ECLI:NL:HR:2001:AD4898
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Aanvullend arrest inzake verkrachting en diefstal met geweld
In deze zaak gaat het om een aanvullend arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op 30 oktober 2001, in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte, geboren in Marokko in 1973, was ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 maart 2000, waarin de verdachte was veroordeeld voor meermalen gepleegde verkrachting en diefstal met geweld. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Kengen, had op 4 december 2000 middelen van cassatie voorgesteld, welke aan het arrest waren gehecht.
De Hoge Raad had eerder op 10 april 2001 het beroep verworpen, maar in dit aanvullend arrest werd vastgesteld dat door een administratief verzuim de voorgestelde middelen niet waren beoordeeld. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet een eerlijke behandeling van zijn zaak had gekregen, zoals vereist door artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de ernst van de juridische gevolgen van deze administratieve tekortkoming, het noodzakelijk was om de eerdere uitspraak aan te vullen met een beoordeling van de voorgestelde middelen.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en handhaafde de beslissing van 10 april 2001. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president C.J.G. Bleichrodt en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker. Mr. B.C. de Savornin Lohman was buiten staat om dit arrest te ondertekenen.