ECLI:NL:RBOVE:2024:3040

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
AK_24_1249
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering beoordeeld. Eiseres, werkzaam als klantenservicemedewerker, had zich op 28 december 2022 ziek gemeld en ontving vanaf 16 maart 2023 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 22 augustus 2023, omdat de verzekeringsarts oordeelde dat eiseres weer arbeidsgeschikt was. Eiseres betwistte deze beslissing en voerde aan dat haar psychische klachten niet voldoende waren meegewogen en dat er onduidelijkheid bestond over haar arbeidsongeschiktheid in relatie tot een eerder opgesteld re-integratieplan.

De rechtbank oordeelt dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts voldoende informatie heeft verzameld en dat de medische situatie van eiseres correct is beoordeeld. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe feiten heeft gevonden die de eerdere beoordeling zouden kunnen veranderen. Eiseres had geen objectieve medische redenen die haar ongeschiktheid voor haar werk zouden onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de ZW-uitkering rechtmatig was en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1249

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV),
(gemachtigde: mr. C. Lubberts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Eiseres was sinds maart 2022 werkzaam als klantenservicemedewerker voor
20 uur per week. Op 28 december 2022 heeft zij zich ziek gemeld. Na einde van haar jaarcontract ging zij ziek uit dienst. Met ingang van 16 maart 2023 heeft het UWV een
ZW-uitkering aan eiseres toegekend.
1.2.
Met het besluit van 23 augustus 2023 is de ZW-uitkering met ingang van
22 augustus 2023 beëindigd, omdat eiseres volgens de verzekeringsarts weer arbeidsgeschikt is voor haar werk.
1.3.
Met het bestreden besluit van 20 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Standpunten van eiseres

2. Volgens eiseres is de ZW-uitkering ten onrechte beëindigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven dat hij de psychische klachten heeft meegewogen. Ook is ten onrechte geconcludeerd dat de medische informatie van 24 oktober 2023 van Dimence geen nieuw licht werpt op de medische situatie op de datum in geding (22 augustus 2023). Uit die informatie blijkt volgens eiseres onder meer dat zij kampt met klachten op sociaal gebied die hun oorzaak vinden in een zeer belaste voorgeschiedenis. Advies van haar behandelaars is om de thuisbegeleiding flink te intensiveren, zodat dit tot stabilisatie kan leiden. Vervolgens kan onderzoek plaatsvinden naar de persoonlijkheidsproblematiek en gerichte psychologische behandeling. Ook is niet ingegaan op de omvangrijke energetische beperkingen. Hoe deze informatie geen relatie zou kunnen hebben met de situatie op de datum in geding is volgens eiseres onbegrijpelijk. Juist in de functie van klantenservicemedewerker is adequaat sociaal functioneren essentieel.
2.1.
Verder voert eiseres aan dat het onbegrijpelijk is dat op 23 augustus 2023 is besloten dat zij weer arbeidsgeschikt is, terwijl op 8 mei 2023 een re-integratieplan voor
9 maanden is opgesteld in opdracht van het UWV. Deze twee realiteiten kunnen volgens eiseres niet tegelijkertijd naast elkaar bestaan. Een kopie van het re-integratieplan is bij het beroepschrift overgelegd.

Wettelijk kader

3. De wettelijke bepalingen die voor deze zaak van belang zijn staan vermeld in de bijlage.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de ZW-uitkering terecht met ingang van 22 augustus 2023 heeft beëindigd. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.1.
Eiseres was sinds maart 2022 werkzaam als klantenservicemedewerker bij Ziggo voor 20 uur per week. Zij werkte op vier vaste dagen per week en kon zelf aangeven op welke data en tijden ze wilde werken. Eén dag in het weekend was wel verplicht. Voor eiseres was dit de zondag. Zij werkte twee dagen per week van 10.00 – 16.00 uur en twee dagen van 16.00 – 20.00 uur. In het rapport van 21 augustus 2023 heeft de arts na het spreekuur van 16 augustus 2023 geconcludeerd dat eiseres per 22 augustus 2023 weer arbeidsgeschikt is, omdat de medische problemen van eiseres gezondheidsklachten zijn die al langer spelen en waarmee zij ook heeft gewerkt. Ook betreft het geen fysiek belastend werk. Daarnaast zijn geen andere medische redenen naar voren gekomen, waaruit blijkt dat eiseres haar werk niet zou kunnen doen.
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres op 18 december 2023 onderzocht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen reden om de beoordeling van de arts te wijzigen. In het rapport van 18 december 2023 heeft hij geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van vermoeidheidsklachten sinds/na behandeling voor lymfklierkanker medio maart 2021. Vanaf maart 2022 is zij gaan werken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt er medisch gezien geen aanwijsbare oorzaak voor een toename van die vermoeidheidsklachten. Daarom moet eiseres in staat worden geacht om haar werk te kunnen doen. Haar werkzaamheden kon eiseres thuis doen en het was fysiek zeer licht van aard. Het betrof afgebakende werkzaamheden voor een beperkte urenomvang van 20 uur per week en geen hele dagen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kon eiseres ook met haar klachten rekening houden door zelf haar dagen en werktijden aan te geven.
4.3.
De beroepsgronden vermeld in overweging 2. slagen niet. De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van 18 december 2023 blijkt dat de informatie van Dimence en de psychische klachten zijn beoordeeld. Dit is vermeld in onderdeel 4.3. van het rapport. De conclusie van de onderzoekers is dat zich bij eiseres onvoldoende kenmerken voordoen om de diagnose autismespectrumstoornis vast te kunnen stellen. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beschouwing hier niet expliciet op terugkomt of aan refereert, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat geen rekening is gehouden met de psychische klachten.
4.4
De beroepsgrond genoemd in overweging 2.1 slaagt ook niet. Het is begrijpelijk dat eiseres dit tegenstrijdig vindt, maar de beoordeling van een verzekeringsarts of iemand nog arbeidsongeschikt is en recht heeft op de ZW-uitkering staat los van (het verloop van) re-integratie. Een re-integratieplan is namelijk niet opgesteld om een medische situatie van iemand te beschrijven, maar om iemand weer aan (passend) werk te helpen. Ook is de rechtbank niet gebleken dat in het re-integratieplan van eiseres (eventuele) nieuwe feiten staan waar rekening mee zou moeten worden gehouden.
4.5
Dat aan eiseres een WMO-voorziening is toegekend en dat daar een objectiveerbare aandoening of ziekte aan ten grondslag moet liggen, wat ter zitting namens eiseres is aangevoerd, betekent voorts niet dat eiseres daarom niet als gevolg van een ziekte of gebrek niet in staat zou zijn haar eigen werk weer te verrichten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op grond van artikel 3:2 van de Awb moet het bestuursorgaan de nodige kennis vergaren over de relevante feiten en af te wegen belangen bij de voorbereiding van een besluit. De beslissing op bezwaar moet op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb goed gemotiveerd zijn.
Ziektewet (ZW)
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid.
Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.