de pathologie en het gelijktijdigheidsverband wordt geadviseerd verdachte te beschouwen als tenminste verminderd toerekeningsvatbaar. Het was niet mogelijk beargumenteerd tot een volledige doorwerking te komen. Om de vraag over de doorwerking nauwkeuriger te beantwoorden, is het nodig beter zicht te krijgen op de gedachteninhoud en beweegredenen van betrokkene. Dit valt niet te achterhalen. Op de terechtzitting zijn voornoemde onderzoekers als deskundigen gehoord. Zij hebben daarbij nadere uitleg gegeven over de vraag hoe zij tot vorenstaande bevindingen en eindconclusie zijn gekomen. Zij hebben desgevraagd medegedeeld dat zij -ook nadat zij hebben kennisgenomen van het verhoor van verdachte op de terechtzitting- bij hun gevolgtrekkingen te blijven.
5.3
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid en maakt deze conclusie met de onderbouwing ervan tot de hare.
De rechtbank zal daarom verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toerekenen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en oplegging van de (ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft betoogd dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling niet passend is nu het aannemelijk is dat verdachte – die de Italiaanse nationaliteit heeft – na veroordeling voor onderhavig feit door de IND tot ongewenst vreemdeling wordt verklaard. Hierdoor eindigt het verblijfsrecht en daardoor is een in het kader van een TBS-behandeling essentieel resocialisatietraject niet toegestaan.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig zedenmisdrijf. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] , een meisje van 19 jaar dat nietsvermoedend haar fiets stalde op de parkeerplaats bij haar werk, overmeesterd en met gebruik van geweld op brute, grove en agressieve wijze oraal, vaginaal en anaal verkracht. Verdachte negeerde ieder verzet. De pogingen van [slachtoffer] om te ontsnappen aan deze gruwelijke situatie werden door verdachte telkens belet door haar aan haar hoofd terug te trekken, haar hard te slaan en te stompen en haar voortdurend vast te houden. Pas nadat verdachte zijn behoefte had bevredigd wist [slachtoffer] met een slimme smoes weg te komen en alarm te slaan. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Verdachte was alleen gericht op bevrediging van zijn eigen seksuele driften en heeft zich geen moment bekommerd om de gevoelens van [slachtoffer] . Van deze vernederende en beangstigende ervaring ondervindt [slachtoffer] tot op heden nog de psychische gevolgen, zoals blijkt uit de door haarzelf ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Uit de in het dossier opgenomen uittreksels uit de justitiële documentatie van verdachte in andere Europese landen alwaar hij heeft verbleven blijkt dat hij ook in die landen niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Deskundigenrapportage
Uit voornoemd deskundigenrapport van 20 juli 2023, volgt, zakelijk weergegeven, verder onder meer het volgende.
- diagnostiek
Er is bij verdachte sprake van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Of en in welke mate sprake is van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek is niet vast te stellen nu het psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie zo prominent aanwezig is dat deze alle andere mogelijke pathologieën overstijgt.
In het klinisch onderzoek in het PBC is – ondanks een adequate dosering antipsychotica – sprake van een aanhoudend ernstig psychotisch beeld (passend bij schizofrenie). Er is bij verdachte sprake van (zogenoemde negatieve) symptomen: starend gedrag, een lege blik, lusteloosheid, initiatiefarmoede, het ontbreken of beperkt aanwezig zijn van spontane spraak, vervlakking, terugtrekgedrag, het ontlopen van sociale contacten en het mijden van prikkels. Deze symptomen zijn al langere tijd bij verdachte waargenomen, ook voor het instellen op anti-psychotische medicatie. Ondanks wisselende uitspraken van verdachte hierover, bestaat de indruk dat sprake is van (een zogenoemd positief symptoom) imperatieve hallucinaties, onder andere van een stem die hem opdracht geeft op de grond te gaan liggen, maar ook (eenmaal door verdachte vertelt en later weer ontkent) dat hij het ten laste gelegde pleegde onder invloed van een stem.
Er is tevens sprake van katatonie, een ernstige motorische ontregeling passend bij
schizofrenie; het fixerende staren, het vrijwel roerloos zittend of staand in zijn cel worden aangetroffen en de beperkte spraak wijzen daarop. Onvoorziene plotselinge agressiedoorbraken, passend bij katatonie, zijn bij verdachte niet vastgesteld.
Ten aanzien van de stoornis in het gebruik van cannabis is verdachte nog immer zuchtig.
- toerekeningsvatbaarheid
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld is het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
- recidive
Uit de samengenomen uitkomsten van de verschillende risicotaxatie-instrumenten kan worden gesteld dat er sprake is van een matig tot hoog recidiverisico, waarbij de psychiatrische problematiek zwaar meeweegt vanwege de doorwerking daarvan op diverse algemene risicofactoren in het huidige functioneren. De belangrijkste risicofactoren lijken op dit moment te worden gevormd door de psychose, de verslavingsproblematiek en de interactie tussen deze twee. Dat betekent dat er vooral risico's worden gezien op korte tot middellange termijn indien verdachte nu zonder behandeling en zonder enige zorg of toezicht in vrijheid zou worden gesteld. Op eventueel achterliggende, in de persoon van verdachte verankerde risicofactoren (die ook aanwezig zijn als hij niet psychotisch is en niet in gebruik) kan door de beperktheid van het onderzoek geen zicht worden verkregen. Daarmee is niet te zeggen in hoeverre er risicofactoren resteren wanneer verdachtes psychose en verslavingsproblematiek adequaat worden behandeld en kan een inschatting van het recidivegevaar op de lange termijn niet worden gegeven.
- behandeling en advies
Om het recidivegevaar af te wenden is behandeling nodig. In behandeling dient medicatiegebruik voorop te staan, moet er ruime aandacht zijn voor opstellen van het delict-scenario en moet er aandacht zijn voor psycho-educatie. Dit zal, gezien ontkenning van de eigen problematiek door verdachte en het feit dat er sprake is van cognitieve problemen ten gevolge van de schizofrenie, een langdurig proces zijn. Een zorgmachtiging is ontoereikend nu verdachte een langdurig forensisch psychiatrische behandeling nodig heeft. De juiste instelling op medicatie zal een langdurig proces zijn. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is niet mogelijk nu verdachte meent geen behandeling nodig te hebben en de noodzaak van medicatiegebruik niet inziet. Geadviseerd wordt oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Toelichting ter zitting door de deskundigen
Voornoemde deskundigen hebben hun zorgen geuit ten aanzien van de ernst van de gediagnosticeerde schizofrenie en het beperkte effect van een adequate dosis medicatie, mede gezien de nog relatief jonge leeftijd van verdachte. De deskundigen hebben, zoals hiervoor is weergegeven, gepersisteerd bij de in de rapportage gestelde conclusies ten aanzien van de diagnostiek en de toerekeningsvatbaarheid. Het onbehandeld terugkeren in de maatschappij van verdachte is door de psychiater geduid als gevaarlijk. De deskundigen hebben de noodzaak van een lange klinische behandeling voor de dubbeldiagnostiek met passend ingestelde medicatie benadrukt en achten de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege het enig geschikte kader.
Strafmaat
- gevangenisstraf
De ernst van het gepleegde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De LOVS oriëntatiepunten geven als uitgangspunt van denken voor een verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang een gevangenisstraf van 36 maanden en in geval van ernstig geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van een verkrachting met toepassing van ernstig geweld. De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit verdachte in verminderde mate toegerekend kan worden.
Het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
- maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank deelt de bevindingen en conclusies van de deskundigen, zoals hiervoor zijn uiteengezet. Gezien de ernstige problematiek, te weten de dubbeldiagnose van schizofrenie en verslavingsproblematiek, wacht verdachte naar verwachting een lang forensisch psychiatrisch behandeltraject. Een behandeling in het kader van een zorgmachtiging is onvoldoende gezien de beperking in tijd. Het vorenstaande, daarbij ook het recidiverisico in aanmerking nemend, maken naar het oordeel van de rechtbank een langdurige behandeling binnen een dwingend kader, te weten het kader van de terbeschikkingstelling, noodzakelijk. Weliswaar is verdachte relatief jong, heeft hij geen eerdere documentatie en is de maatregel van terbeschikkingstelling ingrijpend, desondanks is de rechtbank, gezien het advies van de deskundigen, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling eisen. De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan. Bij verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde verkrachting sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, en dus een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr.
Verdachte ziet de noodzaak van behandeling en medicatiegebruik niet in. Daardoor is een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet mogelijk. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Ingevolge artikel 38d, eerste lid, Sr geldt de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaren. De maatregel zal in deze zaak worden opgelegd vanwege een misdrijf dat was gericht tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Aldus is sprake van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaren te boven gaan.
- de nationaliteit van verdachte
Uit vaste jurisprudentie (zie HR 20 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4898) volgt dat ook bij verdachten die vreemdeling zijn, sprake kan zijn van een noodzaak tot behandeling in een TBS-kader ter beveiliging van de maatschappij. De achterliggende doelstelling bij een ter beschikkingstelling is terugkeer in de samenleving. Dit hoeft echter niet noodzakelijkerwijs de Nederlandse samenleving te zijn. Of verdachte al dan niet ongewenst vreemdeling is en Nederland kan of zal worden uitgezet is niet van belang. Relevant is de vraag of de persoon van verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen in de samenleving in het algemeen, dus niet slechts de Nederlandse samenleving. Daarbij overweegt de rechtbank dat het mogelijk is dat verdachte, indien hij wordt uitgezet, toch naar Nederland terugkeert en dan wederom of nog steeds een gevaar voor anderen kan vormen.
- contactverbod op grond van artikel 38 v Sr
Namens het slachtoffer [slachtoffer] is schriftelijk verzocht om verdachte te verbieden op enigerlei wijze contact met haar op te nemen. De officier van justitie heeft gevorderd dit verbod op te leggen in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr moet worden opgelegd. Een dergelijke maatregel kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten als iemand voor een strafbaar feit wordt veroordeeld.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten de verkrachting van [slachtoffer] en hij wordt hiervoor veroordeeld. Gelet op de ernst van dit feit en het ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw aan een dergelijk feit schuldig zal maken. De bescherming van de veiligheid van de maatschappij rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van deze maatregel in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden het opleggen van deze maatregel ten aanzien van [slachtoffer] voor de duur van vijf jaren noodzakelijk en proportioneel is, op straffe van twee weken hechtenis bij iedere overtreding van de maatregel tot een maximum van zes maanden hechtenis.
- dadelijke uitvoerbaarheid maatregel 38 v Sr
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er gezien de ernstige problematiek van verdachte in de vorm van een psychische stoornis en verslavingsproblematiek, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Aldus is ook de directe werking van de maatregel gerechtvaardigd.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. E.M. Keulen, vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 17.885,57 [zeventienduizend achthonderdvijfentachtig euro en zevenenvijftig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kleding, te weten:
- jas € 708,00;
- broek € 19,95;
- ondergoed € 3,00;
- sokken € 1,30;
- oorbellen € 9,99;
- eigen risico 2023 € 371,07;
- reiskosten € 187,26;
- toekomstige schade € 585,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 16.000,00 gevorderd.
Ter zitting van 8 januari 2024 is door mr. Keulen aangevoerd dat aan immateriële schade een hoger bedrag wordt gevorderd dan is toegewezen in de aangehaalde jurisprudentie, omdat in de gevorderde immateriële schade ook is meegenomen een bedrag voor verlies van verdienvermogen. Ook is aangevoerd dat de reiskosten voor het officiersgesprek in mindering kunnen worden gebracht op de vordering, maar dat daar tegenover staat dat op
26 oktober 2023 een extra gesprek op het kantoor van mr. Keulen heeft plaatsgevonden inhoudende reiskosten van € 10,00 en dat, bij verrekening van deze posten, een bedrag van
€ 32,40 in mindering kan worden gebracht op de post reiskosten. Daarmee komt de vordering dus volgens de raadsvrouw op een totaalbedrag van € 17.853,17 [zeventienduizend achthonderd drieënvijftig euro en zeventien eurocent].
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering kan worden toegewezen met uitzondering van een bedrag van 42,12 aan reiskosten, nu deze reiskosten niet zijn gemaakt omdat het daaraan ten grondslag liggende gesprek digitaal heeft plaatsgevonden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de gevorderde materiële schade. De raadsman heeft verzocht de immateriële schade te matigen tot € 10.000,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De materiële schade
- kleding: jas, broek, ondergoed, sokken, oorbellen
De opgevoerde schadeposten onder de post kleding zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 742,24.
- eigen risico 2023
De opgevoerde schadepost eigen risico 2023 is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 371,07.
- reiskosten
De rechtbank begrijpt uit hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting heeft aangevoerd dat zij de vordering verlaagt omdat het officiersgesprek digitaal heeft plaatsgevonden en daarvoor dus geen reiskosten zoals opgegeven in de vordering (€ 65,52) gemaakt zijn. Daarentegen zijn er wel extra kosten gemaakt, volgens de raadsvrouw € 10,00, omdat er een tweede bezoek is geweest door de benadeelde partij aan haar kantoor.
Daarmee komt het volgens de rechtbank in mindering te brengen bedrag op de totale vordering op € 55,52 en niet op € 32,40, zoals gesteld door de raadsvrouw. Om die reden gaat de rechtbank uit van een totale vordering van € 17.830,05.
De schadepost reiskosten omvat dus (na aanpassing) reiskosten vanwege het ophalen van de fiets van het slachtoffer, behandelingen bij De Synergie, forensisch onderzoek, zittingen bij de rechtbank en reiskosten naar de advocaat van de benadeelde partij. De rechtbank zal deze posten hieronder bespreken.
Reiskosten ophalen fiets, De Synergie, forensisch onderzoek
De opgevoerde reiskosten die zien op het ophalen van de fiets van het slachtoffer, behandeling bij De Synergie en forensisch onderzoek betreffen rechtstreekse schade. Deze opgevoerde schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 42,06.
Reiskosten zittingen
Ten aanzien van de opgevoerde reiskosten die betrekking hebben op het bijwonen van de zittingen overweegt de rechtbank dat deze kosten geen rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit veroorzaakte schade betreffen. Deze kosten komen zodoende niet, zoals gevorderd, als materiële schade voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank overweegt verder dat de kosten ook niet aan te merken zijn als voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, omdat de benadeelde partij niet in persoon, maar met een advocaat procedeert. Bedoelde reiskosten ad € 70,20 zullen daarom worden afgewezen.
Reiskosten advocaat
Reiskosten van de benadeelde partij naar de advocaat betreffen geen rechtstreekse schade maar vallen onder (toewijsbare) proceskosten in de vorm van kosten rechtsbijstand. Deze opgevoerde schadepost zal de rechtbank daarom hieronder afzonderlijk bespreken.
- toekomstige schade
De onder de post toekomstige schade opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:106 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) drie categorieën geeft waarin een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen smartengeldvergoeding, namelijk indien verdachte het oogmerk had tot toebrengen van de schade (a), indien sprake is van aantasting in de persoon (b) of indien sprake is van aantasting van de nagedachtenis van een overledene (c). Onder sub b vallen drie verschijningsvormen; lichamelijk letsel (1), aantasting van eer en goede naam (2) en aantasting in de persoon op andere wijze (3).
De benadeelde partij vordert de schade op grond van artikel 6:106 sub b BW nu sprake is van psychische nadelige gevolgen. De rechtbank is van oordeel dat de ingediende vordering valt binnen de categorie aantasting in de persoon op andere wijze. De rechtbank heeft zich bij het vaststellen van de hoogte van de immateriële schade rekenschap gegeven van de aangehaalde jurisprudentie en van vergelijkbare zaken. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat de gevorderde schade deels ziet op verlies van verdienvermogen. De rechtbank stelt de schade naar billijkheid vast op € 14.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en voor het meerdere niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De proceskosten
Zoals hiervoor is uiteengezet zijn de reiskosten van de benadeelde partij naar de advocaat aan te merken als proceskosten. Opgevoerd is een bedrag van € 9,48. Ter zitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er ook nog een tweede gesprek bij de advocaat op kantoor is geweest. Opgevoerd is een bedrag van € 10,00. Proceskosten zijn geen onderdeel van de schade. Voor de proceskosten bestaande uit advocaatkosten geldt in beginsel dezelfde maatstaf als in een civiele procedure. De begroting vindt vaak plaats aan de hand van de forfaitaire bedragen die in het civiele recht worden gehanteerd. De rechtbank ziet echter in deze zaak in de beperkte omvang van de opgevoerde kosten die de rechtbank redelijk voorkomen, reden om de daadwerkelijk gemaakte kosten toe te wijzen, dat wil zeggen twee maal een bedrag van € 9,48. Overigens is de vordering op dit punt niet-ontvankelijk.
De wettelijke rente
De rechtbank zal de toegewezen bedragen onder de posten kleding, eigen risico en immateriële schade, vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten de datum van het schadeveroorzakende feit op
19 december 2022.
De schade onder de post reiskosten is op verschillende momenten ontstaan. Uit praktische overwegingen zal de rechtbank de toegewezen reiskosten vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum gelegen in ongeveer het midden van de periode waarop de schade is ontstaan, te weten 20 februari 2023.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 110 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b, 38d, 38w Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel van terbeschikkingstelling
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
maatregel ingevolge artikel 38v Sr
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
2 (twee) wekenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van in totaal
€ 15.155,37 (zegge: vijftienduizend honderdvijfenvijftig euro en zevenendertig eurocent) (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van de volgende bedragen
- € 15.113, 31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022;
- € 42,06 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 18,96, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag € 15.155,37 (zegge: vijftienduizend honderdvijfenvijftig euro en zevenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente:
- vanaf 19 december 2022 voor het bedrag van € 15.113,31
- vanaf 20 februari 2023 voor het bedrag van € 42,06
ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 110 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 2.585,52 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] af tot een bedrag van € 70,20.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024.
Buiten staat
Mr. Wentink en mr. Ten Cate zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC22292 / Narvik. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.