In deze zaak hebben eisers, bestaande uit twee broers en een vennootschap, een kort geding aangespannen tegen de Belastingdienst. De eisers zijn bestuurders van verschillende vennootschappen en stellen dat de Belastingdienst onrechtmatig handelt door de uitvoering en de lange duur van boekenonderzoeken naar hun vennootschappen. De eisers vorderen dat de Belastingdienst het boekenonderzoek stopt en de reeds toegekende beschikkingen uitbetaalt. De Belastingdienst betwist de onrechtmatigheid van haar handelen en stelt dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen met betrekking tot de uitbetaling van beschikkingen, omdat deze vorderingen tegen de ontvanger en niet tegen de Staat ingesteld hadden moeten worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tot uitbetaling van de beschikkingen en dat niet is gebleken van onrechtmatig handelen door de Belastingdienst. De vorderingen van de eisers worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten.