ECLI:NL:RBOVE:2024:2942

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
ak_23_1513
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor onderhoud gemeentelijk monument door college van burgemeester en wethouders van Zwolle

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor subsidie voor onderhoud van een gemeentelijk monument. De aanvraag werd op 28 februari 2023 ingediend en op 14 maart 2023 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, omdat het subsidieplafond voor 2023 al was bereikt. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit op 30 mei 2023. Eiser stelde dat hij niet was geïnformeerd over het risico dat de subsidie niet verleend zou worden, ondanks zijn tijdige aanvraag. De rechtbank behandelde de zaak op 2 mei 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat het subsidieplafond op 18 januari 2023 al was bereikt. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat hij erop mocht vertrouwen dat de subsidie zou worden verleend, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er toezeggingen zijn gedaan door de gemeente die hem deden geloven dat zijn aanvraag gehonoreerd zou worden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, en mr. J.C. Smitstra, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1513

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, het college,

(gemachtigde: mr. S. Raab).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Aanleiding
2. Eiser heeft op 28 februari 2023 een subsidieaanvraag voor onderhoud van het gemeentelijk monument [adres] ingediend en deze compleet gemaakt op 1 maart 2023. Het college heeft met het besluit van 14 maart 2023 de aanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 6 van de Subsidieverordening stedelijke vernieuwing, omdat het vastgestelde subsidieplafond 2023 voor de regeling al eerder was bereikt.
3. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Eiser heeft daarin gesteld dat hij in eerdere telefoongesprekken voorafgaand aan de aanvraag nooit is gewezen op het risico dat de subsidie ondanks de tijdige aanvraag toch niet verstrekt zou kunnen worden vanwege het bereiken van het subsidieplafond. De subsidie is geweigerd op grond van een voorwaarde die bij hem niet bekend was. De gemeente Zwolle heeft daarom verwachtingen gewekt en deze niet waargemaakt.
4. Het college heeft met het besluit van 30 mei 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het college stelt zich daarbij op het standpunt dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen. Het subsidieplafond is op 18 januari 2023 bereikt. De aanvraag van eiser is nadien ingediend. Om die reden moest de aanvraag van eiser wel afgewezen worden. Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van opgewekt vertrouwen.
Het oordeel van de rechtbank
5. Eiser heeft zich in beroep – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat door de gemeente het vertrouwen is gewekt dat de subsidie zou worden verleend. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op het vertrouwensbeginsel. De gemeente dient volgens eiser het subsidieverzoek alsnog te honoreren.
6. In artikel 3, eerste lid, van de Subsidieverordening stedelijke vernieuwing is bepaald dat jaarlijks een subsidiebudget wordt vastgesteld voor de verstrekkingen van de subsidies die zijn opgenomen in deze verordening. Dit vastgestelde subsidiebudget geldt als subsidieplafond.
6.1.
In artikel 2, aanhef en onder b, van het Besluit “Subsidieplafond” is bepaald dat voor hoofdstuk 3 (‘Ingrijpende verbetering van gemeentelijke monumenten’) en hoofdstuk 4 (‘Onderhoud van de gemeentelijke monumenten’) van de Subsidieverordening stedelijke vernieuwing voor het jaar 2023 gezamenlijk € 60.500,- is vastgesteld als subsidieplafond. Dit is bekendgemaakt in het Gemeenteblad van 19 december 2022 (nr. [nummer]). Daarmee is het subsidieplafond op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
6.2.
Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
6.3.
Het college heeft onbestreden gesteld dat het subsidieplafond op 18 januari 2023 al was bereikt. Gelet op het bepaalde in artikel 4:25, tweede lid, van de Awb was het college daarom gehouden de subsidieaanvraag van eiser te weigeren.
6.4.
Verder kan het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel niet slagen. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. [1] De enkele stelling van eiser dat de gemeente hem telefonisch dan wel via de website niet zou hebben geïnformeerd over het subsidieplafond, is gelet daarop onvoldoende om aan te nemen dat aan eiser is toegezegd dan wel dat bij hem een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de subsidie aan hem zou worden verleend.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. Smitstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:947.