ECLI:NL:RBOVE:2024:3404

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
ak_24_1251
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van boetes opgelegd door het CAK wegens het niet afsluiten van een zorgverzekering

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de boetes die het Centraal Administratiekantoor (CAK) aan haar heeft opgelegd, beoordeeld. Eiseres heeft bij besluiten van 7 juli 2023 en 16 oktober 2023 een boete van € 472,25 ontvangen omdat zij geen zorgverzekering heeft afgesloten, ondanks herhaalde aanmaningen van het CAK. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het CAK heeft in het bestreden besluit van 28 december 2023 de boetes gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het CAK aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiseres, als ingezetene van Nederland, verplicht is om een zorgverzekering af te sluiten op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Eiseres heeft niet binnen de gestelde termijnen een zorgverzekering afgesloten, wat het CAK verplichtte om boetes op te leggen. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, zoals haar werk als counselor en haar financiële situatie, geen reden zijn om de boetes te verlagen of kwijt te schelden. De rechtbank benadrukt dat de plicht om een zorgverzekering af te sluiten voortvloeit uit de wet en dat de solidariteit binnen het verzekeringsstelsel van groot belang is voor de volksgezondheid.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres de boetes moet betalen en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1251

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en

het Centraal Administratiekantoor, het CAK,

mr. J.M. Nijman.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boetes die het CAK aan haar heeft opgelegd.
1.2
Het CAK heeft eiseres bij besluiten 7 juli 2023 en 16 oktober 2023 tweemaal een boete opgelegd van € 472,25. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit van 28 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het CAK bij de besluiten gebleven.
1.3
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het CAK heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van het CAK deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Het CAK heeft eiseres bij brief van 31 maart 2023 aangemaand om binnen drie maanden, vóór 30 juni 2023, een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) af te sluiten, onder aanzegging van een boete.
2.2
In het besluit van 7 juli 2023 heeft het CAK eiseres een eerste boete van € 472,25 opgelegd, omdat zij na het verstrijken van de in de brief van 31 maart 2023 gestelde termijn geen zorgverzekering had afgesloten. Daarbij heeft het CAK eiseres erop gewezen dat zij vóór 7 oktober 2023 alsnog een zorgverzekering moet afsluiten, onder aanzegging van een tweede boete. Ook is eiseres erop gewezen dat het CAK na de tweede boete namens haar een zorgverzekering kan afsluiten. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.3
In het besluit van 16 oktober 2023 heeft het CAK eiseres een tweede boete opgelegd van € 472,25, omdat eiseres nog altijd geen zorgverzekering had afgesloten. Het CAK heeft eiseres erop gewezen dat zij vóór 16 januari 2024 alsnog een zorgverzekering moet afsluiten. Als dat niet gebeurt, sluit het CAK namens eiseres een zorgverzekering af en moet zij de premie aan het CAK betalen. Tegen dit besluit heeft eiseres ook bezwaar gemaakt.
2.4
Vervolgens heeft het CAK het bestreden besluit van 28 december 2023 genomen, waartegen het beroep van eiseres zich nu richt.

Standpunten van partijen

3.1
Volgens het CAK beschikt eiseres niet over een zorgverzekering, terwijl zij wel verzekeringsplichtig is. Daarom heeft het CAK eiseres op 7 juli 2023 voor het eerst een boete opgelegd. Omdat eiseres na 3 maanden nog steeds geen zorgverkering heeft afgesloten, heeft het CAK eiseres op 16 oktober 2023 opnieuw een boete opgelegd. Het CAK vindt dat de omstandigheden die eiseres heeft genoemd geen reden zijn om aan te nemen dat het niet de schuld van eiseres is of niet aan haar te wijten is dat zij niet op tijd een zorgverzekering heeft afgesloten. Er is geen reden om de boetes te verlagen of kwijt te schelden, aldus het CAK.
3.2
Eiseres stelt – samengevat weergegeven – dat de handelwijze van het CAK vele hiaten, onvolkomenheden, manipulaties, aannames en verkeerde conclusies bevat. Volgens eiseres gaat het CAK op geen enkele wijze inhoudelijk in op haar zienswijze en beweegredenen om geen zorgverzekering af te sluiten. Zij voelt zich niet gehoord of gezien. Eiseres wenst niet mee te betalen aan de ziektekosten, zolang haar werk als counselor en het werk van haar collega’s niet erkend wordt. De werkwijze van eiseres en haar collega’s zorgt er volgens haar juist voor dat er minder zorgkosten gemaakt worden. Eiseres zegt te worden gediscrimineerd en volgens haar schort er iets wezenlijks aan het huidige systeem. Door de verzekeringsplicht wordt dit systeem alleen maar in stand gehouden. Verder bestaat er volgens eiseres aanleiding om de tweede boete te matigen. Eiseres stelt een heel laag inkomen te hebben en zij heeft haar spaarrekening moeten aanspreken om rekeningen te kunnen betalen. Ter onderbouwing van haar betoog verwijst eiseres naar een bijlage waarin zij haar werk en positie toelicht en een ‘bijlage ABC’.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of het CAK terecht boetes aan eiseres heeft opgelegd, omdat zij heeft verzuimd binnen de geldende termijnen een zorgverzekering in de zin van de Zvw af te sluiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.2
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.3
Eiseres is als ingezetene van Nederland verplicht verzekerd voor de Wet langdurige zorg (Wlz) en op die grond ook verzekeringsplichtig voor de Zvw. Vast staat dat eiseres niet binnen de gestelde termijnen een zorgverzekering heeft afgesloten. Het CAK was daarom gelet op de artikelen 9b en 9c van de Zvw gehouden aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Dat kan alleen anders zijn als het niet sluiten van een zorgverzekering niet aan haar kan worden verweten. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Het is namelijk een bewuste keuze van eiseres om zich niet te verzekeren. Het CAK heeft eiseres er bij herhaling op gewezen dat zij geen zorgverzekering heeft en actie moet ondernemen. In de brieven van het CAK staat duidelijk wat eiseres moet doen. Door alleen te bellen met CAK en haar visie op de verzekeringsplicht te delen, zoals eiseres op zitting heeft verklaard, heeft zij aan de brieven van het CAK geen gevolg gegeven. Hoewel het eiseres vrij staat om haar bedenkingen te hebben bij de systematiek rondom zorgverzekeringen, de vergoedingen door zorgverzekeraars en de uitwerking daarvan op de samenleving, ontslaat haar dit niet van de plicht om een zorgverzekering af te sluiten. Dat eiseres zich miskend voelt in haar werk als counselor, betekent evenmin dat zij zich aan de plicht om zich te verzekeren kan onttrekken. Deze plicht vloeit immers rechtstreeks voort uit de wet. Ook blijkt uit vaste rechtspraak [1] en de wetsgeschiedenis [2] dat het niet de bedoeling is dat mensen zich aan het afsluiten van een zorgverzekering kunnen onttrekken. De gedachte hierachter, zo is in de memorie van toelichting [3] uiteengezet, is in de eerste plaats dat onverzekerden geconfronteerd kunnen worden met een ernstige ziekte of een ongeval en zij veelal niet in staat zijn om de kosten van die zorg zelf te betalen. In de tweede plaats gaat het om de solidariteit die ten grondslag ligt aan het verzekeringsstelsel. In de derde plaats wordt een verzekeringsplicht door de wetgever aangewezen geacht omdat onverzekerd zijn er mogelijk toe leidt dat onverzekerden zorg zouden kunnen gaan mijden, wat een negatief effect kan hebben op de volksgezondheid.
4.4
Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat ook in een geval waarin sprake is van het vrijwel ontbreken van draagkracht, het toch geboden is een boete op te leggen. Dit vanwege de prikkel tot verzekering tegen ziektekosten waarvan het belang onder andere gelegen is in de waarborging van de volksgezondheid. Bij het opleggen van de boete dient wel rekening te worden gehouden met de inkomens- en vermogenspositie van de verzekeringsplichtige. Gebleken is dat eiseres de eerste boete van € 472,25 in drie termijnen heeft betaald. Voor de tweede boete is dit ook mogelijk. Eiseres heeft geen omstandigheden over haar inkomens- en vermogenspositie naar voren gebracht die maken dat in haar geval sprake is van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan de tweede boete gematigd zou moeten worden. Dat zij haar spaargeld hiervoor moet aanspreken, is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Het CAK heeft dan ook geen reden hoeven zien om de boetes met toepassing van artikel 5:46, derde lid, van de Awb, te matigen.
4.5
Gelet op het voorgaand heeft het CAK terecht boetes opgelegd aan eiseres in verband met het niet afsluiten van een zorgverzekering.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten
Artikel 5:46
3.Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Wet langdurige zorg (Wlz)
Artikel 1.2.1 Wlz
Ingezetene in de zin van deze wet is degene, die in Nederland woont.
Artikel 2.1.1
1a. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die ingezetene is.
Artikel 2.1.3, Wlz
De Sociale verzekeringsbank stelt ambtshalve en, desgevraagd, op aanvraag vast of een natuurlijke persoon voldoet aan de bij of krachtens de artikelen 2.1.1 of 2.1.2 vastgestelde voorwaarden voor het verzekerd zijn ingevolge deze wet.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Artikel 2
1.Degene die ingevolge de Wet langdurige zorg en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, is verplicht zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
Artikel 9a
1.Het CAK gaat op basis van vergelijking van bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanden na welke verzekeringsplichtigen in weerwil van hun verzekeringsplicht niet krachtens een zorgverzekering verzekerd zijn.
2.Het CAK zendt een verzekeringsplichtige als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke aanmaning om zich binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, alsnog op grond van zo'n verzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
3. De aanmaning bevat een overzicht van de gevolgen indien betrokkene niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn verzekerd zal zijn.
Artikel 9b
1.Indien een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel 9a is verzonden, niet binnen drie maanden na verzending daarvan verzekerd is, legt het CAK hem dan wel, indien de verzekeringsplichtige minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent, een bestuurlijke boete op.
2. De hoogte van de boete is gelijk aan driemaal de tot een maandbedrag herleide standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag.
(…)
5. Tegelijk met de oplegging van de boete deelt het CAK mee wat de gevolgen zullen zijn indien de verzekeringsplichtige niet binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag van verzending van de beschikking tot oplegging van de boete, alsnog verzekerd zal zijn.
Artikel 9c
1. Indien een verzekeringsplichtige aan wie de boete, bedoeld in artikel 9b, is opgelegd, niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 9b, vijfde lid, alsnog verzekerd is, legt het CAK hem dan wel, indien hij minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent nogmaals een bestuurlijke boete op.
(…)
3. De boetebeschikking, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een last, inhoudende dat de verzekeringsplichtige binnen drie maanden na de verzending van de last alsnog krachtens een zorgverzekering verzekerd dient te zijn, bij gebreke waarvan het CAK artikel 9d zal toepassen.
Artikel 9d
1. Indien een verzekeringsplichtige aan wie de bestuurlijke boete en de last, bedoeld in artikel 9c, is opgelegd, niet binnen drie maanden na verzending van de beschikking tot oplegging daarvan alsnog verzekerd is, sluit het CAK namens hem een zorgverzekering waarin hij hem verzekert.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3135.
2.Kamerstukken II 2003/04, nr. 29 763, nr. 3.
3.Kamerstukken II 2009/10, 32 150, nr. 3.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3134.