ECLI:NL:RBOVE:2024:2853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/08/306736 / HA ZA 23-450
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen door psycholoog aan zorgbedrijf

In deze civiele zaak heeft de rechtbank Overijssel op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een psycholoog, eiser, en LM Zorg B.V., gedaagde. Eiser had werkzaamheden verricht voor LM Zorg en had twee facturen gestuurd ter waarde van € 46.992,00. Bij de dagvaarding was er nog een bedrag van € 41.992,00 onbetaald. Eiser vorderde betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. Gedaagde stelde dat er een betalingsregeling was overeengekomen, maar de rechtbank oordeelde dat deze regeling niet tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat LM Zorg in verzuim was en dat eiser recht had op de gevorderde bedragen. De rechtbank heeft LM Zorg veroordeeld tot betaling van € 3.712,62 aan eiser, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en tot betaling van beslagkosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en communicatie tussen partijen in contractuele relaties.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/306736 / HA ZA 23-450
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] (Suriname),
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. R.M. Berendsen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LM ZORG B.V.,
gevestigd in Emmen, kantoorhoudende in Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen: LM Zorg,
advocaat: mr. T.A. Vermeulen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 november 2023;
- de conclusie van antwoord van LM Zorg;
- de conclusie van repliek van [eiser];
- de conclusie van dupliek van LM Zorg.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

De vaststaande feiten
2.1.
[eiser] heeft als psycholoog werkzaamheden verricht voor LM Zorg. Zij heeft LM Zorg daarvoor twee facturen met een totaalbedrag van € 46.992,00 gestuurd. Tussen partijen is gecorrespondeerd over de betaling van de facturen, maar LM Zorg heeft de facturen ten tijde van de dagvaarding voor een bedrag van € 41.992,00 onbetaald gelaten.
Wat wil [eiser]?
2.2.
[eiser] vordert dat de rechtbank LM Zorg veroordeelt om een bedrag van € 41.992,00 aan haar te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, de buitengerechtelijke incassokosten, de beslagkosten en de proceskosten. Gedurende deze procedure heeft LM Zorg € 41.992,00 aan [eiser] betaald. Na het in mindering brengen van dit bedrag op de rente, de kosten en de hoofdsom resteert een vordering van € 3.712,62, aldus [eiser].
Wat vindt LM Zorg?
2.3.
LM Zorg is van mening dat er een betalingsregeling tot stand is gekomen waar zij zich aan heeft gehouden. Zij is niet in verzuim geraakt en is daarom geen rente, buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten verschuldigd, aldus LM Zorg.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat [eiser] in Suriname woont, zal de rechtbank eerst onderzoeken of zij bevoegd is en wat het toepasselijke recht is. Op grond van artikel 4 lid 1 jo. artikel 63 van de Brussel I-bis Verordening [1] is de Nederlandse rechter in Zwolle bevoegd, omdat LM Zorg in Zwolle is gevestigd.
3.2.
Het recht dat van toepassing is op de overeenkomst tussen [eiser] en LM Zorg moet worden bepaald aan de hand van de Rome-I Verordening [2] , ook als één van beide partijen niet in een EU-lidstaat is gevestigd. Op grond van artikel 3 lid 1 van de Rome-I Verordening kunnen partijen het recht kiezen dat van toepassing is op de overeenkomst. De rechtskeuze wordt uitdrukkelijk gedaan of blijkt duidelijk uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. Partijen hebben niet uitdrukkelijk voor toepasselijkheid van het Nederlands recht gekozen, maar gaan er, gelet op de verwijzingen naar onder andere het Burgerlijk Wetboek en de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg in de overeenkomst, duidelijk vanuit dat het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank concludeert dan ook dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt en dat daarmee het Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst.
3.3.
Partijen zijn het erover eens dat LM Zorg vlak voor en tijdens deze procedure in totaal een bedrag van € 46.992,00 aan [eiser] heeft betaald. De vraag die in deze procedure nog moet worden beantwoord, is of LM Zorg ook de rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de beslagkosten moet betalen.
3.4.
LM Zorg heeft aangevoerd dat er op 6 oktober 2023 een betalingsregeling is overeengekomen, op basis waarvan zij op 1 november 2023 € 5.000,00 zou betalen, op 1 december 2023 € 5.000,00, op 1 januari 2024 € 5.000,00 en op 1 februari 2024 € 31.992,00. Daaraan heeft zij voldaan, aldus LM Zorg, en daarom is zij geen verdere kosten verschuldigd geraakt.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze betalingsregeling niet tot stand gekomen. [eiser] heeft op 6 oktober 2023 aan LM Zorg laten weten dat zij akkoord is met het betalingsvoorstel van LM Zorg, maar heeft daaraan toegevoegd dat zij wel wil dat de bedragen dan aan het begin van de maand, ofwel de eerste van de maand, overgemaakt kunnen worden. Volgens [eiser] heeft LM Zorg daarop gereageerd met “Nee, Einde vd maand”. Dat heeft LM Zorg niet weersproken. [eiser] heeft dan ook terecht betoogd dat, gelet op artikel 6:225 lid 1 BW, op 6 oktober 2023 geen betalingsregeling tot stand is gekomen. Dat LM Zorg de eerste betaling van € 5.000,00 toch op 1 november 2023 heeft overgemaakt, betekent niet dat [eiser] daar redelijkerwijs uit moest afleiden dat de overige betalingen ook op de eerste dag van de daaropvolgende maanden zouden plaatsvinden. LM Zorg mocht dat, gelet op haar laatste, duidelijke reactie, ook niet van [eiser] verwachten. Er is op 6 oktober 2023 dus geen betalingsregeling overeengekomen.
3.6.
LM Zorg heeft dus te laat betaald en moet de rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen. Nu beide partijen handelden in de uitoefening van beroep of bedrijf is LM Zorg de wettelijke handelsrente verschuldigd. Deze is, zoals gevorderd, toewijsbaar vanaf 25 mei 2023. De (eerste) betalingsregeling die partijen in mei 2023 zijn overeengekomen, met als eerste betaaldatum ‘september 2023’, is door LM Zorg niet nagekomen. Dat betekent niet dat LM Zorg pas vanaf 1 oktober 2023 rente hoeft te betalen. De omstandigheid dat [eiser] na het intreden van het verzuim LM Zorg in de gelegenheid heeft gesteld om alsnog na te komen, betekent niet dat [eiser] afstand heeft gedaan van haar recht om zich op het eerder ingetreden verzuim te beroepen, of dat zij dat recht heeft verwerkt. [3] Zij kan zich dus nog beroepen op het eerder ingetreden verzuim van LM Zorg. Ook het verweer van LM Zorg dat [eiser] de facturen veel te laat heeft verstuurd, doet niets af aan de betalingsverplichting van LM Zorg. Die betalingsverplichting ontstaat immers terstond na uitvoering van de werkzaamheden en niet op het moment dat [eiser] een factuur verstuurt.
De wettelijke handelsrente wordt dus toegewezen vanaf 25 mei 2023 tot en met 20 november 2023 voor een bedrag van € 2.443,23 en verder vanaf 1 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.7.
Ook is LM Zorg de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Op 20 oktober 2023 is namens [eiser] een aanmaning verstuurd en op 29 oktober 2023 en 30 oktober 2023 is er namens [eiser] nog gecorrespondeerd. [eiser] heeft dan ook voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.269,39 voldoen aan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zullen worden toegewezen.
3.8.
Gelet op het voorgaande is LM Zorg aan [eiser] verschuldigd (geweest):
hoofdsom € 41.992,00
rente € 2.443,23
incassokosten
€ 1.269,39
totaal € 45.704,62
De betalingen van LM Zorg van € 41.992,00 zullen hierop in mindering worden gebracht. Op grond van artikel 6:44 BW zal de betaling eerst in mindering worden gebracht op de rente en de kosten en daarna op de hoofdsom. Er zal dus een bedrag van (€ 45.704,62 - € 41.992,00 =) € 3.712,62 aan hoofdsom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna te vermelden.
3.9.
De kosten voor het derdenbeslag zijn toewijsbaar op grond van artikel 706 Rv. De beslagkosten worden begroot op € 2.521,62 en bestaan uit:
verschotten € 1.907,62 (€ 314,00 aan griffierecht en € 1.593,62 aan explootkosten)
salaris
€ 614,00(1 punt x tarief € 614,00)
totaal € 2.521,62
3.10.
LM Zorg wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiser] betalen. Deze worden tot op heden begroot op:
kosten dagvaarding € 137,93
griffierecht € 987,00 (€ 1.301,00 - € 314,00)
salaris advocaat
€ 2.448,00(2 punten x tarief € 1.214,00)
totaal € 3.572,93

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt LM Zorg om een bedrag van € 3.712,62 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 1 december 2023 over € 40.704,62 en daarna steeds te verminderen met de betalingen van LM Zorg, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt LM Zorg om een bedrag van € 2.521,62 aan beslagkosten aan [eiser] te betalen;
4.3.
veroordeelt LM Zorg in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.572,93;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.(SB)

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)
3.HR 6 mei 1921, ECLI:NL:HR:1921:83 en HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2255, en recentelijk nog HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:575.