6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig zedenmisdrijf. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] , een meisje van 19 jaar dat nietsvermoedend haar fiets stalde op de parkeerplaats bij haar werk, overmeesterd en met gebruik van geweld op brute, grove en agressieve wijze oraal, vaginaal en anaal verkracht. Verdachte negeerde ieder verzet. De pogingen van [slachtoffer] om te ontsnappen aan deze gruwelijke situatie werden door verdachte telkens belet door haar aan haar hoofd terug te trekken, haar hard te slaan en te stompen en haar voortdurend vast te houden. Pas nadat verdachte zijn behoefte had bevredigd wist [slachtoffer] met een slimme smoes weg te komen en alarm te slaan. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Verdachte was alleen gericht op bevrediging van zijn eigen seksuele driften en heeft zich geen moment bekommerd om de gevoelens van [slachtoffer] . Van deze vernederende en beangstigende ervaring ondervindt [slachtoffer] tot op heden nog de psychische gevolgen, zoals blijkt uit de door haarzelf ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Uit de in het dossier opgenomen uittreksels uit de justitiële documentatie van verdachte in andere Europese landen alwaar hij heeft verbleven blijkt dat hij ook in die landen niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Deskundigenrapportage
Uit voornoemd deskundigenrapport van 20 juli 2023, volgt, zakelijk weergegeven, verder onder meer het volgende.
- diagnostiek
Er is bij verdachte sprake van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Of en in welke mate sprake is van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek is niet vast te stellen nu het psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie zo prominent aanwezig is dat deze alle andere mogelijke pathologieën overstijgt.
In het klinisch onderzoek in het PBC is – ondanks een adequate dosering antipsychotica – sprake van een aanhoudend ernstig psychotisch beeld (passend bij schizofrenie). Er is bij verdachte sprake van (zogenoemde negatieve) symptomen: starend gedrag, een lege blik, lusteloosheid, initiatiefarmoede, het ontbreken of beperkt aanwezig zijn van spontane spraak, vervlakking, terugtrekgedrag, het ontlopen van sociale contacten en het mijden van prikkels. Deze symptomen zijn al langere tijd bij verdachte waargenomen, ook voor het instellen op anti-psychotische medicatie. Ondanks wisselende uitspraken van verdachte hierover, bestaat de indruk dat sprake is van (een zogenoemd positief symptoom) imperatieve hallucinaties, onder andere van een stem die hem opdracht geeft op de grond te gaan liggen, maar ook (eenmaal door verdachte vertelt en later weer ontkent) dat hij het ten laste gelegde pleegde onder invloed van een stem.
Er is tevens sprake van katatonie, een ernstige motorische ontregeling passend bij
schizofrenie; het fixerende staren, het vrijwel roerloos zittend of staand in zijn cel worden aangetroffen en de beperkte spraak wijzen daarop. Onvoorziene plotselinge agressiedoorbraken, passend bij katatonie, zijn bij verdachte niet vastgesteld.
Ten aanzien van de stoornis in het gebruik van cannabis is verdachte nog immer zuchtig.
- toerekeningsvatbaarheid
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld is het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
- recidive
Uit de samengenomen uitkomsten van de verschillende risicotaxatie-instrumenten kan worden gesteld dat er sprake is van een matig tot hoog recidiverisico, waarbij de psychiatrische problematiek zwaar meeweegt vanwege de doorwerking daarvan op diverse algemene risicofactoren in het huidige functioneren. De belangrijkste risicofactoren lijken op dit moment te worden gevormd door de psychose, de verslavingsproblematiek en de interactie tussen deze twee. Dat betekent dat er vooral risico's worden gezien op korte tot middellange termijn indien verdachte nu zonder behandeling en zonder enige zorg of toezicht in vrijheid zou worden gesteld. Op eventueel achterliggende, in de persoon van verdachte verankerde risicofactoren (die ook aanwezig zijn als hij niet psychotisch is en niet in gebruik) kan door de beperktheid van het onderzoek geen zicht worden verkregen. Daarmee is niet te zeggen in hoeverre er risicofactoren resteren wanneer verdachtes psychose en verslavingsproblematiek adequaat worden behandeld en kan een inschatting van het recidivegevaar op de lange termijn niet worden gegeven.
- behandeling en advies
Om het recidivegevaar af te wenden is behandeling nodig. In behandeling dient medicatiegebruik voorop te staan, moet er ruime aandacht zijn voor opstellen van het delict-scenario en moet er aandacht zijn voor psycho-educatie. Dit zal, gezien ontkenning van de eigen problematiek door verdachte en het feit dat er sprake is van cognitieve problemen ten gevolge van de schizofrenie, een langdurig proces zijn. Een zorgmachtiging is ontoereikend nu verdachte een langdurig forensisch psychiatrische behandeling nodig heeft. De juiste instelling op medicatie zal een langdurig proces zijn. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is niet mogelijk nu verdachte meent geen behandeling nodig te hebben en de noodzaak van medicatiegebruik niet inziet. Geadviseerd wordt oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Toelichting ter zitting door de deskundigen
Voornoemde deskundigen hebben hun zorgen geuit ten aanzien van de ernst van de gediagnosticeerde schizofrenie en het beperkte effect van een adequate dosis medicatie, mede gezien de nog relatief jonge leeftijd van verdachte. De deskundigen hebben, zoals hiervoor is weergegeven, gepersisteerd bij de in de rapportage gestelde conclusies ten aanzien van de diagnostiek en de toerekeningsvatbaarheid. Het onbehandeld terugkeren in de maatschappij van verdachte is door de psychiater geduid als gevaarlijk. De deskundigen hebben de noodzaak van een lange klinische behandeling voor de dubbeldiagnostiek met passend ingestelde medicatie benadrukt en achten de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege het enig geschikte kader.
- gevangenisstraf
De ernst van het gepleegde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De LOVS oriëntatiepunten geven als uitgangspunt van denken voor een verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang een gevangenisstraf van 36 maanden en in geval van ernstig geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van een verkrachting met toepassing van ernstig geweld. De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit verdachte in verminderde mate toegerekend kan worden.
Het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
- maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank deelt de bevindingen en conclusies van de deskundigen, zoals hiervoor zijn uiteengezet. Gezien de ernstige problematiek, te weten de dubbeldiagnose van schizofrenie en verslavingsproblematiek, wacht verdachte naar verwachting een lang forensisch psychiatrisch behandeltraject. Een behandeling in het kader van een zorgmachtiging is onvoldoende gezien de beperking in tijd. Het vorenstaande, daarbij ook het recidiverisico in aanmerking nemend, maken naar het oordeel van de rechtbank een langdurige behandeling binnen een dwingend kader, te weten het kader van de terbeschikkingstelling, noodzakelijk. Weliswaar is verdachte relatief jong, heeft hij geen eerdere documentatie en is de maatregel van terbeschikkingstelling ingrijpend, desondanks is de rechtbank, gezien het advies van de deskundigen, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling eisen. De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan. Bij verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde verkrachting sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, en dus een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr.
Verdachte ziet de noodzaak van behandeling en medicatiegebruik niet in. Daardoor is een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet mogelijk. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Ingevolge artikel 38d, eerste lid, Sr geldt de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaren. De maatregel zal in deze zaak worden opgelegd vanwege een misdrijf dat was gericht tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Aldus is sprake van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaren te boven gaan.
- de nationaliteit van verdachte
Uit vaste jurisprudentie (zie HR 20 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4898) volgt dat ook bij verdachten die vreemdeling zijn, sprake kan zijn van een noodzaak tot behandeling in een TBS-kader ter beveiliging van de maatschappij. De achterliggende doelstelling bij een ter beschikkingstelling is terugkeer in de samenleving. Dit hoeft echter niet noodzakelijkerwijs de Nederlandse samenleving te zijn. Of verdachte al dan niet ongewenst vreemdeling is en Nederland kan of zal worden uitgezet is niet van belang. Relevant is de vraag of de persoon van verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen in de samenleving in het algemeen, dus niet slechts de Nederlandse samenleving. Daarbij overweegt de rechtbank dat het mogelijk is dat verdachte, indien hij wordt uitgezet, toch naar Nederland terugkeert en dan wederom of nog steeds een gevaar voor anderen kan vormen. - contactverbod op grond van artikel 38 v Sr
Namens het slachtoffer [slachtoffer] is schriftelijk verzocht om verdachte te verbieden op enigerlei wijze contact met haar op te nemen. De officier van justitie heeft gevorderd dit verbod op te leggen in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr moet worden opgelegd. Een dergelijke maatregel kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten als iemand voor een strafbaar feit wordt veroordeeld.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten de verkrachting van [slachtoffer] en hij wordt hiervoor veroordeeld. Gelet op de ernst van dit feit en het ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw aan een dergelijk feit schuldig zal maken. De bescherming van de veiligheid van de maatschappij rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van deze maatregel in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden het opleggen van deze maatregel ten aanzien van [slachtoffer] voor de duur van vijf jaren noodzakelijk en proportioneel is, op straffe van twee weken hechtenis bij iedere overtreding van de maatregel tot een maximum van zes maanden hechtenis.
- dadelijke uitvoerbaarheid maatregel 38 v Sr
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er gezien de ernstige problematiek van verdachte in de vorm van een psychische stoornis en verslavingsproblematiek, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Aldus is ook de directe werking van de maatregel gerechtvaardigd.